Martha Balthazar
‘Dakloosheid los je op met daken, kansarmoede met kansen’
Waar rook is is vuur, waar de straat naar pis ruikt, heeft het sociale vangnet grote gaten. Als mensen karton verzamelen om onder te slapen, is de huizenmarkt waarschijnlijk kapot. Kan een crackepidemie zich verspreiden, dan heeft armoede er plaats voor gemaakt. Opgeruimd staat netjes, denkt de politie als ze oppakken wie niet verjaagd kon worden. Alleen zijn mensen geen vuilnis, ook niet als je ze zo behandelt, en valt de realiteit niet met matrakken onder de mat te vegen. ‘Repressie helpt niet’ hoor je op de radio en in het parlement, maar op straat blijkt het de enige taal die het gezag machtig is.
De instrumenten van zorg, gesprek en gemeenschap werden te lang uitgehold. De microfoons nooit onder de neus van de stakeholders gehouden (want een stoorzender geeft men geen zendtijd, met een dakloze wordt niet aan tafel gegaan). En in de krant staat dat het complex is, maar op straat voel je: dakloosheid los je op met daken, kansarmoede met kansen, drugsgebruik met verslavingszorg.
Glazen torens vol kantoren kun je geen buurt noemen, een projectontwikkelaar maakt een samenleving niet. En als het je stoort dat mensen op de vlucht in je station ronddwalen, dan geef je hen het best een plek waar het vluchten stopt. Natuurlijk is het voor pendelaars en hoteleigenaars lastig als de straat stinkt en onveilig voelt. Maar dat geldt nog meer voor mensen die tot de straat werden gedwongen. De stad waarin zij moeten overleven, is niet door maar voor hen als slagveld gebouwd.
Toch hebben ook pendelaars en hoteleigenaars recht op woede. Meer nog, wij hebben de plicht om kwaad te zijn. Een land dat zo velen van zijn inwoners tot ellende dwingt, zijn hoofdstad verkoopt en enkel met geweld lijkt te kunnen regeren, is een gevaar voor ons allen. Goed burgerschap neemt soms de vorm van boosheid aan.
‘Si vous n’avez pas de pièces, un sourire suffit’ staat op het kartonnen bord van een man aan de ingang geschreven. Hij is niet verdwenen, want waar werd hij verwacht naartoe te gaan? Zijn lichaam is behalve een struikelblok voor dit bestuur ook gewoon het vehikel van zijn bestaan. En glimlachend probeert hij ons aan dat bestaan te herinneren. Misschien hoopt hij dat als we het wegkijken afleren, de onverschilligheid verdwijnt. Dat we dan lachend de straat terug in handen nemen en de stad of zelfs de staat. Of misschien droomt die man niet van een revolutie maar gewoon van wat menselijkheid. En zou dat vandaag al een revolutie betekenen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier