Harry De Paepe

‘Waarom ik de Britten een brexit toewens’

Harry De Paepe Leraar geschiedenis, auteur en VK-kenner bij Doorbraak.be

‘In de discussie voor of tegen een brexit, is het argument van de nationale soevereiniteit wat ondergesneeuwd’, vindt Harry De Paepe. ‘Meer dan het economische argument en sterker dan de immigratieangsten vind ik de ondergraving van de oude Britse parlementaire democratie hét argument om het land een brexit toe te wensen.’

Ben je voor of tegen brexit? Het debat dat zich bij die vraag ontspint, gaat algauw over de economische repercuties van het eventuele wegvaren van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. In het VK zelf duikt de migratie al snel op in de gesprekken. De ‘blijvers’ uit de Remaincampagne hameren op de economie, de ‘vertrekkers’ van Leave tellen het aantal EU-immigranten. Een derde thema dat wat achteruit gestoken wordt in de discussie is ouder dan de andere twee, maar voor mij is het misschien wel het meest significante argument waarom de Britten voor een brexit kunnen opteren: de nationale soevereiniteit.

‘Waarom ik de Britten een brexit toewens’

Het Lagerhuis keurde in mei 1975 de speciale Referendum Act goed, de wet die het houden van een volksraadpleging mogelijk maakt. Deze wet was een complete nieuwigheid in de Britse politieke traditie. Tot dan lag de suprematie van de volkswil in het parlement. Een verworven macht sinds de 17de eeuw nadat de monarchie – na de kortstondige republikeinse periode onder de strenge Oliver Cromwell en zoon – terugkeerde in het land, zij het dat de soevereine vorst gebonden werd aan de wet en het parlement.

‘Dure poppenkanst’

Elk jaar opnieuw wordt de bevolking aan deze geschiedenis herinnerd tijdens het ceremonieel van ’the state opening of parliament’. In de Victoriaanse pracht en praal van het Hogerhuis gebiedt Queen Elizabeth vanop een gouden troon haar vertegenwoordiger – ‘Black Rod’ – om de leden van parlement uit de nodigen naar de ‘Upper House’.

Steeds opnieuw krijgt de man de deur van het Lagerhuis in zijn gezicht geworpen en moet hij driemaal aankloppen. Er zijn momenten geweest dat de dignitaris – en dus ook de vorst – moet staan wachten tot de voorzitter van het parlement toestaat de deuren te openen. Uiteindelijk leest het staatshoofd een toespraak voor geschreven door de verkozen regeringsleider.

‘Indien het volk zijn verkozenen niet meer lust, dan stemt dat volk zijn verkozenen weg.’

Critici noemen dit een dure poppenkast, maar ze gaan te gemakkelijk voorbij aan een belangrijk punt van het ceremonieel: de verkozenen des volks vaardigen de wetten uit en de Kroon, de adel en de Engelse staatskerk hebben zich daar naar te schikken. Indien het volk zijn verkozenen niet meer lust, dan stemt dat volk zijn verkozenen weg. Het overkwam bijvoorbeeld Defensieminister Michael Portillo in 1997 of Labours schaduwminister van Financiën Ed Balls in 2015. De soevereiniteit van het volk primeert.

De kiemen voor de speciale Referendum Act, werden in 1972 al gelegd door de eurosceptische conservatief Neil Martin. De nakende toetreding tot de – toen nog – Europese Economische Gemeenschap vereiste een andere aanpak. Labour steunde hem, tegen de eigen principes in, om de regering van de Tory premier Edward Heath te plagen en omdat de partij toen nog fel eurosceptisch was. Door de nieuwe wetgeving vond de eerste grote volksraadpleging plaats, zoals gezegd, in 1975 over het lidmaatschap van het VK in EEG.

Inmiddels was Labour aan de macht gekomen en bepleitte de partij een ‘yes’-stem bij de bevolking. In een regeringspamflet gaf de overheid de bevolking de garantie dat ‘geen enkele belangrijke beleidsbeslissing in Brussel of elders kan worden genomen zonder de goedkeuring van een Brits minister die verantwoording aflegt bij de Britse regering en het Britse parlement. De minister die Groot-Brittannië vertegenwoordigt kan elk nieuw wetsvoorstel of elke nieuwe belasting vetoën wanneer het tegen de Britse belangen indruist.’ Een klare belofte die klaar werd gebroken.

‘Sinds 1973 verloor het VK 101 rechtzaken tegen EU-regelgeving in het Hof te Luxemburg en won het slechts 30 keer.’

Tussen 2010 en 2013 komt 59% van de Britse wetgeving vanuit het Europees Parlement. Die berekening werd in mei door de BBC gemaakt en is betrouwbaar. Het is wetgeving waar de Brit geen enkele impact op heeft, want ook al protesteren de 73 Britse europarlementsleden tegen bepaalde wetten, hun aantal verdrinkt in het 751 leden tellende europarlement. In de voorbije 20 jaar heeft het VK zich 72 keer verzet tegen maatregelen van de Europese Commissie en 72 keer verloor het land het pleit. De EU heeft daarentegen wel de macht om zich tegen nationale wetgeving te verzetten via het Europese Hof van Justitie. Sinds 1973 verloor het VK 101 rechtzaken tegen EU-regelgeving in het Hof te Luxemburg en won het slechts 30 keer.

Wetten maken of kraken

De democratische logica van een parlementaire democratie is dat elke volwassen staatsburger van een land zijn vertegenwoordiging kiest en dat die vertegenwoordiging wetten maakt of kraakt. In de EU worden wetsvoorstellen voorgelegd door de EU-Commissie die bestaat uit onverkozen leden. Vaak zijn dat politici die nationaal worden afgedankt.

Marianne Thyssen werd bijvoorbeeld Commissaris als troostprijs voor de afgestrafte CD&V in de regeringsonderhandeling van 2014. Het EU-parlement kan de wetsvoorstellen wijzigen en die dan goed of afkeuren. Nadien belandt een wet bij de Raad van Ministers die ook nog wijzigingen kan doorvoeren waarbij het uiteindelijk terug op de Commissietafel belandt die dan het finale fiat geeft.

De soevereine macht van de kiezer wordt dus enorm beknot. Het zijn vooral de onverkozen leden van de Commissie die het meeste macht hebben. Wetten kunnen ook niet zomaar worden weggestemd doordat de bevolking voor een nieuwe samenstelling van het parlement kiest. De rechtbanken van de lidstaten moeten de bevolking wetten doen naleven waar het misschien niet eens achterstaat.

‘Al sinds het ontstaan van wat vandaag de Europese Unie is, verzetten Britten van links en van rechts zich tegen de idee dat wetgeving wordt opgedrongen tegen de wil van het volk in.’

Al sinds het ontstaan van wat vandaag de Europese Unie is, verzetten Britten van links en van rechts zich tegen de idee dat wetgeving wordt opgedrongen tegen de wil van het volk in. Daarmee treden ze in de voetsporen van de Magna Carta uit 1215, de Engelse Burgeroorlog van halfweg de 17de eeuw en de Glorious Revolution van 1688. Wie zich een absolute heerser waant, belandt er op het schavot of wordt er verjaagd.

In 1962 hield de toenmalige voorzitter van Labour, Hugh Gaitskell, een vurige rede waarin hij zich afzette tegen welke toenadering tot Europa ook: ‘Het betekent het einde van Groot-Brittannië als een onafhankelijke Europese staat, het einde van duizend jaar geschiedenis!’ Vandaag klinkt de argumentatie niet anders. De Britten blijven kinderen van hun verleden. En wees nu eerlijk: ze hebben niet helemaal ongelijk.

Meer dan het economische argument en sterker dan de immigratieangsten vind ik de ondergraving van de oude Britse parlementaire democratie hét argument om het land een brexit toe te wensen. Als het zover komt, zullen we die balorige Britten in Brussel nog missen.

Partner Content