Annelies Janssens

‘Conventionering begint te voelen als een casino. De regels lijken eerlijk, maar de uitkomst is al bepaald’

‘Het idee dat het huisartsentekort zomaar verdwijnt door een andere financieringsvorm en extra hulp, klinkt simplistisch en zelfs wat cynisch. Het is een karikatuur van wat eerst en vooral een complexe, mensgerichte en tijdsintensieve stiel is’, schrijft huisarts Annelies Janssens. Ze heeft geen goed oog in de hervormingsplannen van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke.

Vandaag kruip ik in mijn pen, niet uit drammerigheid of louter frustratie, maar uit oprechte bezorgdheid. Bezorgdheid over hoe mijn beroep als arts steeds moeilijker in te vullen valt. Over de toekomst van collega’s. En over de koers die onze gezondheidszorg in België lijkt te varen.

Wat me zorgen baart? Het groeiende gevoel dat het beleid rond gezondheidszorg almaar eenzijdiger wordt vormgegeven, zonder echte dialoog met de mensen die het moeten uitvoeren: de artsen zelf.

Al geruime tijd borrelt er onvrede, maar december 2024 voelde als een kantelpunt. Het was toen dat artsen opnieuw de keuze kregen om zich al dan niet te verbinden aan het Nationaal Akkoord — een overeenkomst tussen artsen en ziekenfondsen die onder meer de tarieven vastlegt die geconventioneerde artsen mogen aanrekenen. In ruil voor die prijszekerheid voor de patiënt ontvangen artsen enkele voordelen, zoals een conventiepremie en pensioenopbouw.

In december 2024 echter was er geen regering, en dus ook geen helderheid over hoe dit akkoord concreet zou worden ingevuld. Wat wel op tafel lag? Onder meer de vergoeding voor teleconsulten. Die bleef last minute behouden, om dan — ironisch genoeg net ná de deadline om te deconventioneren — alsnog geschrapt te worden, in februari.

Tegelijk ligt er een wetsvoorstel klaar waarin andere ondersteuningsmaatregelen, zoals de geïntegreerde praktijkpremie (waarmee onder meer de dure medische software wordt bekostigd), gekoppeld zouden worden aan de conventiestatus. De mogelijkheid tot gedeeltelijke conventie — die artsen toelaat in een ziekenhuis wél en privépraktijk niet geconventioneerd te zijn — dreigt afgeschaft te worden.

De conventie begint zo te voelen als een casino. De regels lijken eerlijk, maar de uitkomst is al bepaald. Het huis — de overheid — wint altijd.

Laat er geen misverstand over bestaan: ook wij artsen begrijpen de noodzaak van een betaalbare gezondheidszorg. En ja, excessen moeten eruit. Maar in het publieke debat wordt omzet al te vaak verward met persoonlijk gewin.

Wanneer een arts een zogenaamd ‘monsterbedrag’ factureert, wordt vergeten dat 30 tot 50% hiervan rechtstreeks terugvloeit naar het ziekenhuis — instellingen die zo net het hoofd boven water houden. Nog een aanzienlijk deel verdwijnt naar de fiscus. En wat overblijft? Dat wordt vaak opnieuw geïnvesteerd in de praktijk of in medische innovaties die uiteindelijk de patiënt ten goede komen.

Huisartsen zitten in een vergelijkbare situatie. Een mooi deel van hun inkomen gaat naar praktijkkosten, software, personeel en infrastructuur. Toch worden artsen afgerekend op hun bruto-inkomsten, niet op de werkelijke kostenstructuur. De Belgische gezondheidszorg steunt op een pervers systeem waarin zorgverleners veel zelf financieren, maar tegelijkertijd als profiteur worden weggezet.

Volgens minister Frank Vandenbroucke ligt de oplossing, althans voor huisartsen, in de zogenaamde New Deal: forfaitaire betaling, ondersteund door praktijkassistenten en verpleegkundigen. Alsof dat geen knelpuntberoepen zijn.

Het idee dat het huisartsentekort zomaar verdwijnt door een andere financieringsvorm en extra hulp, klinkt simplistisch en zelfs wat cynisch. Het is een karikatuur van wat eerst en vooral een complexe, mensgerichte en tijdsintensieve stiel is.

En wie zal deze nieuwe werkvormen financieren? Wie zal de extra handen aan het bed werven en betalen? En vooral: hoe zorgen we dat de artsen die nu al overbelast zijn, niet gewoon in een ander, nog strakker keurslijf worden geduwd?

Het pleidooi van de minister voor (quasi) gratis gezondheidszorg klinkt nobel en aantrekkelijk, maar zonder heldere antwoorden op bovenstaande vragen, dreigt dit ideaalbeeld te ontaarden in chaos. Wie betaalt de rekening? Wie behoudt de motivatie? En welke jongeren zullen dit beroep nog kiezen, als er zoveel beperkingen worden opgelegd aan hun zogenaamd ‘vrije’ beroep?

Ik kijk met een bang hart naar wat ons te wachten staat. Zullen gedeconventioneerde artsen uit ziekenhuizen verdwijnen, waardoor net die instellingen onder druk komen te staan? Zullen we nog toptalent aantrekken, of gaat onze geneeskunde haar innovatieve voorsprong verliezen? En bovenal: hoe blijven we de zorg garanderen voor élke patiënt, zonder dat het uitmondt in sluimerende klassengeneeskunde, met lange wachttijden voor wie zich geen supplementen kan veroorloven?

Zorg begint bij toewijding, maar die toewijding heeft zuurstof nodig: vertrouwen, werkbare kaders, respect voor inspanningen. Zonder die elementen dreigt het vuur stilletjes te doven.

En dat zou een verlies zijn — niet alleen voor artsen, maar voor ons allemaal.

Annelies Janssens is huisarts in Hoboken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content