Conner Rousseau: ‘Sinds ik op mijn zestiende een C-attest kreeg, heb ik een enorme bewijsdrang’

© Jan Weynants

Naar aanleiding van zijn boek Passie wil auteur Rudolf Hecke weten hoe Bekende Vlamingen passie beleven. Deze week: een gesprek met Vooruit-voorzitter Conner Rousseau.

Hoe passioneel bent u bezig met de dingen die u belangrijk vindt?

Conner Rousseau: Ik ben zodanig door passie gedreven dat ik zelfs mijn eerste vrije dagen sinds 2 januari spendeer aan lesgeven. Dat doe ik hier in Barkentijn (vakantiecentrum voor jongeren in Nieuwpoort, nvdr), op de plaats waar mijn passie ontstaan is en waar ik als kind zelf op kamp kwam. We bieden extra mogelijkheden aan jongeren die thuis geen kansen hebben gekregen.

Vanwaar de stap naar de politiek als u ook als vrijwilliger uw passie voor jeugdwerk kunt botvieren?

Rousseau: Omdat ik vind dat je verschillende passies kunt combineren. In de twintig jaar dat ik hier als vrijwilliger werk, heb ik geleerd niet te treuzelen en meteen voor een oplossing te gaan. Hier heb ik impact op een paar honderd kinderen, in de politiek wil ik impact hebben op heel de samenleving. Ook op elk kind dat niet toevallig mijn pad kruist.

© Jan Weynants

Bent u verslaafd aan werken?

Rousseau: Ik kan niet stilzitten. Ik ben opgekweekt door twee workaholics. Mijn vader heeft dit gebouw 42 jaar gerund. Hij kwam één keer per week naar huis, in Sint-Niklaas. Hij was bezeten van zijn passie. Hij pakte jongeren op vraag van ouders en rechters bij hun nekvel, bracht ze hier onder en voedde ze op, streng maar supersociaal. Mijn moeder (Christel Geerts, sinds eind vorig jaar voorzitter van de socialistische mutualiteit Solidaris) was ook bijna altijd aan het werk. Ze was professor, had niets met politiek maar is socialist geworden nadat mijn grootvader, een huisschilder, een beenamputatie had ondergaan. Bij haar groeide toen het besef dat er een sterker sociaal vangnet nodig was, zodat mensen zoals mijn grootvader, die nooit een dag ziek was geweest, nooit gestempeld had, zich sinds zijn veertiende kreupel had gewerkt en met één been ons dak nog heeft heraangelegd, niet in de kou zouden staan. Daarna heeft ze het tot burgemeester van Sint-Niklaas en tot in het parlement geschopt.

Voelde u zich verwaarloosd door de passie van uw ouders?

Rousseau: Dat is sterk uitgedrukt, maar you can’t have it all. Mijn moeder was alleenstaande. Dat papa naar huis kwam wanneer het hem uitkwam, was, zacht uitgedrukt, niet de vruchtbaarste bodem voor een duurzame relatie. Mijn zus heeft het daar veel moeilijker mee gehad dan ik. Ik ben altijd een plantrekker geweest. Wij leefden zeer gehaast, maar er werden ons geen kansen ontzegd. Ik heb de carrière van mijn moeder gevolgd en die heeft me geïnspireerd om zelf te proberen een impact te hebben. Mijn vader zag ik drie maanden per jaar, in dit gebouw. Maar ik was op kamp en niet bij hem. Ik heb wel met allebei mijn ouders een goede band. Ik vermoed dat mijn moeder nu wel denkt: die stomme politiek, ik heb daar zo veel schone momenten met jou voor opgeofferd. Ze waarschuwt me er nu ook voor: zet je privéleven niet on hold want in de politiek kan het plots gedaan zijn.

Als ik alleen maar uit zou zijn op applaus, zou ik voortdurend in The Masked Singer opduiken.

Uw partijgenoot Louis Tobback vertelde me dat er geen leven naast de politiek is.

Rousseau: Mijn belangrijkste drijfveer is mijn werk goed doen. Er hangt zo veel van af. Als ik het goed doe, groeit de partij. Als ik verkiezingen win, kan ik ervoor zorgen dat alle kinderen tot twaalf jaar elke dag een voedzame maaltijd krijgen op school. Dat is een van mijn speerpunten. Het voordeel is dat ik ADHD heb. Een dag in de zetel doorbrengen kan ik niet. Sinds ik op mijn zestiende een C-attest kreeg, heb ik een enorme bewijsdrang.

Waar of bij wie kunt u op verhaal komen?

Rousseau: Met mijn vrienden praat ik niet echt over het werk. De enige met wie ik dat wel doe, is mijn moeder. Zij snapt wat ik bedoel. De politiek is een heel bizarre wereld, je moet de nodige achtergrondinfo hebben. Ik speel padel en tennis, maar veel te weinig. Ik dans graag, maar uitgaan ligt niet voor de hand. Overal waar ik kom, kennen ze mij. In het begin was dat fijn. Het was een vorm van erkenning voor het feit dat ik mijn best deed. Ik vind het nu nog altijd leuk, maar wanneer je op een festivaldag aan selfie vierhonderd zit, kan het weleens lastig zijn. Mensen zeggen soms dat politici meer als gewone Vlamingen moeten zijn, maar als de jongste politicus zich gedraagt als een gewone jonge gast die graag eens uitgaat, ben ik plots geen politicus meer. Daar heb ik het moeilijk mee.

© Jan Weynants

Voor jong en oud bent u ‘de Conner’, alsof iedereen u persoonlijk kent. Hoe voelt het om razendsnel uit te groeien tot de redder van de socialisten?

Rousseau: Ik begon als voorzitter tijdens corona. In die bizarre periode is mijn bekendheid toegenomen, ook omdat er toen een regering gevormd moest worden. Ik was werkelijk geschokt toen ik na de pandemie buitenkwam. Plots sprak iedereen me aan. Mensen hadden mij voortdurend op de televisie gezien en ik had niemand gezien. Ze noemen mij ‘de Conner’ omdat ik erop sta heel toegankelijk te zijn. Ik weet dat ik aan elke keukentafel een gespreksonderwerp ben. Het zou best kunnen dat zes miljoen mensen achter mijn rug over mij praten. Dat is raar. Maar ik vind het fijn als mensen me zien als iemand die een verschil kan maken. Het legt tegelijk een gigantische druk op mijn schouders, maar daar denk ik niet te veel over na. Gewoon doorgaan is de boodschap. Volgens een peiling in december ben ik de populairste politicus van Vlaanderen, voor Bart De Wever (N-VA) en Alexander De Croo (Open VLD). Maar wat koop ik daarvoor als ik nog geen verkiezingen heb gewonnen? Natuurlijk sta ik liever nu op de eerste plaats dan nooit. Jarenlang heeft geen enkele socialist de top tien gehaald. Nu staan we zelfs met twee in de top vijf (minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke staat op de vijfde plaats, nvdr).

Niet alle politici zijn hyperprofessionele mensen. En dan wik ik mijn woorden nog.

Creëren die positieve reacties geen imago waar u op den duur zelf gaat in geloven, een succesvol alter ego dat de ware Conner Rousseau opeet?

Rousseau: Nee. Als ik goed overkom, dan is het om wie ik écht ben. Het is best grappig dat er na drieënhalf jaar voorzitterschap nog altijd journalisten zijn die een strategie zoeken achter wat ik doe of zeg. Ze denken: het kan niet dat iemand zichzelf blijft, er moet iets achter verborgen zitten. Natuurlijk denk ik strategisch na, maar in tegenstelling tot veel andere politici ben ik dezelfde voor als achter de schermen. What you see is what you get.

U weet wel hoe u moet communiceren.

Rousseau: Inhoud en communicatie zijn twee verschillende dingen. Je kunt slechte inhoud niet goed communiceren. En als je goede inhoud slecht communiceert, heb je er ook niets aan. Politiek is goed besturen maar ook mensen inspireren. Voor een jonge doelgroep ben ik een uithangbord voor de politiek omdat ik de politiek laagdrempeliger probeer te maken.

Gevraagd naar de kern van socialist zijn antwoordde Louis Tobback me ‘je elke dag kunnen verontwaardigen over de smeerlapperij in de wereld’. Wat is uw definitie van een echte socialist?

Rousseau: Iedereen moet dat invullen zoals hij of zij dat wilt. Ik ben in de politiek gestapt uit verontwaardiging over de ongelijke kansen die jonge mensen krijgen. En ik ben nog altijd verontwaardigd. Over hoe er baby’s geboren worden met verslavingsproblemen omdat hun moeder drugs heeft genomen tijdens de zwangerschap. Over het feit dat we ons bezighouden met een Vlaamse canon terwijl er vijftienduizend jongeren in verontrustende omstandigheden moeten leven. Over kinderen die met een lege brooddoos op school zitten. Die dingen frustreren mij enorm, maar je moet ook positieve zaken kunnen zien. Want als je je over alles en nog ergert, hol je de verontwaardiging uit. Dan behoor je tot wat ik de ‘kleinburgerlijke linkse kerk’ noem: mensen die verontwaardigd zijn over alles wat niet in de linkse bijbel staat. Dat is my cup of tea niet. Socialisme is voor mij: verontwaardigd zijn over essentiële mistoestanden in de samenleving en actie ondernemen om ze tegen te gaan.

Over welke kwaliteiten beschikt u om uw passie in de praktijk te brengen?

Rousseau: Ik werk hard, pas me aan, stel me open, blijf leren en ben gedisciplineerd. Op de laatste slide bij strategiebesprekingen op het partijbureau staat steevast het woord ‘Discipline!’. Ik hoop dat de politici van mijn generatie doorhebben dat je er met talent alleen niet komt. Je moet er ook voor werken.

Tijdens een interview met Tom Van Grieken raakte ik ervan overtuigd dat we stemmen kunnen terughalen bij het Vlaams Belang. We staan inhoudelijk sterker.

Provoceert u graag om de zaken in beweging te zetten?

Rousseau: Ik heb altijd al nen grote teut gehad. Dat heeft me op school geen diensten bewezen. Maar het leven is al zo kort. Er is geen tijd voor tjeverige omwegen. Zeg gewoon waar het op staat, ook al botst het. Als ik alleen maar uit zou zijn op applaus, zou ik voortdurend in The Masked Singer opduiken. If you want to make a difference, you’ve got to step into the arena. En daar wordt gevochten en moet je ook klappen kunnen incasseren.

Hoe gaan politici in de wandelgangen met elkaar om? Ontstaan er soms vriendschappen?

Rousseau: In de politiek heb je geen vrienden. Je vertrouwt niemand want je weet dat iedereen klaarstaat om jouw stoel weg te kapen. Wel, laat ze maar komen. Ik kom wel goed overeen met politici uit verschillende partijen. Met die van het Vlaams Belang toevallig niet, maar ik zoek die mensen ook niet op. Ik heb een andere ideologie dan Bart De Wever, maar we hebben wel een goede verstandhouding. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld Hilde Crevits (CD&V), Gwendolyn Rutten (Open VLD), Zuhal Demir (N-VA) en Petra De Sutter (Groen). Ik ga ervan uit dat iedereen die in de politiek stapt dat met de beste bedoelingen doet, maar het zijn niet allemaal hyperprofessionele mensen. En dan wik ik mijn woorden nog.

© Jan Weynants

Zo’n vriendschapsband over partijgrenzen wordt vaak argwanend bekeken.

Rousseau: Als ik zeg dat ik het kan vinden met meneer De Wever, wordt daar veel heisa over gemaakt. ‘Rousseau gaat naar rechts!’ Hoe onnozel. Misschien zou ons land er sneller op vooruitgaan als we deden zoals in de tijd van Louis Tobback en Freddy Willockx. Toen hadden politici meer respect voor elkaar. In debatten tierden ze elkaar feller toe dan nu, maar achter de schermen sloten ze wel akkoorden. Ze gaven elkaar ruimte en een kans om te scoren. Ik zal hard strijden voor de punten die ik belangrijk vind, maar ik zal ook samenwerken om dingen in beweging te zetten. Ik sta voor een pragmatisch idealisme, al is dat op het eerste gezicht een contradictio in terminis. Ik zeg hardop waar ik naartoe wil, maar ik zal nooit doen wat extreme partijen wel doen: verkondigen dat ik niet meedoe als ik niet rechtstreeks van a naar z kan. Communicatie kan zwart-wit zijn, maar beleid moet genuanceerd zijn.

Leert u ook bij van collega’s buiten uw partij?

Rousseau: Ja, en daar schaam ik me niet voor. Van Bart De Wever wordt vaak gezegd dat hij zijn mensen blijft verdedigen. Nadat de carrière van zijn partijgenoot Kris Van Dijck onderuit was gehaald door één bericht op een roddelsite (Van Dijck was in 2019 nog geen maand voorzitter van het Vlaams Parlement toen een tijdschrift hem betichtte van sociale fraude met belastinggeld, nvdr), vroeg De Wever bij het begin van de nieuwjaarsreceptie van de N-VA een applaus als steun voor Kris. Dat was gedurfd, ongeacht of die man schuldig was of niet. De Wever dacht: hij is een van ons, dus verdedig ik hem. Dat bewonder ik, en ik heb het ook heel fel. Maar ik kan ook heel streng zijn. Logisch toch? Maar logisch boerenverstand is een zeldzaamheid geworden.

Of gaat verloren omdat er nuance ontbreekt in politieke communicatie?

Rousseau: Er is geen ruimte meer voor nuance. Maar wat was er eerst: de kip of het ei? Als politicus pas ik mij aan de spelregels van de media aan. Toen Frank Vandenbroucke partijvoorzitter was, had je de 24 urenpers. Je kon een hele dag nadenken over hoe je op iets zou reageren. Vandaag heb je 24 secónden bedenktijd. Er zijn veel meer prikkels. Je antwoorden moeten bijgevolg korter zijn en meer to the point. Maar bij zaken zoals de migratiecrisis volstaan twee quotes niet. Dat levert bullshit op. Ik stoor me aan partijen die het wel doen. Stop migratie, punt, en alles is opgelost. Wie gelooft dat? Al neem ik het mensen die zoiets geloven niet kwalijk dat ze in crisistijden kiezen voor partijen die hen simpele oplossingen aanreiken.

Partijen zoals het Vlaams Belang?

Rousseau: Het Vlaams Belang zegt ‘a’ maar heeft geen idee wat ‘z’ is, hoe je een land moet besturen. Kun je mij één voorbeeld geven van een land waar extreemrechts aan de macht is geweest en waar ze goed beleid hebben gevoerd? Ik had vorig jaar een dubbelinterview voor de geschreven pers met hun voorzitter, Tom Van Grieken. Het eerste uur trok hij een muur op door altijd hetzelfde te zeggen. Daarna waren zijn debatfiches op en vielen de stiltes. Hij wist inhoudelijk niet meer wat te zeggen. Tijdens een televisie-interview waarin elke spreker vier minuten krijgt, kun je hem niet pakken, maar tijdens dat interview raakte ik ervan overtuigd dat we stemmen kunnen terughalen bij het Vlaams Belang. We staan inhoudelijk sterker. Je mag de politiek niet overlaten aan de antipolitiek. Al vind ik mezelf geen typische politicus. Ik hoor helemaal niet bij het clubje van de Wetstraat.

In het parlement wordt vaak over zaken gepraat waarvan ik denk: komen jullie weleens buiten? Dat boeit geen hol.

Het clubje van de Wetstraat?

Rousseau: Mensen die denken dat de evenaar door hun achterste loopt. Dat het parlement het epicentrum van alles is. Natuurlijk is het parlement belangrijk, maar er wordt ook vaak over zaken gepraat waarvan ik denk: komen jullie weleens buiten? Dat boeit geen hol. Je moet verstaanbaar zijn. Toen ik bij het begin van mijn carrière op televisie kwam, belde ik achteraf altijd mijn oma van 84 op — poetsvrouw geweest, heel beperkte opleiding, altijd voor de CVP gestemd. Dan vroeg ik: wat heb je onthouden? Als zij niet kon zeggen welke boodschap ik wilde overbrengen, had ik het niet goed gedaan. Je moet ervoor zorgen dat mensen van alle niveaus of leeftijden weten waarvoor je staat. En dat doe je door eerst naar die mensen te luisteren. Ik kom heel veel tussen de mensen.

En zien ze u altijd graag komen?

Rousseau: Ik hoor vaak: ‘Ik ben niet voor de socialisten maar ik vind u wel ne goeie.’ Dan antwoord ik: ‘Maar ik ben de oppersocialist! Als je mij vertrouwt, moet je toch voor Vooruit stemmen?’

Zijn er binnen Vooruit voldoende spelers die de strategieën van de coach in doelpunten kunnen omzetten?

Rousseau: Ik ben trainer-spits van een partij waar ik altijd een haat-liefdeverhouding mee heb gehad, omdat ze vroeger niet open was. Vooruit is een socialistische beweging die wel staat voor openheid. Ik noem mezelf een socialist.

© Jan Weynants

Tast uw pleidooi voor openheid uw statuut van ‘oppersocialist’ niet aan?

Rousseau: Sommigen vinden mij nog altijd geen echte socialist omdat ik hamer op rechten én plichten. Dat is best grappig want als kind van stamboomsocialisten kende ik al op mijn vijfde de Internationale uit het hoofd. In de tweede strofe zongen de socialisten eind negentiende eeuw ‘geen recht waar plicht wordt opgeheven, geen plicht waar recht ontbreekt’. Wat is dat? Dat is recht met fucking plichten! Aan de pipo’s die vanuit de Boekentoren in Gent voorschrijven wat socialisme moet zijn, zeg ik: daal eens af naar het archief en lees wat onze voorvaderen te zeggen hadden.

Communiceert u ook open?

Rousseau: Als mensen naar me toekomen en een politiek incorrecte term gebruiken, zal ik hen niet zeggen: ‘Dat mag je niet doen want dan ben je een racist.’ Ze spreken mij aan over hun problemen en verwachten dat ik er iets aan doe. Dat momentum ga ik niet verkwanselen door hen een moraalles te geven. Ik probeer de woede en angst van de mensen te capteren. Ik wil hen niet nog bozer en banger maken voor wat extremisten doen, maar hen een oplossing te bieden.

Aan de pipo’s die vanuit de Boekentoren in Gent voorschrijven wat socialisme moet zijn, zeg ik: daal eens af naar het archief en lees wat onze voorvaderen te zeggen hebben.

Hebt u begrip voor mensen die gepassioneerd zijn door ‘woke’?

Rousseau: Ik heb vaak het gevoel dat men verdraagzaamheid predikt op een onverdraagzame manier. Het eerste is goed, het tweede niet. De insteken van de wokegedachte zijn vaak gelijkheid en solidariteit, maar ik denk dat sommigen die principes wat te letterlijk nemen. Door zich op elk detail te storten zien ze het grotere plaatje niet en lokken ze een tegenreactie uit. Er gaat veel aandacht naar woke, maar de samenleving heeft grotere problemen dan dat.

Er worden woorden uit boeken geschrapt of vervangen door andere. Series als F.C. De Kampioenen worden gekortwiekt. Dat roept nare herinneringen op.

Rousseau: Ik kijk al heel mijn leven naar F.C. De Kampioenen — iedereen heeft zijn zwakheden. Ik ben antiracist, tegen discriminatie, voor gelijkheid. Op een bepaald moment werd iedereen die naar die serie keek als een racist beschouwd. Dan raak je mij kwijt als medestander in je strijd. Ik was tegen het schrappen van afleveringen. Als we vinden dat iets wat dertig jaar geleden werd opgenomen niet meer kan, vermeld dat er dan bij. Maar geef door afleveringen te schrappen mensen niet het gevoel dat ze misdadigers zijn omdat ze naar die serie hebben gekeken. Dat is niet de manier om racisme uit de samenleving te helpen. Sommigen zeggen dan: als je die dingen blijft tonen, geef je aan dat het allemaal correct is. Dan gaat het om prioriteiten. De mijne liggen bij de jeugdzorg, niet bij Balthasar Boma en de Pussycat.

Ook genderdiversiteit eist een ruime plaats op in het debat.

Rousseau: Je moet leven en laten leven, en een sterke overheid moet ervoor zorgen dat iedereen zichzelf kan zijn en zich veilig kan voelen. Maar als iemand die als man geboren is zich vrouw voelt, steek dan de wereld niet in brand als iemand die per ongeluk toch meneer noemt. Hier op kamp zijn er ook plots transgender kinderen. Op zich maakt dat geen verschil, een kind dat voetbalt is een kind dat voetbalt. Maar jongens en meisjes slapen hier apart, dus waar leg je die trans kinderen? Vinden alle ouders dat goed? Wat vinden die kinderen er zelf van? We hebben hier een heel gemengd publiek: sommige kinderen hebben thuis al gepraat over hun genderidentiteit, maar andere groeien op in een heel conservatief gezin. Wij gaan daarover in gesprek, maar niet vanuit een moreel superieure positie. In andere woorden: we vermijden op een niet-woke manier dat het een probleem wordt.

Een ander heet hangijzer is grensoverschrijdend gedrag, en daaraan gekoppeld de mediatisering van schuld en onschuld.

Rousseau: Ik denk dat er vroeger meer machtsmisbruik was, en dat grensoverschrijdend gedrag daardoor vaker oogluikend werd toegestaan. Dat tolereren we gelukkig niet meer. Nochtans willen conservatieven terug naar die periode. Het probleem is wel dat die processen vaak in de media gevoerd worden. Als Bart De Pauw fouten heeft gemaakt, moet hij ervoor gestraft worden. Het gaat over wetten, niet over meningen. Maar in de hoofden van velen was hij al schuldig nog voor hij voor de rechter was verschenen. Die mediatisering is gevaarlijk.

Als iemand die als man geboren is zich vrouw voelt, steek dan de wereld niet in brand als iemand die per ongeluk toch meneer noemt.

U houdt uw liefdesleven uit de media. Wilt u zo voorkomen dat roddels een eigen leven gaan leiden?

Rousseau: Mijn moeder moest als professor veel reizen. Zij had een panische angst dat iemand iets in haar koffer zou stoppen en dat ze vervolgens zou worden opgepakt. In de luchthaven van Seoul zat ze boven op haar valies! Ik heb een soortgelijke vrees. Als politicus heb je tegenstanders die soms onwaarheden verspreiden. Begin je dan maar eens te verantwoorden, als publieke figuur. Er doen al zo veel roddels over mij de ronde. Daarom wil ik dat stukje van mijn leven nog voor mezelf houden. Er valt op dat gebied ook niets te vertellen.

Wat is uw grootste angst?

Rousseau: Ik ben bang voor de in-between moments. Als ik even wat gas terugneem, zal dan niet alles wat ik de laatste jaren over mij heb gekregen zijn tol eisen? En dus probeer ik dat moment uit te stellen. Het zal wel komen, maar alvast niet voor de verkiezingen. Ik ben op mijn 26e voorzitter geworden van de op een na kleinste partij van Vlaanderen. Dat is best een grote uitdaging, en de verkiezingen worden dat ook. Normaal bouw je een carrière op, maar bij mij is het zo snel gegaan. Ik hoop dat ik mijn piek nog niet bereikt heb. Ik denk het niet. Ik zal mezelf altijd wel herontdekken.

© Jan Weynants

Welk verwijt hoopt u zichzelf nooit te hoeven maken?

Rousseau: Dat ik meer had kunnen doen.

Welke ergerlijke eigenschap kunt u anderen het snelst vergeven?

Rousseau: Felgebektheid, omdat ik zelf ook zo ben.

Bent u rancuneus?

Rousseau: Ik ben een schorpioen die nooit als eerste zal uithalen. Maar wie mij aanvalt, zal een ferme steek krijgen.

Kunnen mensen veranderen?

Rousseau: Elk vogeltje zingt zoals het gebekt is, maar ik denk dat mensen wel willen veranderen. Ik heb het ook al gezien bij jongeren hier. Ze zaten in een straatbende, pleegden een gewapende overval en belandden in de gevangenis. Daarna vragen ze mij in een brief of ze weer op kamp mogen komen, de enige plek waar ze zich goed voelden. Ik ken hun achtergrond. Ze hebben nul kansen gehad in het leven en misschien verdienen ze er nu een. Op mijn verantwoordelijkheid mogen ze terugkomen. Ik ben wel superstreng voor hen. Ik druk hen op het hart dat het leven voor hen harder zal zijn dan voor anderen. Ze hebben geen ouders, geen netwerk, geen diploma, en in sommige gevallen hebben ze hun kleur ook nog eens tegen. Als ik hier hun leven simpeler maak, help ik ze daar niet mee. En dat zeg ik hen ook.

Bent u gelukkig?

Rousseau: Ik vind geluk een hol begrip. Deze job maakt me niet per se gelukkig. Je kunt alleen maar gelukkig worden als je aanvaardt dat je niet altijd gelukkig bent. Maar ik zal je iets raars toevertrouwen. Als ik hier rondloop, in het gebouw waar ik gemaakt en geboren ben, dat mijn thuis is, praat ik soms tegen de muren. Ik raak ze aan als ik de trap op wandel. Ik word gelukkig als ik vóél dat ik hier ben. Ik geniet heel weinig van het leven, maar hier wel. Hier hoef ik geen geluk na te streven. Ik bén hier gelukkig. Dit is mijn safe haven.

Ik hoop dat de jongere generatie niet denkt dat je depressief bent omdat je niet elke dag gelukkig bent.

Tegenwoordig zijn geluk en depressie gedegradeerd tot modewoorden.

Rousseau: Mentaal welzijn is heel belangrijk. Voor mensen die het echt nodig hebben, moet er meer betaalbare zorg zijn. Ik hoop alleen dat de jongere generatie niet denkt dat je depressief bent omdat je niet elke dag gelukkig bent. Je moet er het beste van maken. Zoiets kan ik in een interview over mentaal welzijn niet zeggen want dan wordt dat de titel. ‘Je moet zelf meer moeite doen om gelukkig te zijn.’ Punt. En dan mag ik me weer verantwoorden.

Denkt u op uw dertigste weleens na over het einde?

Rousseau: Ik ben bang van ouder worden, lelijk worden, afhankelijk worden. Ik zie mezelf niet bingo spelen of drie uur wachten tot iemand mij op het toilet zet. Maar wie weet zal er op mijn zestigste een pil bestaan die mijn leven met nog eens zestig jaar verlengt. Mijn voornaam komt trouwens van Connor MacLeod, de onsterfelijke krijger uit de film Highlander. Ik hoop soms dat het ervan komt, dat eeuwige leven.

Maar na de dood…

… is er niets. Helaas. Of maar goed ook.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content