Kim De Witte (PVDA) vindt in zijn nieuwste boek dat de pensioenen wél betaalbaar zijn en dat de panieksfeer daarover vooral nuttig is om de sociale zekerheid te ontmantelen. Hij gaat daarmee regelrecht in tegen een kamerbrede politieke consensus – en dat is helemaal zijn bedoeling.
Kim De Witte is een iet onbelangrijk figuur in de PVDA nieuwe stijl. De uitstekende titel van zijn recentste boek, Werk, zwijg & sterf, vertolkt een gevoel dat bij nogal wat Belgen leeft: deze regering wil ons doen werken tot zo kort mogelijk voor onze dood. In de Kamer levert hij graag met enig misbaar zeer gerichte en doorgaans grondig onderbouwde kritiek. Een inhoudelijk minder beslagen minister heeft vaak de grootste moeite om die te counteren. Niet toevallig is vicepremier en minister van Financiën Jan Jambon (N-VA) zijn favoriete kop van Jut. De Witte schermt met een scherp floret.
Zo verdedigde Jambon de nieuwe regeling voor weduwen en weduwnaars met het argument dat ‘een jonge weduwe niet meer hoeft te kiezen tussen haar carrière of een klein overlevingspensioen. Ze kan haar tijdelijke uitkering onbeperkt combineren met werken gedurende een beperkte periode.’ De Witte merkte meteen op dat dit nonsens is: ‘Tijdelijk onbeperkt gedurende een beperkte periode?’
Systeemkritiek
Meer dan het gros van de oppositieleden uit de meeste andere partijen kan en durft Kim De Witte ‘out of the box’ denken. Zijn kritiek is niet alleen punctueel, maar ook systematisch. En jawel, vaak niet gespeend van enig populisme – de PVDA maakt graag duidelijk waarom maatregelen niet zomaar fout zijn, maar ‘schandalig’. In een parlementaire democratie is dat een legitieme aanpak: ‘The duty of His Majesty’s opposition is to oppose.’
De Witte toont aan dat een huishoudhulp die na een hele carrière als vijftigplusser uitvalt met een kapotte rug, en na herstel nog deeltijds verder sukkelt, niet minder dan 40 procent van haar sowieso niet royale pensioen dreigt kwijt te spelen.
Zo fileert De Witte ook het regeringsbeleid: grondig, inhoudelijk, en als het even kan tegen het gangbare vertoog in. Het behoort duidelijk tot de debatfiches van de N-VA om erop te hameren dat langdurig zieken pas na zeven jaar afwezigheid last krijgen van de pensioenmalus, en dat het niet juist is dat de pensioenmalus vooral vrouwen treft. De Witte toont in zijn boek aan dat een huishoudhulp die na een hele carrière als vijftigplusser uitvalt met een kapotte rug, en na herstel nog deeltijds verder sukkelt, niet minder dan 40 procent van haar sowieso niet royale pensioen dreigt kwijt te spelen. Omdat de regering niet één maar dríé pittige voorwaarden op tafel legt voor men aan de pensioenmalus ontsnapt.
Juist die verplichte combinatie is voor tienduizenden mensen een haast onvermijdelijke boobytrap. Zeker voor vrouwen die – zo goed als altijd om de kinderen – ooit in hun leven gekozen hebben voor een deeltijds arbeidsritme.
Pensioenkassen
De Witte legt uit hoe na de Tweede Wereldoorlog in België het zogenaamde kapitalisatiestelsel (ieder spaart tijdens zijn loopbaan het kapitaal voor zijn pensioen, zoals in Nederland bestaat) werd ingewisseld voor een ‘repartitiestelsel’: ‘Iedereen bouwt tijdens zijn loopbaan rechten op voor zijn pensioen, en dat wordt uitbetaald door de sociale zekerheid’. De vakbonden waren voor het nieuwe stelser omdat het veel solidairder was. De werkgevers omdat het goedkoper was, zeker in jaren met groeiende productiviteit en grote gezinnen met één kostwinner. Er kwamen veel meer sociale bijdragen binnen dan er pensioenen uit te betalen waren. De pensioenkassen bouwden geweldige reserves op.
Toen de economische crisis toesloeg, begon de machine te sputteren. Om die crisis te keren, en ook om de zeer belabberde begrotingen op orde te krijgen, legde premier Jean-Luc Dehaene (CVP, nu CD&V) in de jaren 1990 beslag op de pensioenreserves – 30 miljard frank, omgerekend naar vandaag 2 miljard euro. Hij kreeg er applaus voor ook, want alleen met zulke ingrepen kon hij België in de eurozone loodsen.
Nadien gebruikten ook de paarse regeringen van Guy Verhofstadt dezelfde truken als Dehaene, zij het nu vooral om het zichzelf gemakkelijk te maken. Men nam zelfs een onbestaand pensioenfonds van de NMBS zogezegd over, natuurlijk met de belofte dat de Belgische staat ‘zijn verplichtingen’ zou nakomen. Maar wie zou in 2025 zich gebonden voelen door afspraken van een heel andere regering in 2005? Vandaag hoort het NMBS-personeel tot de groep op wier pensioen flink zal worden gekort. ‘Dat dateert nog van de tijd dat machinisten met steenkool stookten’, sneerde De Wever dinsdag nog in zijn openingscollege politicologie in Gent.
‘Starve the beast’
Dat is ongetwijfeld één kant van het verhaal. Tegenover zwaar werk en, als toenmalig staatspersoneel, een eerder karig loon, stond een mooi pensioen. De Witte vertelt ook de andere kant: dat de betaalbaarheid van het pensioen mee in het gedrang is gekomen omdat opeenvolgende regeringen hun werk niet deden. Ook het pensioenfonds van Belgacom is leeggehaald onder Verhofstadt. Vandaag moet de overheid wegens een gebrek aan reserves het helemaal zelf ophoesten. Dat kost ons miljarden.
Uitgerekend deze regering-De Wever neemt nog altijd maatregelen die funest zijn voor de financiële basis van de sociale zekerheid: voor flexi-jobbers hoeven weinig of geen sociale bijdragen te worden betaald.
Niet minder erg is dat uitgerekend deze regering-De Wever nog altijd maatregelen neemt die funest zijn voor de financiële basis van de sociale zekerheid (en dus ook die van de pensioenen). Het hele systeem van flexi-jobbers en uitbreiding van de studentenarbeid is namelijk gebaseerd op goedkope arbeid. Dat wil zeggen: er hoeven weinig of geen sociale bijdragen te worden betaald. Het is niet eens vergezocht om te zeggen dat De Wever de zieken laat ophoesten wat de werkgevers niet meer willen betalen.
Onder meer daarom gewaagt De Witte van een complot. Hij citeert Noam Chomsky, die het heeft over ‘manufacturing consent’: politici en beleidsmakers ‘produceren’ instemming bij de bevolking. Tot daar aan toe: in een democratie is het een zeer legitieme opdracht voor een regering om draagvlak te creëren, zoals dat heet. Maar volgens De Witte is die al te veel gebaseerd op veelal cijfermatig verpakte verdraaiingen, halve waarheden en hele leugens. Hij draagt in dit boek een heel pak voorbeelden aan die aanzetten tot nadenken en – hoopt de auteur – tot actie.
Al is De Witte zelf ook politicus en durft hij ook wel ‘spelen’ met de waarheid. ‘Het is hallucinant Georges-Louis Bouchez te horen beweren dat een werkloze die twee keer een job weigert, voortaan uitgesloten moet worden. Want dat is altijd al zo geweest. Werklozen moeten aan de VDAB bewijzen dat ze werk zoeken.’ Wel, Bouchez is een Franstalig politicus, hij verwijst natuurlijk niet naar de VDAB maar naar Forem (Wallonië) en Actiris (Brussel), die veel milder zijn jegens werklozen. En als het altijd al zo geweest zou zijn, waarom er dan nu zoveel heisa over maken?
Een rechts complot?
Door hier en daar ook een bocht af te snijden, illustreert De Witte dat de grote sterkte van de PVDA ook haar zwakte is. Ze haalt de regering voortdurend uit haar comfortzone door een vaak te vanzelfsprekende consensus kritisch ter discussie te stellen. Het is natuurlijk niet verkeerd om de rapporten van de Vergrijzingscommissie of de Europese groen- en witboeken niet zomaar te aanvaarden als gezaghebbend en boven alle twijfel verheven. Ook de ‘technocratie’ verdient een politieke benadering. Achter cijfers schuilt vaak een visie, niet alleen telwerk.
De Witte is minder overtuigend als hij het pensioendebat voorstelt als een allesomvattend complot van de rechterzijde, in deze regering aangevuurd door de N-VA en de MR en met de sociaal- en christendemocraten als handlangers. Uiteindelijk zijn zij allemaal ‘graaiers’ en is alleen de PVDA een partij die opkomt voor sociale rechtvaardigheid. Zou het?
Ook een erg goed boek roept soms vervelende vragen op.
Kim De Witte, Werk, zwijg & sterf. Het pensioengevecht van de eeuw, Epo, 184 blz., 19,90 euro.