De pensioenmalus die de federale regering wil invoeren en ook zal gelden voor langdurig zieken, stuit op onbegrip bij Kom op tegen Kanker. Algemeen directeur David Vansteenbrugge is duidelijk: ‘Niemand kiest ervoor om kanker te krijgen. Met alle begrip voor de begrotingsinspanningen van de regering: dit is een asociale maatregel.’
Het was een van de meest opvallende passussen uit het federale regeerakkoord: vanaf 2026 voert de regering-De Wever een pensioenmalus – dus een korting op het wettelijke pensioen – in voor wie tijdens zijn actieve loopbaan onvoldoende lang gewerkt heeft. Alleen wie tijdens zijn beroepsactieve jaren langdurig gewerkt heeft, kan eraan ontsnappen. En werken is effectief wérken: loopbaanonderbreking, landingsbanen, werkloosheid en ook ziektedagen tellen níét als gewerkte dagen. Dat is dus een probleem voor langdurig zieken.
De reden waarom die groep niet wordt ontzien, is de grootte ervan. Einde 2023 waren er 526.000 langdurig zieken. Het grootste deel (37 procent) zijn mensen met geestelijke gezondheidsproblemen, zoals burn-out en depressie, gevolgd (32 procent) door mensen met spier- en skeletaandoeningen (lage rugpijn, nekpijn of artrose bijvoorbeeld).
Daarbij viseert men natuurlijk niet de kankerpatiënten – dat zijn zieken met een hoge ‘gunningsfactor’, erkent men bij de antikankerorganisaties zelf. Maar veel (ex-)kankerpatiënten horen natuurlijk wel tot de langdurig zieken.
David Vansteenbrugge, algemeen directeur van Kom op tegen Kanker, is teleurgesteld in het beleid. Hij verwijt de regering niet dat ze moeilijke maatregelen neemt: ‘Het is goed dat er een regering is die dingen wil aanpakken en daadkrachtig wil zijn. Dat is nodig in ons land.’ Maar dat is nog geen vrijbrief om een onredelijk beleid te voeren. ‘Niemand kiest ervoor om kanker te krijgen. Als belangenbehartiger van honderdduizenden patiënten kunnen wij dan ook niets anders dan deze maatregel asociaal te noemen.’
Kom op tegen Kanker vindt het onrechtvaardig om uitgerekend kankerpatiënten in hun pensioen te treffen?
Vansteenbrugge: Ik wil zeker niet suggereren dat kankerpatiënten ‘erger’ ziek zijn dan andere langdurig zieken en daarom een gunstregime zouden moeten krijgen. Maar het is nu eenmaal de groep waarvoor Kom op tegen Kanker zich inzet.
Deze hervorming vertrekt vanuit de idee dat mensen geprikkeld moeten worden om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Op zich is er veel voor te zeggen om een activeringsbeleid te voeren: iedereen die kan werken, moet aangemoedigd worden om dat te doen. Maar bij kankerpatiënten ligt dat niet zo eenvoudig.
‘Jaarlijks krijgen 27.000 beroepsactieve mensen de diagnose van kanker. Ongeveer twee derde van hen kan en wil terug aan het werk.’
Er zijn ongeveer 75.000 tot 80.000 nieuwe kankerdiagnoses per jaar, waarvan 27.000 van de getroffen personen beroepsactief zijn. Van die groep wil en kan ongeveer twee derde terug aan het werk. Maar zelfs wie fysiek hersteld is, ondervindt vaak mentale en cognitieve effecten. Hun leven is veranderd, en dus zijn ook hun keuzes veranderd. Elke patiënt heeft een eigen traject nodig. Voor sommigen kan een deelhervatting werken, voor anderen niet. Dat moet het regeringsbeleid erkennen.
Ook na een kankerbehandeling kun je tijdelijk of langdurig arbeidsongeschikt zijn. Dat is geen keuze maar een medische realiteit. Om uitgerekend die mensen dan financieel onder druk te zetten of hen te behandelen alsof ze niet genoeg hun best doen, is niet correct.
Wat zou een rechtvaardig activeringsbeleid dan wel kunnen zijn?
Vansteenbrugge: We moeten kijken naar wat mensen wél nog kunnen, en hoe we hen op een haalbare manier kunnen re-integreren. Dat kan via deeltijdse werkhervatting, aangepaste taken of een traject dat rekening houdt met hun gezondheid.
Maar vandaag merken we dat het systeem vooral focust op besparen en minder op de mens achter het dossier. Voor iemand die net een zware behandeling achter de rug heeft, kan dat heel confronterend en ontmoedigend zijn.
Activering is goed, zegt u, maar mag niet ten koste gaan van de kwetsbaarste groepen?
Vansteenbrugge: Exact. Activering is nodig, maar de maatregelen moeten rechtvaardig en menselijk blijven. Je kunt niet iedereen over één kam scheren. Het beleid moet oog hebben voor de individuele situatie. Bij burn-outpatiënten bijvoorbeeld is begeleiding richting werk vaak mogelijk en zelfs nuttig. Maar iemand die nog in behandeling is voor kanker, of iemand die door zware complicaties nooit meer voltijds kan werken, heeft nood aan bescherming in plaats van druk. Een one-size-fits-all-aanpak werkt gewoon niet.
Bij bepaalde types kanker kun je na een aantal jaren genezen verklaard worden, afhankelijk van scans en bloedtesten. Maar zelfs dan blijft de controleperiode bestaan, en soms zijn er blijvende beperkingen. Ook de thuissituatie is cruciaal – en juist die verschilt van patiënt tot patiënt. Wie een goed netwerk heeft, kan sneller naar huis en revalideren. Wie geen netwerk heeft, mist belangrijke controles. Dat verschil wordt vaak over het hoofd gezien. Het gaat niet alleen om medische hersteltrajecten, maar ook om sociale en praktische ondersteuning.
Waar liggen de grootste pijnpunten in het nieuwe regeringsbeleid?
Vansteenbrugge. De focus ligt al te zeer op werk en te weinig op gezondheid. Men lijkt te denken: ‘U bent genezen, beste patiënt, dus u kan weer aan de slag.’ Maar bij kankerpatiënten betekent ‘genezen’ niet dat je nog dezelfde fysieke of mentale capaciteiten hebt als voorheen.
Veel kankerpatiënten blijven ook na hun genezing last hebben van cognitieve en fysieke beperkingen. Behandelingen zoals bestraling of chemotherapie hebben langdurige bijwerkingen. Mensen hebben vaak nog jaren, zo niet hun hele leven last van vermoeidheid, concentratieproblemen of fysieke beperkingen. Daarmee houdt het beleid onvoldoende rekening.
Het nieuwe beleid, zowel federaal als Vlaams, zegt langdurige zieken te willen ‘ondersteunen’ in hun maatschappelijke re-integratie. In de praktijk betekent dat vooral: zo snel mogelijk terug aan het werk krijgen. Die gesprekken daarover starten zelfs bij het begin van de ziekteperiode, na maximaal acht weken afwezigheid.
Vansteenbrugge: Er bereiken ons echt de waanzinnigste verhalen. Bijvoorbeeld van mensen die niet meer te genezen zijn en die dan toch een brief krijgen en zich moeten melden om aan te tonen dat ze nog altijd arbeidsongeschikt zijn. Die zeggen dan: ‘Ik heb gehoord dat ik nog twee jaar te leven heb, ik ga echt niet meer terug werken.’ Natuurlijk heb ik daar begrip voor. Wat voor menselijkheid hou je nog over als je hen per se tot arbeid wil verplichten? Dat lijkt mij complete waanzin. Het heeft ook geen nut om daar jaren op te plakken. Wat als het nog vijf is, of zeven?
‘We horen van mensen die niet meer te genezen zijn dat ze zich toch moeten melden om aan te tonen dat ze nog altijd arbeidsongeschikt zijn.’
Veel beleidsmakers en politici vertrekken van de foute idee dat kanker iets binair is. Je hebt het niet of je hebt het wel. En nadien heb je geen kanker meer, dus ben je genezen. En kan – móét – je de draad weer oppikken. Terwijl ik de eerste patiënt nog moet ontmoeten die na zijn genezing zegt: ‘Ik ben dezelfde mens als voordien’. Dat bestaat niet. Probeer na de bestraling van een hersentumor nog maar eens opnieuw voor de klas te staan zoals vroeger.
Vergeef mij deze uitspraak, maar je voelt aan alles dat er aan de nieuwe regelgeving mensen hebben meegeschreven waarvan ik niet weet of ze al ooit een kankerpatiënt van dichtbij gezien hebben.
De bekende Gentse arbeidseconoom Stijn Baert huldigt het ‘voor wat, hoort wat’-principe, ook voor langdurig zieken. ‘Uiteraard vraagt niemand om ziek te worden’, stelde hij in Het Laatste Nieuws: ‘Langs de andere kant kun je je afvragen of het zo hardvochtig is dat mensen die lang niet of minder gewerkt hebben, op het einde iets langer moeten doorwerken dan wie een volledige carrière wel werkte.’
Vansteenbrugge: Dat ik vind dat een bijzondere uitspraak. De ondertoon daarvan is alsof zij zich niet hebben ingespannen. Alsof dat zij enkel ‘genoten’ hebben van onze geweldige ziekenzorg, en nadien ter compensatie dus extra hun best moeten doen.
Ik zou dat heel graag omkeren. Het klinkt cru, maar als Stijn Baert moet kiezen tussen zelf lijden aan een kanker en dus recht hebben op een genezing op kosten van de belastingbetaler, of moeten betalen voor de therapie en de revalidatie van de kanker van iemand anders, waarvoor zou hij kiezen? Dan klinkt het toch logisch dat ziektedagen gelijkgesteld blijven met gewerkte dagen.
Waarvoor zou iederéén kiezen? Dat vreselijke laatste lot dat kanker is, treft in ons land dus 80.000 mensen per jaar. Moeten uitgerekend zij zich achteraf nog eens extra inspannen, alleen omdat ze brute pech hadden? Moet het overleven van kanker ook al financieel bestraft worden? Is het laatste stukje waardigheid in ons politiek denken aan het verdwijnen? Ik herken in dit discours niet het soort land waarin wij nu nog leven of het land dat wij gedurende generaties opgebouwd hebben: een land met een van de best gebouwde systemen van gezondheidszorg ter wereld. Dit soort uitspraken en deze maatregelen lijkt me een aanval daarop. Dan ga je naar een heel individualistisch systeem, waarbij wie pech heeft, inderdaad pech heeft. Dat is heel weinig solidair.
‘Je voelt aan alles dat er aan de nieuwe regelgeving mensen hebben meegeschreven waarvan ik niet weet of ze al ooit een kankerpatiënt van dichtbij gezien hebben.’
Voelt u de negatieve impact van een aantal regeringsmaatregelen?
Vansteenbrugge: Nogmaals, wij zijn niet tegen activering. Integendeel, wij zijn er vragende partij voor. Wij merken dat veel patiënten juist willen bijdragen aan de maatschappij zodra ze dat kunnen. Ze willen vrijwilligerswerk doen, een aangepaste job opnemen of op een andere manier zinvolle activiteiten uitvoeren. Helaas negeert het huidige beleid hun motivatie om nog te doen wat ze kunnen. Zelfs eerder gemaakte engagementen voor begeleiding op maat bij een terugkeer naar werk staan door de besparingen zwaar onder druk.
Het regeerakkoord vertrekt nogal expliciet van een verhoogd wantrouwen. Vandaar dat bijvoorbeeld beslist is om langdurig zieken meer en strenger te controleren. Daaraan zijn pittige sancties gekoppeld.
Vansteenbrugge: (hoofdschuddend) Ik zie het nut niet in van onnodige bijkomende administratieve druk, zoals verplichte rapporteringen terwijl iemand nog in behandeling is. Daarbij zijn het oncologen, revalidatiespecialisten en eventueel huisartsen die moeten bepalen wat haalbaar is, niet bureaucratische regels.
Herstel van kanker is uiterst persoonlijk. Er zijn bijvoorbeeld nogal wat mensen die na hun chemotherapie lijden aan een verlies aan gevoeligheid in handen en voeten. Voor een kassierster betekent dit dat ze gewoon niet terug kan naar haar oude baan, want geld natellen is geen optie meer.
Daarnet sprak ik nog met een man die genezen was van een prostaatkanker. In zijn geval kreeg hij een weinig invasieve behandeling van bestraling en hormoontherapie, maar die bestraling trof bij hem ook de darmen. Beeld je maar eens in dat een buschauffeur in dat geval zijn oude werk zou moeten hervatten, als hij na zijn ‘genezing’ nog alle tien minuten naar het toilet moet. Voor de complexiteit van zo’n genezing is er veel te weinig aandacht.
Langdurige zieken zijn langdurige profiteurs: dat cliché is stilaan het nieuwe normaal aan het worden.
Vansteenbrugge: ‘Langdurig zieken’ is een containerbegrip dat zeker door de politiek maar helaas ook in de media, beladen wordt met alle mogelijke stereotypen. Langdurig zieken zouden mensen zijn die dagenlang in een zetel thuis naar hun tv liggen te kijken. Terwijl de meeste mensen die een kankerdiagnose kregen en een behandeling ondergingen, nadien juist een opvallende helderheid hebben over wat ze nog uit het leven willen halen.
Bij zowat iedereen staat de vraag centraal: hoe kan ik opnieuw van betekenis zijn? Wat kan ik van waarde achterlaten? Wat wil ik nog doen met mijn leven? Patiënten stellen zich vaak nieuwe levensdoelen, en ‘opnieuw aan het werk gaan’ is er erg vaak een component van. De meeste zieken willen niets liever dan opnieuw bijdragen, toch zodra ze dat kunnen.
U had het beleid liever ander klemtonen zien leggen.
Vansteenbrugge: Langdurig zieken verdienen begrip, ondersteuning en respect. Het gaat niet alleen om cijfers of efficiëntie, maar om mensen met een leven, dromen en ambities. Een beleid dat hen vooral bestraft of over één kam scheert, mist de kern van solidariteit. Als samenleving moeten we investeren in reële kansen en preventie, en pas dan praten over beperkingen of verplichtingen. Het is dus onterecht en schadelijk om langdurig zieken te stigmatiseren. Laat staan door hen te straffen in hun pensioen.