Paulo Cognetti vertelt het verhaal van dichteres Antonia Pozzi: ‘Het is vreselijk een vrouw te zijn’

Ze schreef prachtige gedichten en droomde van een eenvoudig leven in de bergen. Maar liefdesverdriet dreef de 26-jarige Antonia Pozzi tot zelfmoord.

Het moet even voor de middag geweest zijn, toen een paar nietsvermoedende Milanezen op 2 december 1938 een jonge vrouw met tranen op de wangen de stad uit zagen fietsen in de richting van de twaalfde-eeuwse abdij van Chiaravalle. Misschien herkenden ze haar wel als de lerares Italiaans, Latijn, geschiedenis en aardrijkskunde van de lokale lagere school, mevrouw Pozzi. Maar wat ze ongetwijfeld niet konden bevroeden, is dat het de laatste keer was dat ze haar zouden zien. Net voor ze de abdij bereikte, stapte de vrouw van haar fiets, ging in het gras liggen en slikte alle slaappillen die ze bij zich had in één keer door.

Antonia Pozzi, nog maar 26 toen ze stierf, wordt vandaag gezien als een van de origineelste dichters die Italië ooit heeft voortgebracht. Van moederszijde was ze de kleindochter van een gravin. Haar vader Roberto was niet van rijke komaf, maar wist zich als advocaat gespecialiseerd in internationaal recht in geen tijd op te werken in de industriële kringen van Milaan. Ze woonden in een van de beste buurten van de stad en hadden een villa in Pasturo, even verderop, met een fantastisch uitzicht op de bergen. Die oefenden op de jonge Antonia een veel grotere aantrekkingskracht uit dan de mensen om haar heen, met hun schijnheilige maniertjes en hoogdravende taal. ‘De bergen zijn een onovertroffen oefenschool voor lichaam en geest’, schreef ze in een van de vele brieven aan haar vrienden.

Antonia Pozzi wordt vandaag gezien als een van de origineelste dichters van Italië.

Misbegrepen

Het is dankzij die brieven dat we zicht hebben op Antonia’s korte leven, want haar vader vernietigde na haar dood veel andere bronnen. Voor Roberto was de zelfmoord van zijn enige kind een blamage. Ze was aan een longontsteking gestorven door in het natte gras te gaan liggen, herhaalde hij steeds weer. Hij verbrandde haar dagboeken, ongeveer de helft van haar gedichten en uiteindelijk ook het afscheidsbriefje dat ze naar haar ouders had gestuurd. Jaren later beweerde hij zich nog precies te herinneren wat erin had gestaan en schreef hij het opnieuw neer: over de ‘zenuwkwaal’ waaraan ze leed, en het gebrek aan ‘een standvastige, continue, trouwe liefde die het doel en de vervulling van heel mijn leven had moeten zijn’.

Haar geliefde, Dino Formaggio, liet haar kennismaken met het harde leven in de arbeiderswijken.
Haar geliefde, Dino Formaggio, liet haar kennismaken met het harde leven in de arbeiderswijken. © GF

Voor Paolo Cognetti, de auteur van het immens succesvolle en verfilmde De acht bergen, klinkt het allemaal wat nep. Zo zou de dichteres het nooit uitgedrukt hebben, schrijft hij op het einde van Antonia, het boek dat hij aan de dichteres wijdde. Maar dat Antonia zich misbegrepen voelde, zowel in haar werk als in de liefde, ontkent hij niet in zijn boek, dat vooral uit gedichten, brieven en foto’s van de jonge vrouw bestaat. Foto’s inderdaad, want als geen ander wist ze de ruwe schoonheid van de Dolomieten op de gevoelige plaat vast te leggen, iets waar Cognetti natuurlijk niet stoïcijns onder blijft.

Net zomin als onder de eenzaamheid van de dichteres, door hoeveel vrienden en kennissen ze soms ook omringd geweest moge zijn. Haar eerste grote liefde was Antonio Cervi, de leraar van wie ze op haar vijftiende een jaar klassieke talen kreeg, waarna hij naar Rome verhuisde. Vier jaar lang, tot in 1933, zou ze met hem corresponderen. Soms zagen ze elkaar, in Londen bijvoorbeeld, waar Antonia een zomer Engels ging studeren en hij een maand kwam logeren. Maar dat was uitzonderlijk. In 1929 vroeg hij Roberto om haar hand, maar die zag zijn zeventienjarige dochter niet meteen met haar leraar trouwen en weigerde dus. Het waren vier lange jaren van steeds verder wegdrijven van elkaar. Of er ooit iets lichamelijks geweest is tussen de twee is onbekend. Toen duidelijk werd dat het nooit iets zou worden, schreef Antonia hem een laatste brief. Het enige waardevolle wat hun liefde uiteindelijk had opgeleverd, was poëzie, schreef ze, en daarom had ze een boekje gemaakt met haar tien beste gedichten. Ze voegde het bij de brief: Het gedroomde leven.

Eenakter

Zie je:

dit is mijn

verzonnen kind

Ik heb een hansopje

voor hem gehaakt

van witte wol.

Hij kan ook ‘mama’ zeggen – heus –

als je hem op zijn rug legt.

Leg hem even

in mijn armen:

kijk,

heb je gehoord

hoe hij

‘mama’ zei?

Dit is mijn kind – zie je –

mijn verzonnen

kind.

Niet alleen Roberto’s weigering om zijn dochter te laten trouwen met Cervi ondermijnde de relatie, misschien was religie nog wel een grotere splijtzwam. Cervi was diepgelovig en eiste dat Antonia dat ook zou worden, wat zij halsstarrig weigerde. God was geen zaak van kerken en priesters, zei ze, maar wel van bergen en poëzie. Hij was een kracht inherent aan de dingen die alleen via de taal tot leven kon worden gewekt. Toen haar vriendin Lucia in 1930 besliste om non te worden en zei dat ze wilde opgaan in het goddelijke, repliceerde Antonia dat ze in feite niet meer deed dan zich terugtrekken in een dode wereld, en zich daarbij afsluiten van een wereld die zichzelf onophoudelijk vernieuwde. ‘De meest ellendige gedachte is deze,’ schreef ze in een brief, ‘dat ik ’s avonds nog een weiland in kan lopen, onder de vrije sterren, en dat zij alle verdere avonden van haar leven in een slaapzaal zal doorbrengen, naast twaalf bedjes van onbekende kleine meisjes. Haar verdwijnen laat een onuitwisbaar spoor achter: en als ik naar alle mooie dingen kijk die haar ontnomen zijn, zal ik daar vol vreugde van genieten, en tegelijkertijd vol verdriet zijn om haar, zo ver weg, die er nooit meer van zal genieten.’

Smaak is als een spier. Je moet ze trainen zodat ze sterker wordt.

Een ‘echte’ vrouw

Ook haar tweede geliefde, Remo Cantoni, die ze in de herfst van 1934 ontmoette toen ze aan de Milanese Staatsuniversiteit studeerde, bleek haar liefdeslyriek niet waard te zijn. Hij kwam uit de lagere burgerij en stak niet onder stoelen of banken dat hij neerkeek op de profiterende klasse waartoe Antonia behoorde. ‘Wat een lekker leventje leiden jullie rijken’, zei hij nadat ze hem een avondje had meegenomen naar de Scala, en dus vond hij net als Cervi dat ze moest veranderen. Hij wilde een echte vrouw van haar maken, terwijl ze dat tijdens haar wandelingen en klimtochten in de bergen natuurlijk pas helemaal kon zijn. ‘Ik geloof en vrees dat ik nooit een echte vrouw zal zijn’, schreef ze in een brief aan een vriend die Remo’s afkeer van haar klasse deelde. ‘Sterker nog, ik denk dat ik, als ik onhandig tracht er een te zijn, uiteindelijk het meest waarachtige en minst banale deel van mezelf zal verliezen.’

‘De bergen zijn een onovertroffen oefenschool voor lichaam en geest’, schreef Pozzi.
‘De bergen zijn een onovertroffen oefenschool voor lichaam en geest’, schreef Pozzi. © GF

Hoezeer het mannelijke gewicht op haar gemoed woog, waardoor ze het gevoel kreeg zichzelf niet langer te kunnen zijn, mag blijken uit een merkwaardige passage uit een brief die ze in 1929 naar Antonio Cervi stuurde: ‘Het is vreselijk om een vrouw te zijn,’ lezen we. ‘Inwendig voel je niets anders dan een uitzinnig verlangen jezelf te geven. U hebt gelijk als u zegt dat vrouwen niets waard zijn. Wij zien dingen eerder, maar onze ogen sluiten zich ook eerder. We ontwaren de toppen, maar als een vrouw die bereikt, is het omdat ze veel mannelijks in zich heeft.’

Hoeft het te verbazen dat ze tijdens haar studentenjaren doodzenuwachtig was toen ze een aantal van haar gedichten liet lezen door een van haar professoren? En dat hij die meteen afdeed als sentimenteel en prematuur? Natuurlijk niet, want alle mannen in haar omgeving zagen haar liever de pen aan de wilgen hangen. Ze was immers zowel geestelijk als ethisch te warrig om goed te zijn, en het ontbrak haar aan wilskracht. Maar toch bleef ze schrijven, ook al verscheen er tijdens haar leven geen enkel gedicht in druk.

Daklozenopvang

En dat terwijl ze heel goed wist waar ze literair mee bezig was, blijkt uit een brief die ze een jaar voor haar dood schreef aan Dino Formaggio, haar derde en laatste geliefde, en waarin ze hem tips gaf om beter te leren schrijven. Ik ben een flaubertiaan, zegt ze, iemand die niet gelooft in geniale invallen of wonderen, maar wel in werken, werken en nog eens werken. Natuurlijk mag je voorbeelden hebben, maar word geen epigoon. Probeer op hun schouders te klimmen om met hun kennis en kunde iets hogers te bereiken, iets universelers ook, want het louter particuliere kan maar weinig lezers bekoren. Primitiviteit, naïviteit en spontaniteit mogen misschien wel sympathiek zijn, grote kunst maak je er niet mee. Smaak, daar draait het allemaal om. Die wijst op lenigheid van de geest en beheersing van de eigen middelen. ‘Smaak,’ schrijft ze, ‘is als een spier. Je moet ze trainen zodat ze sterker wordt.’ Dat Dino later een gevierd filosoof en kunstcriticus werd, heeft hij misschien wel een beetje aan Antonia te danken.

Maar haar liefde voor Dino veranderde haar ook. Hij was een fervent socialist en antifascist, wat haar vader, fier partijlid sinds 1934 en podestà van Pasturo – een soort door de fascisten benoemde alleenheerser – er trouwens niet van weerhield hem bij hen thuis uit te nodigen. Dino liet haar kennismaken met het harde leven in de arbeiderswijken, waar ze oog kreeg voor armoede en misère. Opeens begon ze mensen te fotograferen in plaats van bergen, wasvrouwen, herders en volkse kinderen met vuile gezichten en gescheurde kleren. Samen met een vriendin ging ze zelfs aan de slag in de daklozenopvang, wat inspiratie opleverde voor een van haar mooiste gedichten.

Via dei Cinquecento

Zwaar hangen tussen ons tweeën

te veel ongezegde woorden

en de ongestilde honger,

de kreten van niet getrooste kinderen,

de borst van tuberculeuze moeders

en de stank –

stank van vodden, uitwerpselen, lijken –

die door mistroostige gangen kronkelt

vormen een haag die kermt in de wind

tussen jou en mij.

Maar buiten

spreken twee grote roerloze lichten onder nevelige sterren

van brede mondingen

en water

dat naar het land stroomt;

en elke kling van licht, elke kerk

zwart tegen de hemel, elke stap

van armoedige, afgetrapte schoenen

voert door luchtige straten

eerbiedig

mij naar jou.

Antonia bleef echter altijd haar ‘alpenhutdroom’ koesteren, samen met Dino naar de bergen trekken, kinderen krijgen en een eenvoudig leven leiden. Zielsveel hield ze van hem, ook op die eerste december 1938, toen hij in tegenstelling tot wat hij altijd had laten doorschemeren, zei toch niet met haar te willen trouwen. Ook hij kreeg een afscheidsbrief.

Antonia, Brieven, foto’s en gedichten van Antonia Pozzi, met verbindende teksten van Paolo Cognetti, De Bezige Bij, 240 blz., 24,99 euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content