De regering-De Wever is logisch samengesteld maar slecht gecast. Dat verklaart mee de problemen met de begroting en in het algemeen de slepende gang van dit kabinet.
De regering-De Wever ziet zich bij deze aanslepende begrotingscontrole met in wezen dezelfde interne blokkeringen geconfronteerd als bij de al veel te lang aanslepende regeringsvorming: fiscaliteit en besparingen. De eenvoudige uitleg daarvoor is dat het gaat om de klassieke tegenstelling tussen links en rechts. Water en vuur zijn nu eenmaal moeilijk te verzoenen.
Toch zit er meer achter. De interne krachtsverhoudingen binnen het kabinet-De Wever liggen extra moeilijk omdat de meeste partijen een rol kregen – of willen opnemen – die op het eerste gezicht logisch lijkt, maar waaraan ze in werkelijkheid moeilijk kunnen voldoen.
Vrij van erfzonden
Nochtans is dit kabinet vrij van de erfzonden van de directe voorgangers. De regering-De Wever steunt zowel aan Vlaamse als aan Franstalige kant op een meerderheid. De grootste partij van het land levert de premier. De sterkste Vlaamse en de grootste Franstalige partij staan elkaar niet naar het leven, maar delen soortgelijke maatschappelijke en sociaal-economische visies.
En toch. Van de vijf regeringspartijen zijn er minstens vier fout gecast.
Het begint met de partij van de premier. De N-VA is de logische leidende partij van deze meerderheid. Van de N-VA wordt verwacht dat ze de nieuwe CD&V is. Pro memorie: op de paarse periode na (1999-2007) leverde de CVP tussen 1958 en 2011 (en in Vlaanderen tot 2014) als vanzelfsprekend de eerste minister. Dat was en is nu eenmaal ‘het recht van de sterkste’. Net als de N-VA vandaag was de CVP de grote Vlaamse volkspartij omdat ze de Vlaamse ‘volksaard’ belichaamde. Zo zag de CVP dat alleszins, en zo ziet de N-VA dat vandaag eigenlijk ook.
Maar de N-VA ís geen CVP. De CVP had ideologische vleugels, de ‘standen’. Dat betekent dat de CVP intern al een eigen sociaal overleg of een eigen staatshervorming organiseerde om tot een breed gedragen partijstandpunt te komen. Dat betekent: voortdurend overeenstemming vinden met de vakbonden, de grote sociale organisaties, de werkgevers, de zelfstandigen, de vrije beroepen, de boeren enzovoort.
De N-VA mist een georganiseerde sociale vleugel en is daarom te rechts en te conservatief om de nieuwe CVP te kunnen zijn.
De N-VA mist een georganiseerde sociale vleugel en is daarom te rechts en te conservatief om de nieuwe CVP te kunnen zijn. Er zijn wel sociaal voelende figuren – partijvoorzitter Valerie Van Peel, soms onderwijsminister Zuhal Demir, maar een structurele sociale reflex is er niet.
Partijcultuur
De contacten tussen de N-VA met sociale beslissers – vakbonden, ziekenfondsen, academici, het overheidsapparaat, patiëntenorganisaties… – zijn zelden hartelijk en nooit structureel. Het verschil met de goede band die de partij met de Vlaamse werkgevers van VOKA heeft, is immens. Dat leidt dan onvermijdelijk tot een pensioenhervorming waarvan met zoveel uitzonderingen en technicalities geen of te weinig of fout rekening werd gehouden, dat ze momenteel nog onuitvoerbaar is en nog altijd bijsturing behoeft. Omdat bijvoorbeeld pas bevallen vrouwen in ouderschapsverlof ineens een technicality bleken die over het hoofd was gezien.
De N-VA is geen partij waar een akkoord maken tot de partijcultuur behoort. De Wever mag dan wel zijn uiterste best doen, zijn grote talent is uitdagen, debatteren en als winnaar uit de bus komen. Dat is niet het gedroomde profiel van een premier van een coalitieregering. Behalve dan voor zijn eigen partij en zijn eigen kiezers.
Dat het voor Bart De Wever niet voor de hand ligt om grote akkoorden te smeden, ligt niet alleen aan De Wever of de N-VA. De CVP kon maar de CVP zijn omdat er ook een PS was. Waar de CVP de emanatie was van het centrumrechtse Vlaanderen, was de PS die van het centrumlinkse Wallonië. Zij hielden elkaar in evenwicht. Binnen de regering zorgde dat voor een kenmerkende dynamiek: de CVP en de PS gooiden het onder elkaar op een akkoordje, ook over de belangrijkste thema’s, en vervolgens werd van de twee kleinere zusterpartijen (de SP, vandaag Vooruit, en de PSC, tegenwoordig Les Engagés) verwacht dat ze, na tegenstribbelen, braaf meestapten.
Taboes
Ter linkerzijde leeft het idee dat het de plicht van Vooruit is om in deze regering de oude rol van de PS over te nemen: de partij waarop de vakbonden en ziekenfondsen alle hoop stellen opdat de rechterzijde hen niet kan treffen. Helaas voor hen: Vooruit kan en wil dat niet. Vooruit heeft niet de electorale en politieke slagkracht van de oude PS, en evenmin dezelfde maatschappelijke inbedding. Vooruit is niet de emanatie van Vlaanderen zoals de PS dat was of meende te zijn van Franstalig België.
Door haar Vlaamse achtergrond mist Vooruit bovendien een aantal defensieve reflexen die de PS wel had. De Vlaamse socialisten zijn al dertig jaar overtuigd van het nut van een volgehouden activeringsbeleid voor werklozen, en van de verhoging van de activiteitsgraad. Vandaar ook dat de partij geen problemen heeft met langer werken. Vooruit wíl zelfs geen PS zijn.
Ter linkerzijde leeft de idee dat het de plicht is van Vooruit om in deze regering de oude rol van de PS over te nemen: de partij waarop de vakbonden en ziekenfondsen alle hoop stellen opdat de rechterzijde hen niet kan treffen. Maar Vooruit kan dat niet en wíl zelfs geen PS zijn.
Maar dat betekent ook dat er in dit kabinet geen PS is, dus geen partij die in staat is om de Vlaamse rechterzijde in toom te houden. Dat is overigens ook de communicatie van Vooruit: ‘We doen wat we kunnen.’ Maar wie minder groot is, kan minder. De wet van de sterkste gaat hand in hand met het lot van de zwakkere.
Waarom kruipt de MR dan niet in de rol van de nieuwe, zij het rechtse PS? Omdat dit niet kan – niet met de N-VA als belangrijkste regeringspartij. Het klinkt paradoxaal, maar het is in de Wetstraat perfect logisch. Als gelijkgestemde zielen als Bart De Wever en Georges-Louis Bouchez elkaar te gemakkelijk zouden vinden, wordt dit kabinet onverteerbaar rechts voor de andere coalitiepartners en valt de regering. Voor De Wever is dat minder erg dan voor Bouchez, want hij krijgt als premier dan de lof dat ook hij dus in staat is om een akkoord te maken. Bouchez krijgt te horen dat hij heeft moeten inbinden. Dat is een veel dubbelzinniger compliment.
Het verklaart de frustraties bij Bouchez. Hoeveel prettiger zou het zijn voor de MR indien de Franstalige liberalen zich zouden kunnen profileren zoals de VLD van Guy Verhofstadt dat kon in de paarse jaren 1999-2007? Toen braken de liberalen de politieke dominantie van de christendemocraten. Alles ging anders worden, een heerlijke toekomst lachte de nieuwe politieke voorhoede toe – VLD-leider Guy Verhofstadt werd premier, Patrick Dewael minister-president van Vlaanderen en als nieuwe partijvoorzitter joeg Karel De Gucht het ‘katholieke Vlaanderen’ op stang, minstens één maar als het moest meerdere keren per week.
Zo’n rol zou Georges-Louis Bouchez natuurlijk als gegoten zitten, en ook zijn partij. Het is zijn droom: de MR als de liberale partij die de nieuwe hoop symboliseert, dat vertaalt in nieuwe wetten en regelgeving, en ook de vertolker is van een nieuw discours dat bovendien gedeeld en uitgedragen wordt door álle regeringspartijen. Dat was de sfeer van paars, een kabinet dat gedragen werd door een nieuw optimisme en een opvallend zelfbewustzijn dat alle regeringspartijen aan het dansen bracht. Zij het dan het liefst op het massagraf van de christendemocraten, conservatieven, Vlaams-nationalisten en racisten. Bouchez maakt daarvan: socialisten, communisten, syndicalisten, ecologisten, ambtenaren, wereldverbeteraars en antifa’s.
Te brallerig
Helaas voor hem deelt maar een aantal N-VA’ers die droom. Vooruit wil er vanzelfsprekend niet van weten. Maar ook voor de CD&V en Les Engagés is de stijl van Bouchez te brallerig en zijn politiek te hardvochtig. Bouchez reageert dan van de weeromstuit nog harder en nog luider. Zo maakt hij het De Wever paradoxaal genoeg nog moeilijker om een compromis te vinden met veel rechtse klemtonen en weinig toegevingen aan links. Waardoor dit kabinet uiteindelijk niet zo rechts is als Bouchez zou willen. MR doet het in de jongste peilingen alleszins opvallend minder goed dan bij de verkiezingen.
Ook niet goed in hun vel: de Vlaamse christendemocraten. Voorzitter Sammy Mahdi en de zijnen moeten met lede ogen aanzien dat de N-VA zowel het maatschappelijke zelfbeeld (de Vlaamse volkspartij) als de politieke rolverdeling (de vanzelfsprekende regeringsleider) heeft overgenomen van de CVP. De CD&V daarentegen moet er niet eens aan denken om nog maar te probéren de CVP te zijn. Ze kunnen het gewoon niet meer, omdat de CD&V de CVP niet meer is. Een partijtje van twaalf procent is gewoon de negatie van wat de volkspartij CVP ooit was. Dat is inderdaad een existentieel probleem.
De CD&V-ministers moeten daardoor vrede nemen met een rol waarin ze gedwongen zijn een halve figurant te blijven. Een degelijke vakminister als Vincent Van Peteghem heeft Financiën moeten inruilen voor Begroting. Dat is een probleem, want de geschiedenis leert dat een sterke begrotingsminister altijd lid is van een van de sterkste partijen in de coalitie. Zie de jonge Guy Verhofstadt. Herman Van Rompuy. In Vlaanderen: Wivina Demeester. Helaas voor zichzelf: de CD&V is geen sterke partij meer en dus kan en mag Vincent Van Peteghem niet de rol spelen die hij eigenlijk zou moeten spelen. Ook deze begrotingscontrole is geen zaak van de minister van Begroting, maar een Chefsache: eerste minister Bart De Wever zet zelf de lijnen uit.
Annelies Verlinden is potentieel ook een degelijke minister, maar het is moeilijk en traag baggeren door het moeras dat Justitie al veel te lang is. Het feit dat Sammy Mahdi bij de regeringsvorming Financiën en Binnenlandse Zaken (en Asiel en Migratie) moest inwisselen voor Begroting en Justitie, illustreert de lagere positie van de Vlaamse christendemocraten. Alleen omdat ze wiskundig nodig waren om tot deze meerderheid te komen, mogen ze ‘erbij’. Er is geen andere politiek relevante reden voor de aanwezigheid van CD&V in dit kabinet dan een rekenkundige.
Dat ligt anders bij Les Engagés. Misschien is de voormalige PSC de klassieke uitzondering op het gegeven dat elke regeringspartij in min of meerdere mate fout gecast is. Voor Les Engagés geldt dat eigenlijk niet. Zij wonnen de verkiezingen en zijn onder meer daarom (en anders dan de CD&V) wel politiek relevant. Dat is een mensenheugenis geleden, en misschien zelfs twee. Bij de verkiezingen van 2019 was de cdH amper de vijfde Franstalige partij, na PS, MR, Ecolo en PTB.
Een ‘obsedée textuelle’
Toen Les Engagés nog de PSC heetten, durfden de kopstukken lastiger doen dan hun electorale gewicht wettigde. Illustere caractériels als Charles-Ferdinand Nothomb of Gérard Deprez konden dat als de besten: de Wetstraat op zijn kop zetten omdat zij zo nodig hun punt wilden maken, het liefst voor de galerij.
Voor hun opvolgster Joëlle Milquet gold zelfs dat laatste voorbehoud niet meer. Zij had altijd een reden om dwars te liggen. Haar bijnaam ‘madame non’ was geen overdrijving maar een understatement. In zijn memoires beschrijft een gnuivende Jean-Luc Dehaene haar ‘methode’: ‘Joëlle Milquet heeft de neiging elke tekst te herschrijven totdat ieder woord aan haar interpretatie en gevoeligheid beantwoordt. Ze is een echte obsedée textuelle, en werkt hierdoor op de zenuwen van al haar gesprekspartners en naar ik mocht ondervinden ook van haar medewerkers.’
Zou de eerste minister eigenlijk echt schrik hebben van het vooruitzicht op De Wever II?
Vicepremier Maxime Prévot staat helemaal niet in de traditie van die voorgangers en rouwt er ook niet om. De CD&V worstelt nog met haar CVP-verleden, Les Engagés herinnert in niets meer aan de kleine conservatieve machtspartij die de PSC altijd was. Prévot zit redelijk goed in zijn vel als politiek leider van een herboren politieke partij. Hij weet dat hij niet aan het stuur zit van deze regering en neemt daar vrede mee.
Zolang hij maar enkele eigen klemtonen kan leggen. Als minister van Buitenlandse Zaken bepleitte hij al langer een minder dociele houding van België tegenover Israël. Dat Bart De Wever inmiddels grotendeels overstag is gegaan en zelfs Georges-Louis Bouchez een pak stiller is, is mee te danken aan de rustige manier waarop Prévot aan politiek doet. Enige bémol: de harde besparingen die de federale regering zeker Franstalig België oplegt, doen ook zijn partij geen deugd in de peilingen.
Gekwetste ego’s
Een regering die bestaat uit partijen met gefnuikte ambities die geleid worden door mensen met gekwetste ego’s: je zou als eerste minister voor minder aandringen op twee weken uitstel voor het afronden van een begrotingscontrole.
Al beseft een historicus als Bart De Wever dat in de Wetstraat het verleden altijd als standvastiger en grootser wordt herdacht dan het in werkelijkheid was. Zo leidden christendemocratische voormannen in de zeven jaar tussen 1974 en 1981 niet minder dan tíén regeringen: Tindemans I (1974), Tindemans II (1974-1977), Tindemans III (1977), Tindemans IV (1977-1978), Vanden Boeynants II (1978-1979), Martens I (1979-1980), Martens II (1980), Martens III (1980), Martens IV (1980-1981) en Mark Eyskens (1981). Staatsmanschap, zeg dat wel.
Wat dan weer de vraag opwerpt: zou de eerste minister echt schrik hebben van het vooruitzicht op De Wever II?