Schrijfster Annie Ernaux: ‘Ik wilde de Nobelprijs voor de Literatuur niet’

©  Ed Alcock / MYOP / Belga

‘Ik weet echt niet wat ik met de 900.000 euro van die Nobelprijs moet doen’, zegt de schrijfster Annie Ernaux. Een gesprek met de Franse Nobelprijswinnares.

Een uurtje ten noordwesten van centrum Parijs, in het dorp Cergy, woont schrijfster Annie Ernaux (82). Sinds ze vorig jaar de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, is ze wereldberoemd. Aan haar huis valt het niet af te lezen. Een scheef hangende brievenbus met een handgeschreven naam, op de bel een stickertje met de boodschap ‘kapot’. In de tuin staat een atlasceder. Ze ontvangt haar bezoekers vriendelijk maar gereserveerd. Ze woont alleen met haar twee katten Zoë en Sam, en voelt zich zichtbaar ongemakkelijk bij alle ophef die over haar wordt gemaakt. Haar werkkamer komt uit op het noorden, zodat ze niet wordt afgeleid door het uitzicht of de zon. Daar zit ze ‘s ochtends vanaf negen uur te schrijven, met de hand. Haar pen heeft een blijvend kuiltje achtergelaten tussen haar middel- en wijsvinger. De artrose maakt het er niet beter op. We gaan zitten aan de tafel in de woonkamer, met uitzicht op een beekje. ‘In de verte kun je de Eiffeltoren soms zien’, zegt ze. ‘Heel klein natuurlijk. Vandaag niet, het is te mistig.’

De Nobelprijs is geen consecratie. Het is wel een cesuur, er is nu een voor en een na.

Heeft het lang geduurd voor het tot u doordrong dat u nu een Nobelprijswinnaar bent?

Annie Ernaux: Eigenlijk wel. Ik leidde een teruggetrokken leven als schrijver, weg van de Parijse literaire scene. En toen werd ik van de ene op de andere dag een publiek persoon, in zekere zin werd ik van mijn eigenheid beroofd. Dat is niet hoe ik ben. En ik vind het moeilijk om me te verzetten tegen al die vragen en verwachtingen, tegen die inbreuk op mijn leven.

De nacht voor u dat telefoontje uit Stockholm kreeg, schreef u in uw dagboek: ‘Als ik de Nobelprijs krijg, word ik van mijn oude dag beroofd.’ Was u er zo bang voor?

Ernaux: Ik wilde deze prijs niet, en toen kreeg ik hem toch. Ik had me mijn oude dag altijd voorgesteld als een periode van vrijheid, waarin ik met rust gelaten zou worden. Kunnen doen wat ik wil. Schrijven wanneer ik wil. Maar nu moet ik aan al die verwachtingen voldoen. Ik ben niet meer Annie Ernaux. Ik ben de Nobelprijswinnaar.

Maar uw naam staat nog altijd op uw brievenbus, en het hek stond open toen we aankwamen. Op het eerste gezicht lijkt uw leven nog even gemoedelijk als vroeger.

Ernaux: De mensen hier in Cergy zijn niet opdringerig, ze respecteren mijn behoefte aan rust. Vanmiddag liep ik de tuin in om mijn brievenbus te legen. Een man zag dat mijn poort openstond en vroeg of dat de bedoeling was. Ik kende hem niet, hij stelde zich voor als de buurman van nummer 13. Dat was het.

Met de Nobelprijs hebt u de hoogst mogelijke literaire onderscheiding gekregen. Geeft dat dan geen geen voldoening?

Ernaux: Natuurlijk is er veel voldoening. Maar dat heeft niet zozeer met de prijs te maken, die was er eerder al. Als iemand me schrijft dat mijn boek zijn leven veranderd heeft, ervaar ik dat als erkenning. De Nobelprijs is geen consecratie. Het is wel een cesuur, er is nu een voor en een na.

Klopt het dat u rond uw twintigste in uw dagboek schreef: ‘Als ik op mijn vijfentwintigste geen roman heb gepubliceerd, pleeg ik zelfmoord’?

Ernaux: Ja, dat klopt. Wat schrijft een jong meisje niet allemaal neer. Maar schrijven was wat ik het liefste wilde.

Waarom moest het zo snel gaan?

Ernaux: Ik vond dat ik iets te vertellen had. En ik zocht een vorm om dat te doen. Ik héb die roman trouwens geschreven, alleen is hij nooit gepubliceerd. En ik heb geen zelfmoord gepleegd, ik heb nagedacht over een tweede boek.

Ernauxs ouders moesten allebei op jonge leeftijd stoppen met school. Haar vader werkte in een fabriek, haar moeder in een touwslagerij, tot ze in een klein stadje in Normandië een winkel annex café openden. Ze zijn hun hele leven arm gebleven. Haar afkomst is een constante in het werk van Ernaux. Ze schreef een boek over haar vader (La Place), over haar moeder (Une Femme) over haar illegale abortus (L’Événement) en haar vroeg gestorven zus (L’Autre Fille). Haar sober geformuleerde teksten zijn bepaald autobiografisch. Telkens weer beschrijft ze de verscheurdheid die het met zich meebrengt als je een ‘klassenverrader’ wordt, zoals ze dat noemt.

‘Ik steun de gele hesjes. De Franse regering behandelt mensen als kinderen.’
‘Ik steun de gele hesjes. De Franse regering behandelt mensen als kinderen.’ © Gettyimages

‘Ik zal schrijven om mijn ras te wreken’, zei u tijdens uw dankrede in Stockholm. Die intussen beroemde uitspraak klinkt behoorlijk fel.

Ernaux: Ik heb die zin al op mijn tweeëntwintigste opgeschreven. ‘Rasse’ stond voor mij toen voor de ‘onderdrukte en geminachte sociale klasse’. Het woord ‘klassenverrader’ bestond toen nog niet. Ik had geen andere woorden voor wat ik voelde. Mijn eerste boek, Les armoires vides, is geschreven zonder enige kennis van sociologie. Ik wilde beschrijven hoe mijn studie mij had weggedreven van de arbeiderswereld naar de bourgeoisie. Ik wilde vertellen over de afwijzing van mijn ouders, en de schaamte die ik voelde. Ik had socioloog Pierre Bourdieu nog niet gelezen.

Heeft dat uw schrijven veranderd?

Ernaux: Natuurlijk. Bourdieu lezen was als een schok voor mij. Ineens begreep ik waarom ik me tussen bourgeoisstudenten zo anders voelde. En waarom ik ooit had geschreven dat ik mijn ‘ras’ wilde wreken. Bourdieu gaf een wetenschappelijke verklaring voor wat ik intuïtief aanvoelde. Ik herkende mezelf in zijn sociale analyses. Ik kende de kloof die bestond tussen de studenten die rijk waren door erfenissen en de arbeiderskinderen die met een beurs studeerden.

‘Literatuur is nooit neutraal’, hebt u ooit gezegd.

Ernaux: Literatuur is fundamenteel politiek. Elk boek geeft een beeld van de relaties tussen mensen, van een sociaal milieu waarin de taal verankerd wordt. Er zijn teksten die een conservatieve kijk op de samenleving weerspiegelen, en andere die die blik in twijfel trekken.

Uw moeder zei tegen u: ‘Op een dag zul je in ons gezicht spugen.’ Heeft het succes uw relatie met haar vertroebeld?

Ernaux: Mijn moeder heeft de waarde van literatuur altijd erkend, en dus ook van mijn boeken. Ik heb geen klassiek vrouwelijke opvoeding gekregen. Mijn moeder was een vrouw die van aanpakken wist. Ze had een kruidenierswinkel en vond het leven van huisvrouw nutteloos. Ze stopte met school toen ze twaalf was, maar ze las erg graag. Ze had liever dat ik ook las in plaats van borduurwerkjes te maken, en ze wilde vooral dat ik studeerde. We waren niet rijk, maar ze kocht altijd veel boeken voor me. Ze heeft inderdaad gezegd dat ik ooit in hun gezicht zou spugen. Maar eigenlijk was het vooral mijn vader die daar bang voor was.

Waarom?

Ernaux: Hij had het gevoel dat ik door mijn studie van hem vervreemdde. Hij voelde zich door mij beoordeeld. En hij was zich zeer bewust van de diepe kloof tussen de wereld van de arbeiders – hij bleef dat langer dan mijn moeder – en de wereld van de gediplomeerden.

Was uw moeder een vroege feministe?

Ernaux: Heel zeker. Maar als tiener vond ik haar te dik en haar stem te luid. Ik spreek heel zacht, dat is geen toeval. Ik had een neef als rolmodel, die een vrij zachte stem had en chic probeerde te zijn. Mijn moeder was de tegenpool van de vrouwen in de bladen of de moeders van mijn klasgenoten. Ik begreep pas veel later wat een onafhankelijke vrouw ze wel was.

Ik heb de 900.000 euro van de Nobelprijs nog niet afgehaald. Wat moet ik ermee?

U schreef uw eerste boek, Les armoires vides, in het geheim. Noch uw man, noch uw moeder wist ervan, terwijl ze er allebei een hoofdrol in speelden. Maakt uw manier van schrijven een mens eenzaam?

Ernaux: Natuurlijk geef je met autobiografisch schrijven veel meer bloot van jezelf dan met fictie. En van de ander. In dat eerste boek heb ik onuitsprekelijke dingen beschreven. Over de relatie van mijn ouders, over mijn moeder in het bijzonder, over mijn abortus. De eenzaamheid en het stiekem schrijven maakten het mogelijk om dat project tot een goed einde te brengen.

Bent u nooit bang geweest om te veel persoonlijke informatie prijs te geven in uw boeken?

Ernaux: Nee, ik doe het vrijwillig. Het is helemaal anders als ik een boek maak over een moeilijk thema, bijvoorbeeld de gewelddadige houding van mijn vader tegenover mijn moeder toen ik twaalf was, of over mijn abortus, dan wanneer ik iets vertel en daar mijn stem en mijn lichaam voor gebruik. Het betekent de overgang van het singuliere naar het algemene, van een individuele persoon naar een abstracte stem, de stem van het boek.

Stoort de kritiek u nog? Na uw nominatie voor de Nobelprijs schreef de krant Le Figaro dat uw proza ‘gekenmerkt wordt door semantische armoede en een minimale syntaxis ten dienste van een egoïstisch verhaal’.

Ernaux: Al dertig jaar lang valt een bepaalde rechts-conservatieve pers mijn teksten aan. Dat heeft mij nog nooit gestoord.

Worden uw boeken in Frankrijk nog altijd gezien als een aanval op de sociale orde en op de traditionele literatuur, of is dat intussen voorbij?

Ernaux: Ik vrees dat het nog altijd zo is. Kijk naar de kritiek waar u het net over had, kijk naar de andere commentaren nadat ik de Nobelprijs had gekregen. En tegelijk bewijst het dat mijn boeken nog altijd ontwrichtend inwerken op een bepaalde politieke strekking en op de verdedigers van een traditionele literatuur. Maar ook dat stoort me niet, integendeel. Ik wil niet schrijven zoals alle anderen.

Ernaux is al jaren politiek geëngageerd. Begin jaren zeventig reisde ze naar Chili om het socialistische experiment van president Salvador Allende te bestuderen. Sinds 2012 steunt ze de linkse populist Jean-Luc Mélenchon, die de pensioenleeftijd weer op 60 jaar wil brengen en wil breken met de huidige Europese afspraken. Ernaux heeft president Emmanuel Macron meermaals bekritiseerd, maar in de tweede ronde van de verkiezingen stemde ze toch op hem omdat ze het gevaar van rechts te groot vond. Een links alternatief was er niet.

U steunt al lang de linkerzijde rond Jean-Luc Mélenchon. Wat verbindt u met hem?

Ernaux: Ik deel zijn visie op de samenleving en sta achter veel van zijn eisen. Hij wil niet langer deze republiek, die via de grondwet één man, de president, buitensporig veel macht geeft. Het is niet meer van deze tijd, op een moment dat burgers betrokken willen worden bij politieke beslissingen.

U zei onlangs: ‘Ik ben 82 jaar oud, maar de strijd gaat door.’ Welke strijd voert u?

Ernaux: Ik strijd voor sociale rechtvaardigheid en tegen buitensporige privileges, tegen bestaande hiërarchieën. Ik wil dat de winsten van grote bedrijven worden ingeperkt en dat de kijk op de samenleving verandert. Daarom steunde ik ook de beweging van de gele hesjes. Ik vond het goed dat de mensen die vergeten en geminacht worden van zich lieten horen, lieten zien dat ze een politiek bewustzijn hadden, zelfs als ze niet bij een bepaalde partij hoorden en nooit eerder in hun leven hadden gedemonstreerd. Het was alsof ze een snelcursus politieke vorming hadden gevolgd. Hun eisen waren zo fundamenteel en zo juist. Ze wilden eindelijk meetellen, niet langer een anonieme massa zijn. Ze wilden gehoord en ernstig genomen worden. En dat is hun recht. Deze regering behandelt mensen als kinderen.

© Ed Alcock / MYOP / Belga

Hoe bedoelt u?

Ernaux: Ik hou niet van de manier waarop Macron met mensen omgaat. Neem nu de geplande pensioenhervorming. Wie ertegen protesteert, heeft de hervorming volgens Macron en zijn ministers gewoon niet goed begrepen. De regering zegt: ‘We moeten het hun opnieuw uitleggen, zodat ze de voordelen begrijpen.’ Alsof mensen niet zelf kunnen beoordelen wat goed of slecht is voor hen. Dat is een belediging.

Macron wil de pensioenleeftijd geleidelijk optrekken van 62 naar 64 jaar. U bent er 82, en u werkt toch ook nog?

Ernaux: Met mijn job als leerkracht ben ik op mijn 60e gestopt. Ik heb schrijven nooit als een beroep beschouwd, meer als een levenslang persoonlijk engagement. Voor mij is het normaal om daar zelfs op mijn 82e nog mee bezig te zijn. Maar dat is mijn vrije keuze.

Gaat u opnieuw demonstreren tegen de hervorming, zoals in oktober, toen u deelnam aan de ‘Mars tegen het dure leven’?

Ernaux: Nee, maar alleen omdat ik niet meer zo goed te been ben. In oktober heb ik trouwens ook maar een paar meter kunnen meelopen. En ik heb niet meegedaan als Nobelprijswinnaar, maar als solidaire burger.

Extreemrechts kwam vorig jaar sterk opzetten. Krijgen we in 2027 Marine Le Pen in het Élysée?

Ernaux: Ik ben erg bang dat het zou kunnen gebeuren. En dan is het te laat om te huilen. Ik denk dat het nog erger kan worden dan in Italië. Kijk maar hoe Le Pen ons parlement nu al vergiftigt, met de vele afgevaardigden die ze heeft. We mogen niet vergeten dat Macron bij de jongste verkiezingen net hóópte dat hij Le Pen als tegenstander tegenover zich zou krijgen. Hij wilde er zeker van zijn dat de Fransen hem zouden kiezen.

Geeft u Macron nu ook de schuld van het succes van Marine Le Pen?

Ernaux: Hij heeft om electoraal-tactische redenen een gevaarlijk spel gespeeld, en extreemrechts zo nog meer invloed gegeven.

Heeft Macron u eigenlijk gefeliciteerd met uw Nobelprijs?

Ernaux: Hij heeft me twee weken na de bekendmaking een brief gestuurd. Niet echt persoonlijk, maar toch, het was een gebaar.

U spreekt zich al jaren uit tegen Israël. U hebt verschillende petities tegen het land ondertekend.

Ernaux: Dit wil ik wel even verduidelijken, want er is veel onterechte kritiek geweest. Ik heb het bestaansrecht van de Israëlische staat nooit in twijfel getrokken. Ik heb geen petities tegen Israël ondertekend. Wel petities die gericht waren tegen bepaalde programma’s of initiatieven.

U protesteerde tegen het feit dat het Eurovisiesongfestival in 2019 in Tel Aviv werd georganiseerd, en u wilde een Frans-Israëlisch cultureel programma tegenhouden.

Ernaux: Ik kom op voor het Palestijnse volk en de rechten van mensen die in de Bezette Gebieden wonen. Daarom heb ik die petities ondertekend. Daar hoef ik me niet voor te verantwoorden.

U bent al uw hele leven politiek actief, zoals onlangs in de bioscoop te zien was in een compilatie die u gemaakt had van persoonlijke super 8-filmpjes. In uw boeken verwijst u vaak naar foto’s uit uw verleden. Bent u nostalgisch?

Ernaux: Niet nostalgisch, maar melancholisch. Dat is niet hetzelfde. Nostalgische mensen verlangen naar het verleden. Melancholische mensen zoals ik zien de tijd verstrijken, maar ze idealiseren hem niet. Foto’s zijn belangrijk voor mij omdat ze een moment vasthouden en het verstrijken van de tijd laten zien. Ze documenteren zowel het leven als de dood.

Uw ouders en uw zus liggen begraven op een kerkhof in Yvetot in Normandië. Wilt u daar op een dag ook liggen?

Ernaux: Absoluut niet. Ik wilde weg van die plek, dan keer ik daar aan het eind van mijn leven niet naar terug. Ik heb twaalf jaar geleden een concessie gekocht voor een graf op het oude dorpskerkhof van Cergy.

Zou u van uzelf zeggen dat u uw eigen afkomst hebt overwonnen? Is dat überhaupt mogelijk?

Ernaux: Ik heb in twee werelden geleefd, in de arbeidersklasse en in de wereld van de bourgeoisie. Doorslaggevend is hoeveel je overhoudt uit je eerste wereld. Die is zeer aanwezig in mij, ook omdat ik er het onderwerp van mijn boeken van heb gemaakt. En als ik om me heen kijk, zie ik nog altijd die eerste wereld. Ik voel me er meer mee verbonden dan met de wereld waarin ik me later heb ontwikkeld.

Wat een beetje vreemd is.

Ernaux: Niet in mijn ogen. De eerste wereld blijft die van de kindertijd, met alle herinneringen, met de manier waarop je dingen aanvoelt. Ik bekijk de wereld waarin ik nu leef meer met de blik van een etnoloog.

Tussen ons: wat hebt u gedaan met het geld van de Nobelprijs, een kleine 900.000 euro?

Ernaux: Ik heb het nog niet afgehaald, omdat ik echt niet weet wat ik ermee moet doen. Ik heb een jaar nodig om daarover na te denken. Ik ben nog niet klaar.

Annie Ernaux

Geboren in 1940 als Annie Duchesne.

Groeit op als enig kind in een eenvoudig gezin in Normandië.

Studeert romaanse filologie aan de universiteit van Rouen.

Trouwt in 1964 met Philippe Ernaux, krijgt twee zoons.

Wordt in 1971 leerkracht en blijft tot aan haar pensioen lesgeven.

Publiceert o.a. Lege kasten, De bevroren vrouw, De plek, Een vrouw, Alleen maar hartstocht, De blik naar buiten, De schaamte, Het voorval, De jaren en Meisjes-herinneringen.

Wint in 2022 de Nobelprijs voor de Literatuur.

In 2023 verschijnt De jonge man.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content