‘Scheisseimer’ van kunstenaar Koenraad Tinel, voor wie het Oostfront écht wil begrijpen

Uit Scheisseimer: een ‘berkenkruisje’, het typische graf aan het Oostfront. Een 17-jarige vrijwilliger werd in een karrenspoor ‘begraven’ omdat de ondergrond te hard bevroren was. © (Ikiru bv - Koenraad Tinel & Uitgeverij Oogachtend)

Scheisseimer, de volledig herwerkte uitgave van de oorlogsherinneringen van kunstenaar Koenraad Tinel, geeft een dieper inzicht in het Oostfront dan een rist recente geschiedenisboeken daarover, schrijft Knack-redacteur en historicus Walter Pauli.

Op 4 oktober werd in het Gentse kunstencentrum Viernulvier (de voormalige Vooruit) de volledig herwerkte editie van Scheisseimer voorgesteld. Scheisseimer, Duits voor toiletemmer, bundelt de kinderherinneringen aan de Tweede Wereldoorlog van de inmiddels 89-jarige kunstenaar Koenraad Tinel. Het is een sobere, rauwe getuigenis van wat het Oostfront deed met soldaten en hun families, in korte teksten die vaak niet meer dan bijschriften zijn bij de indrukwekkende, grauwe en donkere schilderijen in Oost-Indische inkt en bister.

Koenraad Tinel was zes jaar toen de Duitsers in mei 1940 België binnenvielen, de jongste zoon en het derde van vier kinderen in een kunstzinnig en muzikaal gezin uit Gent. Vader Tinel was een gedecoreerde veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, die in de jaren dertig in de ban kwam van het ‘edelfascisme’ van Joris Van Severen en zijn Verbond van Dietsche Nationaalsolidaristen (Verdinaso). ‘Van Severen’, schrijft Tinel, ‘was een vriend aan huis, er hingen overal foto’s van hem. Hij maakte mijn moeder het hof: “Tu es la femme de ma vie.” De roddel ging rond dat ik een zoon van Van Severen was.’

In mei 1940 kon ten huize Tinel de pret niet op. ‘Voor mijn vader was Hitler God de Vader.’ Ook kleine Koenraad was onder de indruk. ‘In Cinema Capitole in Gent gingen we naar propagandafilms kijken. Van Hitler die toespraken hield. Van parademarsen met trommels en muziekkapellen. Ik vond dat geweldig. Ik wou ook nagels onder mijn schoenen, die kraatsch-kraatsch zeiden als je ermee stapte.’ In die dagen verdween Koenraads begaafde pianolerares, de Joodse Betty Galinksy, zonder een spoor na te laten. Na de oorlog werd duidelijk dat van haar alleen wat as overbleef, in de buurt van een concentratiekamp.

Joris Van Severen was een vriend aan huis. Hij maakte mijn moeder het hof.

Koenraad Tinel

Toen op 22 juni 1941 Operatie Barbarossa begon, de grootscheepse aanval van nazi-Duitsland op de Sovjet-Unie, spoorde vader Tinel zijn oudste zonen aan om mee te vechten. Koenraads oudste broer (16) stemde meteen in. Hij belandde bij de SS-Divisie Wiking. Een tweede broer trad op zijn 16e toe tot de Sicherheitsdienst, als bewaker in het fort van Breendonk, waar gevangenen werden gemarteld en geëxecuteerd, en in de Dossin-kazerne in Mechelen, vanwaaruit de Jodentransporten vertrokken. Ergens in Frankrijk was vader Tinel ‘kampoverste’. Een neefje van 17 sloot zich ook aan bij de Waffen-SS, net als schoolkameraad Fons.

Russisch niemandsland

Tijdens zijn hele relaas houdt Tinel zich aan zijn perspectief: hij vertelt en schildert wat hij als kleine jongen zag en hoorde. Dat maakt het verhaal zo beklemmend: een kind heeft geen andere keuze dan te ondergaan, en dat geldt eigenlijk ook voor al die Vlaamse ouders van zonen in Duitse uniformen. Wat konden ze anders doen dan wachten: eerst op een snelle zege van Hitler, later op nieuws, nog later vooral níét op nieuws, want dat zou wellicht slecht zijn. Ondertussen leefden die collaboratiegezinnen een leven dat door buren en buitenwereld veracht werd. Koenraad Tinel tekent de Duitsers die thuis op de piano kwamen spelen en daarbij samen met moeder zongen. Vader volgde op een kaart met vlaggetjes de krijgsverrichtingen. Zijn broers brachten gewelddadige verhalen mee naar huis. Dan volgden andere berichten: over de dood van Fons en van het neefje – de jongen werd ergens in het Russische niemandsland neergeschoten, zou na een nacht kermend van de pijn sterven en begraven worden in een karrenspoor, een stukje Russische bodem dat niet bevroren was.

Een Duitse ex-soldaat, terug ‘thuis’ van het Oostfront. ‘Huis gebombardeerd. Familie kwijt. Vrouw met een ander.’
Een Duitse ex-soldaat, terug ‘thuis’ van het Oostfront. ‘Huis gebombardeerd. Familie kwijt. Vrouw met een ander.’ © ( Ikiru bv – Koenraad Tinel & Uitgeverij Oogachtend)

Normandië

Ondanks de grote mond die werd opgezet, sloop de angst ook binnen ten huize Tinel. ‘De landing in Normandië, paniek bij ons. Er werd ons gezegd dat het feestje niet lang zou duren, dat de Duitsers de geallieerden wel de zee in zouden jagen, maar voor de veiligheid gingen we toch “even naar Duitsland.”’ In Fulda wachtten hen geallieerde bombardementen, op het platteland de komst van de Russen, en in het Beierse Bamberg nog een hongerwinter. Dat het kapotgeschoten Duitsland ook een morele ruïne was, ontging zelfs de kleine Koenraad niet: ‘Een man in uniform stond te pissen in het station, met zijn kop tegen de muur. Familie kwijt, huis gebombardeerd, vrouw met een ander.’ Verminkte mannen alom. Treurnis. Dood. Angst. Rouw.

Een Duitse pater salesiaan lichtte moeder Tinel in dat haar oudste zoon dodelijk gewond was geraakt bij de ultieme slag om Berlijn in mei 1945. ‘Zijn hele rug ligt open en zijn been is verbrijzeld door geschut uit een Russische tank.’ Het been werd geamputeerd, ‘zonder verdoving’. En zonder hoop: ‘Ze leggen hem op een matras bij de stervenden. Hij krijgt een pincet om de maden uit zijn wonden te halen.’ In de bunkers van de Reichsbank in Berlijn had de pater hem de laatste sacramenten gegeven.

De familie Tinel viel na de oorlog uiteen. Vader moest de gevangenis in. Moeder nam de twee jongste kinderen mee naar haar zus in Gent. ‘Mijn moeder huilde: “Onze oudste zoon is gesneuveld in Berlijn.” “Maar nee,” zei tante, “hij zit hier in de gevangenis. We gaan hem regelmatig bezoeken.” De pater had zich vergist.’

Dat het kapotgeschoten Duitsland ook een morele ruïne was, ontging zelfs de kleine Koenraad niet.

De twee broers kregen de doodstraf, maar die werd nooit voltrokken. Vader bleef ook na de oorlog wie hij daarvoor al was: ‘Terug thuis nodigde hij complotdenkers uit. In spiritistische seances, met een pendel boven een foto van Hitler en een landkaart van Zuid-Amerika, werd gezocht naar waar de Führer, die niet dood kon zijn, zich schuilhield. Berichten over de concentratiekampen en de Holocaust werden afgedaan als propaganda.’

Zoon Koenraad groeit op en ‘geeft zich rekenschap’. Hoewel. Zelfs aan zijn bijzonder lange en creatieve leven lijkt hij niet genoeg te hebben om helemaal te verwerken wat hij als ‘fout oorlogskind’ heeft moeten doorstaan. Op de laatste pagina van zijn indringende boek schrijft Tinel: ‘Ik zal nooit in het reine komen met dit verhaal.’

Scoutskamp

Andere auteurs lijken wel helemaal in het reine te zijn met de jaren veertig. Zij benaderen de Tweede Wereldoorlog in alle geval apolitiek, als een interessant gegeven zonder meer. Het Oostfront als een onuitputtelijke bron van spannende verhalen en onwaarschijnlijke weetjes. Vorig jaar verscheen bij uitgeverij Davidsfonds het fotoboek Vlaamse jongens, Duits front. De strijd aan het Oostfront in beeld. Aan de hand van honderden beelden (steevast door een Vlaamse of Duitse lens vastgelegd) wordt de oorlog in het oosten voorgesteld als een soort scoutskamp van ongewoon lange duur. Plezierig dat het daar geweest moet zijn: we zien foto’s van jongemannen in uniform die zingen, marcheren, stoer voor zich uit kijken vanuit de koepel van een tank, een sigaretje roken, een lief kussen of poseren met een Vlaamse Leeuw.

De auteurs menen te moeten inzoomen op thema’s als ‘vrijetijdsbesteding’ of ‘kaarten als populair tijdverdrijf’. Het hoofdstuk over het conflict tussen de Vlaamse VNV-leiding en de Duitse nazi’s over de autonomie van het Vlaams Legioen krijgt als titel ‘De Rebellenclub’, bij een foto van een groepje Vlaamse soldaten in Duits uniform die wel heel erg in hun nopjes zijn. Het lijkt een militaire variant van Sjors van de Rebellenclub, een destijds zeer populair beeldverhaal vol ondeugende kleinejongensgrappen. Zelfs de foto’s van het hoofdstuk ‘Winter in Rusland’ geven haast zin om snel samen een sneeuwman te maken. Tussendoor is er één eenzaam begrafenisbeeld. Het laatste hoofdstuk eindigt natuurlijk met foto’s van de onvermijdelijke rijen berkenkruisen en doodsprentjes. Finaal was er natuurlijk geen roem en glorie voor de Oostfronters. Maar hun verhaal wordt in dit fotoboek gereduceerd tot ‘goede herinneringen aan onze soldatentijd’. Alsof ze geen deel uitmaakten van de grootste en gruwelijkste oorlog uit de geschiedenis, met minstens 25 miljoen doden.

Nieuwjaar 1944 bij het Vlaams Legioen aan het Oostfront. De propagandaversie: slingers, confetti, Wein, Weib und Gesang.
Nieuwjaar 1944 bij het Vlaams Legioen aan het Oostfront. De propagandaversie: slingers, confetti, Wein, Weib und Gesang. © ( Davidsfonds & Standaard Uitgeverij)

Blinde vlek

Die blinde vlek tref je niet alleen aan bij Vlaamse auteurs. In de boekhandel ligt ook Oostfront. De Tweede Wereldoorlog in kleur van Anthony Tucker Jones, een voormalige Britse inlichtingenofficier. Hij presenteert de lezer een plejade aan zeldzame kleurenfoto’s van het Oostfront – dat wil zeggen: van de Duitse kant van dat front. De Duitsers beschikten in de jaren veertig over uitstekende kleurenfilms van Agfa en hun Leica-camera’s waren de beste ter wereld. De meeste foto’s komen van de propaganda-afdeling van het leger, een aantal werden gemaakt door hogere officieren.Alleen zij konden zich een peperdure camera veroorloven en de regels naast zich neerleggen: foto’s nemen van de militaire operaties was strikt verboden voor (gewone) soldaten. Dat is dus het achterliggende perspectief van wat gepresenteerd wordt als ‘een fotoboek’ – en foto’s tonen toch gewoon wat er te zien valt, ‘eerlijk’ en ‘neutraal’? Weliswaar laat dit boek meer zien van de gruwel die zich heeft afgespeeld. Er worden beduidend meer Russische krijgsgevangenen getoond en Russische huizen die branden als toortsen. Er is ook één beeld bij van opgeknoopte partizanen, maar dan zitten we al op pagina 237. De talrijke foto’s van wrakken van Sovjet-Russische vliegtuigen doen eerder denken aan geschiedvervalsing: in werkelijkheid leed de Luftwaffe aan het Oostfront zijn grootste nederlaag.

Vlaams Legioen

Perspectief: het blijft zo essentieel bij de reconstructie van de feiten. Dat wordt – helaas – ook duidelijk in Vlaamse Leeuwen, Duitse bevelen. Het Vlaams Legioen aan het Oostfront van historicus Philip Vanquaethem. Hij reconstrueert het militaire optreden van het Vlaams Legioen, de eenheid van Vlaamse Oostfronters die tussen 1941 en 1943 door de SS werd ingezet bij een van de belangrijkste en gruwelijkste krijgsverrichtingen uit de hele Tweede Wereldoorlog: het beleg van Leningrad (nu Sint-Petersburg). Het Vlaams Legioen moest vooral de Duitse troepen ‘rugdekking’ geven tegen partizanen en aanvallen van Russische ontzettingslegers. Wat na Leningrad overbleef van het Vlaams Legioen werd opgenomen in een nieuwe SS Freiwilligen Sturmbrigade ‘Langemarck’, maar die geschiedenis blijft buiten beeld.

Het boek van Vanquaethem vult een belangrijke leemte. Er was nog geen historisch verantwoorde, gedetailleerde militaire geschiedenis van het Vlaams Legioen. De kennis over het Vlaams Legioen was tot nu toe grotendeels gebaseerd op de herinneringen van Oostfronters, met alle (ook bewuste) omissies en verdraaiingen van dien. Vanquaethems relaas, op basis van vaak nog onontgonnen bronnenmateriaal, is grondig en systematisch. De auteur heeft echt zijn best gedaan om ook de kleinste details juist te krijgen. Haast van dag tot dag reconstrueert hij het doen en laten van deze Vlaamse Oostfronters. Alsof u er zelf bij was – dus aan de kant van Hitler. Want bijna alle bronnen van Vanquaethem komen uit het Duitse kamp, met in de eerste plaats natuurlijk de officiële legerverslagen van het Vlaams Legioen zelf. En dus schrijft hij vanuit dat perspectief.

Vanquaethem pleit het Vlaams Legioen grotendeels vrij van geweld op burgers en partizanen.

Wanneer de Vlaamse SS’ers op zoek gaan naar Russische posities, zoekt de historicus met hen mee. Over het front rond Leningrad bestaan nochtans meters boeken, waarin ook de strijd vanuit Sovjetperspectief belicht wordt. Ze zouden de auteur in staat hebben gesteld vanuit een helikopterperspectief te kijken naar de positie van de Vlaamse Oostfronters. Maar hij kiest er consequent voor om met hen mee af te dalen in de loopgraven. Als ze een achtergelaten voertuig terugvinden, is Vanquaethem in 2023 nog altijd even blij als de Legioensoldaten in juni 1942: ‘Toen de Vlaamse vrijwilligers de voorste stellingen van de vorige dag weer bereikten, stootten ze op een oude bekende: het achtergelaten Pak-kanon stond nog op zijn plaats. Ze nemen het weer in gebruik alsof er niets gebeurd was!’

Het is bij Vanquaethem niet altijd duidelijk wat de hoofdlijnen zijn en wat de bijzaken. Hij gaat de gruweldaden niet uit de weg, maar hij minimaliseert ze wel. Over het algemeen pleit hij het Vlaamse Legioen grotendeels vrij van geweld op partizanen en burgers, omdat er amper sporen van terug te vinden zijn in de juist zeer gedetailleerd bijgehouden verslagen. Klopt dat wel? Ik sprak ooit zo’n voormalige Vlaamse SS’er. Toen ik hem vroeg naar het lot van ouderlingen, vrouwen en kinderen tijdens antipartizanenoperaties, kreeg ik een veel te lange stilte als antwoord. Uiteindelijk werd haast onhoorbaar gemurmeld: ‘Zo is oorlog.’

Eerbetoon

Vanquaethem geeft ook voortdurend aan dat de Sovjets nog erger waren dan de nazi’s. Als de Vlamingen een eervolle vermelding kregen van de Duitse legerleiding, dan lijkt hij dat nog altijd oprecht als een belangrijk eerbetoon te zien, een erkenning om trots op te zijn. Terwijl het Vlaams Legioen medeplichtig was aan het Beleg van Leningrad, waarbij tussen 8 september 1941 en 27 januari 1944 ongeveer 1,2 miljoen burgers de dood vonden. Vaak stierven ze van honger en ontbering. Het beleg van Leningrad was geen neutraal gegeven. Het was een misdaad van de ergste soort. En het Vlaams Legioen hoorde bij het kamp van de daders.

Perspectief, daar draait het dus om. Welke foto’s laat je zien, welke niet? Waarom een stuk militaire geschiedenis reconstrueren aan de hand van honderden details, maar zonder veel aandacht voor het grote historische kader? In die zin dringt Koenraad Tinels boek meer door tot de kern van het verleden. De kunstenaar kijkt de kleine jongen die hij ooit was recht in de ogen. Hij ziet en voelt weer hoe vreselijk alles aan dat Oostfront was, hoe ontmenselijkend het was. En hoe oneindig droef de herinneringen zijn, hoe onmogelijk de verwerking, en dus het vergeten. Scheisseimer kruipt de lezer onder de huid.

– Koenraad Tinel, Scheisseimer, Uitgeverij Oogachtend, 304 pagina’s, 49,95 euro

– Philip Vanquaetem, Vlaamse Leeuwen, Duitse bevelen. Het Vlaams Legioen aan het Oostfront, Uitgeverij Ertsberg, 423 pagina’s, 44,95 euro

– Rudi Massart & Jonathan Trigg, Vlaamse Jongens, Duits Front. De strijd aan het Oostfront in beeld, Davidsfonds, 176 pagina’s, 32,50 euro

– Anthony Tucker-Jones, Oostfront. De Tweede Wereldoorlog in kleur, JustPublishers, 287 pagina’s, 29,99 euro

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content