Pieter Liagre

‘Waarom zouden de sociale partners zich nog smijten? De aanfluitingen van regering zijn ongezien’

Pieter Liagre Actief bij denktank Poliargus

De sociale dialoog sputtert wel eens en zo is een machtsvacuüm ontstaan dat politieke bewindsvoerders maar al te graag proberen in te vullen’, schrijft Pieter Liagre van de Denktank Poliargus.

Dit opiniestuk maakt deel uit van onze reeks ‘De Doordenkers van Knack.be’.

‘Arbeidsverhoudingen’ omvatten in essentie alle structuren en afspraken die helpen om tegenstellingen, problemen en conflicten tussen werkgevers en werknemers uit te klaren. En ook al gaat het hierbij veelal om partijen met ongelijke belangen, toch slaagt het Belgische model van arbeidsverhoudingen er historisch gezien bijzonder goed in om via democratische processen, institutionalisering en professionalisering tot collectieve besluitvorming te komen.

Deze vrij specifieke beleidstraditie, waarin werkgevers en werknemers relatief autonoom tot beleidsafspraken komen, is de laatste jaren echter onder druk komen te staan. De ‘sociale dialoog’ sputterde wel eens en zo is een machtsvacuüm ontstaan dat politieke bewindsvoerders maar al te graag proberen in te vullen. De meerderheid, of nog preciezer de regeringspartijen, zwaaien daarbij met ‘het primaat van de politiek’. Maar wat is het gevolg van zo’n beleid?

Wat we zelf doen, doen we beter

De huidige Regering Michel I hangt de grondstelling aan dat men niet al te veel aan de sociale partners moet overlaten. Wat men zelf doet, doet men immers beter. Maar ook eerdere regering bouwden actief het (wettelijk kader) van het sociaal overleg af; of grepen eenzijdig in op de sociale dialoog.

Waarom zouden de sociale partners zich nog smijten? De aanfluitingen van regering zijn ongezien

Een voorbeeld hiervan is de wet ’tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen’. Deze zogenaamde ‘loonnormwet’ van 1996 bepaalt dat er tweejaarlijks onder de sociale partners een loonnorm wordt afgesproken, op basis van de verwachte evolutie van de loonkost in de buurlanden. Tot aan het IPA 2009-2010 was dit steeds een indicatieve norm, die per sector kon worden geïnterpreteerd naarmate de sectorale economische realiteit. Voor het IPA 2009-2010 werd de loonnorm daarentegen voor het eerst dwingend en per KB vastgelegd. De vrijheid van onderhandelen werd daarmee dus ernstig ingeperkt, zowel op interprofessioneel als op sectoraal niveau.

De huidige Regering Michel I grijpt echter nog verder eenzijdig in op het sociaal overleg. Niet alleen probeerde zij initieel een loonnorm van 0,0 % of een ‘loonstop’ op te leggen, tevens verhoogt ze momenteel zonder ernstig overleg de pensioenleeftijd en voert ze een sprong in de automatische loonindexering door. Dit laatste is een rechtstreekse aanval op het sociaal overleg vermits de indexatie van lonen in tientalen cao’s tussen werknemers en werkgevers staat. Bovendien stelde Michel I zich voor het eerst weerhoudend op tegen een gesloten interprofessioneel akkoord. Het IPA 2015-2016 werd door de regering immers niet volledig gehonoreerd. Waarom zouden de sociale partners zich dan nog smijten, gaan voor delicate compromissen, als die nadien telkens uit balans worden gebracht?

Opnieuw de koers uitzetten

Het is, zoals gezegd niet nieuw dat een regering het lastig heeft met het aanvaarden van de sociale dialoog. Maar dergelijke frappante aanfluitingen zijn ongezien.

De liberalen in de huidige regering (Open VLD & MR) hebben het altijd al moeilijk gehad met het sociaal overleg. Zij huldigen immers vanuit hun grondstroom het primaat van de politiek. De N-VA daarentegen, verdedigt vooral de stelling dat het niet de vakbonden zijn die het land regeren. Zeker als het de socialistische bonden betreft, doen die organisaties de partij te veel denken aan haar grote politieke opponenten, SP.A en PS. N-VA zit bovendien gewrongen met een sociaal overleg als artefact van het ‘oude’ Belgische politieke model.

'Waarom zouden de sociale partners zich nog smijten? De aanfluitingen van regering zijn ongezien'
© Belga Image

CD&V daarentegen, is de enige partij die het sociaal overleg nog kansen wil geven. Zo stond die partij alleen in haar strijd om een sociaal akkoord waarin ook de vakbonden zich konden vinden. CD&V wil de sociale sterkhouder van centrumrechts zijn. Als de vakbonden (vooral die onder de ACV-koepel) het regeringsbeleid afwijzen als asociaal, is dat een zware blaam voor de partij.

De beleidsmakers van Michel I willen opnieuw zelf de koers uitzetten. Ze doen dit niet alleen met pogingen om cao’s via wettelijke ingrepen af te zwakken, maar grijpen ook actief in op het sociaal overleg, met als doel het onmogelijk te maken of zelfs te verbieden. Rond het regeerakkoord werd daarbij een ‘goddelijk aura’ gecreëerd, waardoor het onfeilbaar werd. Ook het interpreteren van dit akkoord doet men trouwens liever zelf. Dat men het in de regering wel eens oneens is, vormt daarbij minder een bezwaar. Als alternatief op de sociale dialoog richt men commissies op (cfr. pensioenen) en worden rondetafelgesprekken georganiseerd (cfr. werkbaar werk). Hiermee wekt men een schijn van een sociaal beleid, maar van echt sociaal overleg is hier geen sprake.

Voor werkgeversorganisatie is dat op zich geen ramp. Zij hebben immers mee de pen vastgehouden bij het schrijven van het regeerakkoord en onderhouden nog steeds nauwe contact met de meeste liberale- en N-VA-kabinetten. Werkgevers geven daarenboven steeds minder signalen dat ze geloven in een doeltreffend sociaal overleg. Wie in de feiten zijn agenda via het politieke personeel wil laten realiseren, bewijst de sociale dialoog uiteraard géén goede dienst.

Doorstart voor het sociaal overleg ?

Ondanks veel (soms terechte) kanttekeningen, blijft het echter een gerechtvaardigde vraag of de tendens naar een meer voorname rol voor de politiek in de sociale dialoog wel de juiste is. Uiteraard moet een eerlijke herverdeling en rechtvaardigheid vooropstaan en moet er gewerkt worden aan een maatschappijvisie die mensen met elkaar, in solidariteit, verbindt, maar er zijn ook meer rationele argumenten voor een stevige sociale dialoog tussen werkgevers en werknemers.

Ten eerste, zijn er de (grond)rechten waaraan onze samenleving onlosmakelijk verbonden is. De vrijheid van vereniging, de vrijheid van meningsuiting, maar ook het recht op vrij onderhandelde overeenkomsten staat hier op het spel.

Ten tweede is er (zeker voor de erkende) werkgevers- en werknemersorganisaties geen echt alternatief. Dat niet-erkende spoorbonden het werken ook voor andere werknemers aan de spoorwegen moeilijk maken, sluit begrijpelijk op protest. Maar wat als werknemers zich helemaal niet verenigen, wie vormt dan het aansprekingspunt?

Ten derde houdt een zuivere representatieve democratie, waarbij we er van uitgaan dat burgers uitsluitend door verkozenen in de parlementen vertegenwoordigd worden, ook gevaren in. We leggen dan om de 5 jaar al onze eieren in dezelfde mand. Wat als het tij keert, en werknemersorganisaties zich weer sterker politiek vertegenwoordigt zien, zullen de werkgeversorganisaties dan niet in opstand komen tegen het primaat van de politiek? Wat als we eens 500 dagen geen regering hebben?

Belgisch model overboord gooien?

Misschien moeten we dus toch nog maar eens nadenken voor we het Belgische model van arbeidsverhoudingen overboord gooien

België kent al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een consensusdemocratie, waarbij het sociaal overleg met daarin middenveldorganisaties een belangrijke rol vervult. Burgers worden betrokken bij he beleid en krijgen kansen. Kansen om een eigen inzichten te ontwikkelen en te participeren aan het sociaal beleid. Via de sociale dialoog worden werknemers medeaandeelhouder in hun eigen loon en arbeidsvoorwaarden. Ze worden geresponsabiliseerd.

De combinatie van een sterke sociale dialoog en een sterke politiek die zich op verschillende topics concentreren pacificeert het maatschappelijk debat. Dit zorgt er voor dat de sociaaleconomische, levensbeschouwelijke en communautaire breuklijnen niet samenvallen, maar elkaar net afdekken. Dit vermijdt conflicten die de maatschappij verlammen. Misschien moeten we dus toch nog maar eens nadenken voor we het Belgische model van arbeidsverhoudingen overboord gooien.

Pieter Liagre, Denktank Poliargus

Partner Content