De Reactor
Recensie ‘Het huis van de zalmen’ van Marc Reugebrink: “een echte grand cru”
Wie tegen de richting van de stroom zwemt, geniet duidelijk Reugebrinks sympathie, maar tegelijk suggereert de auteur dat al dat heilige moeten je uiteindelijk niet noodzakelijk ook veel gelukkiger maakt.
De Reactor, platform voor kwaliteitsvolle literaire kritiek, levert elke week een gedegen recensie aan Knack.be. Nog literaire honger? Neem dan ook een kijkje op hun site
In Back to the Future, de klassieke avonturenfilm uit 1985, keert tienerjongen Marty McFly (het personage van Michael J. Fox) terug naar het jaar 1955. Hij treft er zijn eigen ouders aan en moet ervoor zorgen dat zij in elkaars armen vallen om zijn eigen toekomst veilig te stellen. Wanneer dat aanvankelijk dreigt te mislukken, ziet hij zichzelf steeds vager en uiteindelijk bijna onzichtbaar worden op een foto die hij uit de jaren ’80 heeft meegebracht: als zijn ouders niet op elkaar verliefd worden kan hij een paar decennia later zelf niet geboren worden en dus ook niet op een foto verschijnen.
Met het hoofdpersonage uit Het huis van de zalmen is iets gelijkaardigs aan de hand. Niet dat de nieuwe roman van Marc Reugebrink als sciencefiction geklasseerd kan worden, maar de doorwerking van het verleden op het heden speelt er ook een cruciale rol in. Net als Marty probeert Marcel Rüge het leven van zijn moeder mee vorm te geven om het beeld van zichzelf zoveel jaar later opnieuw scherp te kunnen stellen.
Een en ander komt dramatisch op gang wanneer de uit Nederland naar België uitgeweken sommelier Marcel verneemt dat zijn moeder is overleden. Bij het leegmaken van haar huis moet hij allerlei akelige beslissingen nemen over wat hij wel of niet van haar wil meenemen naar het restaurant dat hij in België met wisselend succes bestiert. Daartoe behoren ook een aantal foto’s, schriftjes en allerlei documenten waarin de emotioneel (en financieel) weinig stabiele Marcel zich volledig onderdompelt. Al snel realiseert hij zich dat hij zijn moeder eigenlijk niet ten volle heeft gekend. Het daagt hem dat zijn ouders vooraleer hij werd geboren al een half leven achter de rug hadden, en dat hij ook in de periode daarna maar bepaalde aspecten van hun leven en karakter heeft kunnen meemaken. Na al die jaren kan hij nog maar één ding doen om met de dood van zijn moeder én met zijn eigen onzekerheden in het reine te komen. Hij moet haar tot leven wekken: ‘Ik moet weten wie zij was, bedoel ik. Of nee, wie zij nog méér was, moet ik weten. Ik… ik moet haar bedenken, wil ik eigenlijk zeggen, ik moet dit meisje bedenken.’
Het huis van de zalmen is opgevat als een drieluik. Terwijl in de twee uiterste delen het wedervaren van Marcel (in het heden) centraal staat, is het middelste luik volledig gewijd aan het (voorbije) leven van zijn moeder. Dat leven wordt geduldig en met veel gevoel voor detail ‘bedacht’ door Marcel Rüge, van wie de naam onvermijdelijk aan die van de auteur doet denken. Hoeveel eigen trekjes en biografische feiten Reugebrink ook voor zijn personages heeft verzonnen om er eigen karakters van te maken, in Het huis van de zalmen blijven een aantal autobiografische elementen en ideeën van de auteur sterk aanwezig. Daardoor, maar ook door het idee om bestaande bronnen als objets trouvés te gebruiken voor een roman, roept dit boek herinneringen op aan recent werk van Stefan Hertmans. Tegelijk vibreren in dit boek romans mee van Peter Terrin (Post Mortem), Tom Lanoye (Sprakeloos), A.F.Th. van der Heijden (Tonio) en zovele andere auteurs uit ons taalgebied die in het recente verleden hebben geprobeerd om met taal en verbeelding de dood (of ziekte) van een geliefde te bezweren of af te weren.
Toch is Het huis van de zalmen vooral een roman waarvoor Marc Reugebrink zijn geheel eigen schrijverspalet heeft aangewend, met al zijn eigen thematische obsessies en stilistische bijzonderheden. Verlies, het hoofdthema van dit boek, is in Reugebrinks werk bijvoorbeeld altijd heel sterk aanwezig geweest. Dat was zeer duidelijk het geval in Touchdown (2004), over het verlies van een zusterfiguur, een element dat in Het huis van de zalmen overigens opnieuw aan bod komt. Maar ook in recenter werk concentreerde Reugebrink zich op diverse manieren waarop je je identiteit kunt verliezen, bijvoorbeeld door (letterlijk of figuurlijk) ontheemd te zijn. In Het grote uitstel (2007) probeert Daniël Rega zichzelf om de zoveel tijd opnieuw uit te vinden, tot hij in Duitsland de Berlijnse Muur ziet vallen en een hele Europese geschiedenis opnieuw wordt geschreven. De geboorte van zijn dochter is voor Leon Hersig in Menens (2010) een nieuw begin, maar ze leidt ook tot het besef dat alle zekerheden die er ooit (misschien) waren finaal verloren dreigen te gaan. En in Het Belgisch huwelijk (2014) probeert Max Herder – die net als Reugebrink zelf naar België is uitgeweken – het verlies van zijn Nederlandse identiteit te herstellen door elders een nieuw leven op te bouwen en trouw te zweren aan zijn nieuwe, Belgische leven.
Als je Marc Reugebrink een geëngageerde schrijver kunt noemen, dan is dat onder meer omdat hij dat thematisch altijd aanwezige verlies (van identiteit, verwantschap en broederschap) steeds koppelt aan een vorm van reconstructie. Zoals uit zijn essays spreekt ook uit zijn romans een hang naar koppig en duurzaam herstellen van wat mensen individueel sterk maakt en wat hen tegelijk ook collectief met elkaar verbindt. Zijn werk is een onverschrokken pleidooi voor Bildung, de idee dat mensen voor zichzelf en voor elkaar kunnen zorgen door zich te blijven ontplooien en de keuzes in het heden niet te laten dicteren door wat zich op dat moment toevallig voor hun eigen korte neus afspeelt. In Het huis van de zalmen valt bijvoorbeeld op hoeveel aandacht Reugebrink besteedt aan de inspirerende plaatsen waar mensen ooit boven zichzelf konden uitstijgen, zoals de school en de toneelvereniging. Zelfs de AVRO en het café lijken de personages in dit verhaal ooit een vorm van verheffing te hebben gegeven die ze nu nergens meer vinden.
Tegenover die verdwijnende waarden plaatst Reugebrink de platte, onachtzame en gewetenloze commercie (van de firma die het huis van Marcels moeder komt leegmaken), de hypes (van de foodies) en de onderwijsvernieuwingen (die van leerlingen schreeuwerige brulapen maakt zonder dat ze eigenlijk iets te zeggen hebben). Is het werk van Reugebrink reactionair? Best wel. Maar je vergeeft het hem omdat hij zijn gefoeter zelf meteen bestrijdt door tegelijk ook aandoenlijke en emotioneel treffende passages te schrijven, waardoor je in zijn gebrom uiteindelijk alleen nog de kwetsbaarheid gaat zien. Hier wordt niet gezeurd omdat het vroeger allemaal beter was, hier probeert iemand te tonen wat we zeker nog uit de brand moeten slepen als het onder onze voeten steeds warmer gaat worden. In Het huis van de zalmen sterven drie vrouwelijke personages: een pasgeborene, een jonge vrouw en een bejaarde moeder. Reugebrink schrijft daar aangrijpend over zonder halfzacht te worden. Dit boek schetst een wereld waarin alles gaandeweg harder, platter en onachtzamer is geworden, maar het gunt de lezer ook een blik in de ziel van enkele personages die ontzettend hard hun best doen om al wat misgaat met liefde en overgave te bestrijden.
Het personage van kok Enzo geeft aan die ambiguïteit in deze roman gestalte. De even ambitieuze als eigenzinnige Enzo gedraagt zich in de keuken van L’Ange perdu als een diva. Gebeten als hij is om een Michelinster te halen, laat hij alleen ingrediënten van de allerbeste kwaliteit door zijn culinaire handen passeren, en telkens weer wil hij nog exclusievere en nog minder alledaagse gerechten serveren. Doordat de prijzen van zijn gerechten daardoor de pan uit swingen en de klanten Enzo’s voorkeur voor ‘waterkonijn’ (of muskusrat) steeds minder weten te waarderen, komt hij voortdurend in conflict met Marcel en diens vrouw Suzanne, die hem als kok in hun restaurant hebben aangeworven. Marcel en Enzo vechten bijgevolg enkele heroïsche discussies uit, maar eigenlijk verschillen zij niet zo heel veel van elkaar. Zoals Marcel zichzelf als sommelier behoorlijk kan verliezen in het zoeken, beschrijven (en drinken) van allerlei obscure of dure wijnen, zo wil Enzo uitsluitend wilde zalm serveren en laat hij gekweekte vis radicaal links liggen. En zoals Marcel lang erg zorgzaam is omgegaan met het restaurant dat hij ooit samen met zijn zus uit de grond stampte, zo wil ook Enzo alleen maar het beste.
Reugebrink schetst Enzo met een mix van achting en afgrijzen. Met dit personage deelt hij een liefde voor authenticiteit en kwaliteit, maar door tegenover Enzo de wat uitgebluste Marcel te plaatsen kan hij ondertussen ook smalend kritiek geven op de compleet uit de hand gelopen status die sterrenchefs vandaag te beurt valt en op al de blinde hypes en bekakte blabla die met de culinaire wereld gepaard gaan. Dat Enzo zijn zo rücksichtslos nagestreefde erkenning alsnog krijgt wanneer het eigenlijk te laat is, versterkt nog de ambiguïteit van zijn personage. Wie tegen de richting van de stroom zwemt, geniet duidelijk Reugebrinks sympathie, maar tegelijk suggereert de auteur dat al dat heilige moeten je uiteindelijk niet noodzakelijk ook veel gelukkiger maakt. Dat is ook wat Marcel ontdekt tijdens zijn trip tegen de stroom van de tijd, op zoek naar zijn moeder: als je er alles aan doet om je verleden te herstellen, dreig je intussen heel wat van het heden te verliezen.
Met Het huis van de zalmen serveert Marc Reugebrink nog eens een echte grand cru.
Bert Van Raemdonck
Marc Reugebrink: Het huis van de zalmen, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2016, 267 blz. – €18,99, ISBN 978 90 214 0156 0
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier