Bart De Wever heeft ‘zijn’ nationale feestdag kunnen vieren zoals hij dat heeft gewild. Nog voor het ochtendgloren konden de eerste minister en zijn vicepremiers tekst en uitleg geven bij hun zomerakkoord , en daarbij sloegen ze zichzelf trots op de borst. Maar is dat akkoord daarom belangrijk, laat staan ‘historisch’?
Historicus-politicus Bart De Wever (N-VA) was de eerste om zelf historische vergelijkingen te maken. ‘De grootste hervorming van de eeuw’, zei hij over dit akkoord, en ‘du jamais vu deze eeuw’ – de Franstaligen moesten het toch ook kunnen begrijpen?
Veel kritische vragen kreeg de premier niet terwijl hij zichzelf bewierookte, want de eerste persconferentie die hij hield sinds de eedaflegging van zijn regering, was er een… zonder journalisten. Om vier uur was het akkoord rond, om halfvijf werd een persconferentie belegd. Er waren camera’s (die ook ’s nachts op post blijven), maar geen vragenstellers. Grijp de gelegenheid wanneer ze zich voordoet: blijkbaar is dat alvast een kwaliteit van De Wever.
Politieke kloof
Dat is zelfs zonder ironie gezegd. De politieke kloof in de schoot van de regering die zich bij de onderhandelingen voor dit zomerakkoord opnieuw openbaarde, is de politieke kloof die er ook was tijdens de regeringsonderhandelingen, en die er toen voor zorgde dat de regering-De Wever nieuwjaar niet haalde voor de eedaflegging. Diezelfde politieke kloof zal straks opnieuw opduiken als er in september een begrotingscontrole komt, en dat is mogelijk ook waarom vooral MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez hamert op een nieuw testament, een heronderhandeling van het regeerakkoord zelf. Omdat de internationale omstandigheden de regering voor nieuwe uitdagingen stellen die geen enkele coalitiepartner kon bevroeden op 9 juni 2024.
De Wever en de voorzitters en topministers van de coalitiepartijen hebben tot dusver alle hordes genomen. Vloekend en scheldend, dat zeker, met Bouchez die zich voortdurend (en bewust) aanstelde, maar dat was in de regeringen met eerste ministers als Wilfried Martens (CVP), Jean-Luc Dehaene (CVP) en Guy Verhofstadt (VLD) eigenlijk niet anders.
Vandaag heeft Vooruit bijvoorbeeld Frank Vandenbroucke naar de regering gestuurd, de onverzettelijkheid zelve, maar in de zogezegd vrolijke paarse jaren 1999-2007 met de opendebatcultuur waren er voor de Vlaamse socialisten naast (toen al) Vandenbroucke ook nog eens brulboeien als Johan Vande Lanotte en Luc Van den Bossche. Ook toen was regeren een variant op vrij worstelen.
Trouwens: bij de verkiezingen van 9 juni 2024 legde het electoraat in het noorden en het zuiden van het land de kaarten zo dat de enige formule die zowel politiek als wiskundig steek hield, die was van een regering met een ruime rechtse meerderheid, een centristisch tussenblok en een centrumlinks sluitstuk. De politieke kloof binnen deze regering is een redelijk letterlijke vertaling van de wil van de kiezer. Men wist dat de energie van dit kabinet het resultaat zou zijn van de wrijving tussen een dominant rechts blok en een minoritaire linkse flank. Rechts weet dat het de koers bepaalt, links weet dat zijn rol erin bestaat die koers te corrigeren. Als dat lukt, gaat de regering vooruit, en hopelijk ook de samenleving, die al bij al voor dit soort politieke dynamiek gekozen heeft.
Dat dit in zeker mate is gelukt, zag men ook op de beelden van de persconferentie. Ze zaten naast elkaar en wedijverden onderling zelfs in het glunderen: een fiere eerste minister Bart De Wever (N-VA) en een opgetogen, voor zijn doen zelfs vrolijke vicepremier Frank Vandenbroucke (Vooruit).
De Wever kon zijn zegeningen tellen op de vingers van zijn beide handen. Want uiteindelijk zal zijn regering nog meer geld besteden aan defensie. Tegen 2028 en 2029 zullen de werkenden hun nettoloon zien stijgen met 100 euro per maand. Dat zulke maatregelen pas renderen tegen het einde van de rit, is niet alleen een politieke maar vooral een sociaaleconomische wetmatigheid. Bij Dehaene was het echt niet anders.
De arbeidsmarkt wordt verder geflexibiliseerd. De dokters (en dan vooral de specialisten) krijgen inmiddels twee jaar onderhandelingsmarge en er komt ‘extra zuurstof’ (zoals dat heet) voor zelfstandigen en bedrijven. De beperking van de werkloosheid in de tijd en de hervorming van de ambtenarenpensioenen staan nog altijd op de rails. Die treinen zijn definitief vertrokken, zij het in een minder strak tempo dan gepland.
Dat is dan weer goed nieuws voor Vandenbroucke, en eigenlijk ook voor de vakbonden, want de meeste aanpassingen zijn (soms belangrijke) milderingen vergeleken met de tekst van het regeerakkoord. Voor de pensioenmalus wordt bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid wél in rekening gebracht. Iedereen die verplicht thuis zat tijdens de coronacrisis, zal dat dus niet voelen aan zijn pensioen. Tijdelijke werkloosheid zal voortaan ook in rekening worden gebracht om in aanmerking te komen voor vervroegd pensioen na een loopbaan van 42 jaar. En bij de nieuwe pensioenregeling voor ambtenaren wordt uitgegaan van een ‘overgangsperiode’ – what’s in a word – tot en met… 2062.
Striemende kritiek
Desondanks is de kritiek van de linkse oppositie striemend, zowel binnen als buiten het parlement. Zoals verwacht en zelfs niet onlogisch, want meer sociale correcties blijven inderdaad ‘slechts’ correcties. Ook daar gebruikt men historische metaforen, maar dan van een andere orde dan die van De Wever. Fractieleider Sofie Merckx (PVDA) vindt dit zomerakkoord ‘de grootste sociale achteruitgang van de laatste veertig jaar’. Daarmee is radicaal-links zelfs genuanceerder dan ACV-voorzitter Ann Vermorgen. Volgens haar heeft het zomerakkoord ‘tachtig jaar sociale vooruitgang rond arbeidstijd en pensioen in een nacht weggeveegd’. ABVV-topman Bert Engelaar beaamt dat: de regering ‘heeft ons sociaal model aan diggelen geslagen’.
De werkgevers zijn over het algemeen voorzichtig positief, maar die analyse wordt niet gedeeld door de rechterzijde van de oppositie. Zo is Alexia Bertrand (Open VLD) van mening dat de regering haar eigen hervormingen heeft ‘uitgehold’. Zij vindt de sociale correcties die in het zomerakkoord zijn opgenomen dus stappen te ver. Bijkomend: in vakbondskringen is men nog altijd ongelukkig omdat er vorig jaar niet harder is gewerkt aan een heruitgave van Vivaldi, want ook zo’n parlementaire meerderheid was puur wiskundig mogelijk.
Maar politiek? Met deze Open VLD? En met de nog rechtsere en au fond nog radicalere MR? Ja, het is voor de oppositie legitiem om de regering het vuur aan de schenen te leggen en duidelijk te maken dat er alternatieven zijn, maar hopen dat dit kan in een heruitgave van het Vivaldi-gedrocht, een bijeengeklutst kabinet dat door de kiezer vreselijk hard is afgestraft ? Dream on.
Het illustreert vooral goed op welke manier de vakbonden het liefst ‘de dialoog aangaan’ met het beleid. Via de rode en groene kabinetten konden ze (volgens de rechterzijde) à volonté aan de knoppen draaien, en (volgens de linkerzijde) in alle rust belangrijke sociale hervormingen doorvoeren. Hun belangrijkste overwinning tijdens de Vivaldi-jaren was de invoering van de pensioenbonus. Nu gaat alle aandacht naar de pensioenmalus. Het verschil tussen die twee is inderdaad gigantisch. Het is zelfs historisch groot, zo u wilt.
Alle gekheid op een stokje: Bart De Wever kent zijn politieke geschiedenis natuurlijk. Door zijn vergelijking te beperken tot ‘deze eeuw’ zegt hij zonder woorden dat hij zichzelf (nog) niet wil vergelijken met Jean-Luc Dehaene. Die was van 1992 tot 1999 premier van twee rooms-rode regeringen die (met de steun van een deel van de oppositie) een fundamentele staatshervorming aannamen, het begrotingstekort fundamenteel deden dalen (zodat ook België mocht toetreden tot de euro) en eerste belangrijke hervormingen in de sociale zekerheid doorvoerden.
Historisch of niet?
Tegelijk claimt De Wever wel nu al een historische rol te hebben gespeeld ‘in deze eeuw’. Hij vindt deze hervorming dus fundamenteler dan die van de paarse kabinetten van Guy Verhofstadt (1999-2007), al hadden die ook een fiscale hervorming die werkenden (en vooral rijken) stevig beloonde, een notionele intrest die de financiële basis van onze bedrijven à go go versterkte, en een Generatiepact dat een eerste stevige rem zette op stelsels voor voortijdige uitstap uit het beroepsactieve leven. De tussenregeringen van Yves Leterme en zelfs de tussen-tussenregering van Herman Van Rompuy (allemaal in 2008-2011) tellen inderdaad niet mee.
Maar wat met de regering-Di Rupo (2011-2014)? De N-VA (destijds voor het eerst de grootste oppositiepartij van het land) hoonde die natuurlijk weg. Maar als premier was Elio Di Rupo wel bij de les. Budgettair werd hij er weliswaar bij gehouden door zowel de ratingbureaus als de Europese Commissie, met de Finse commissaris Olli Rehn als de boeman van dienst. En (achteraf tegen de zin van de PS in) werd al stevig gesnoeid in de eindeloopbaan: de leeftijd voor vervroegd pensioen werd verhoogd van 60 naar 62 jaar, de minimumloopbaan verlengd van 35 naar 40 jaar, de gelijkgestelde periodes strenger gemaakt, allerlei voordelige stelsels afgebouwd, en als basis voor de berekening van het ambtenarenpensioenen gold ineens het (lagere) gemiddelde loon van de laatste tien in plaats van vijf jaar.
De daaropvolgende Zweedse regering van Charles Michel (2014-2018) had alles om een ambitieus en homogeen centrumrechts beleid te voeren – ze had zelfs een bijzonder grote Vlaamse meerderheid, met alleen de MR als Franstalige partij – maar ontaardde van dag één tot en met de vervroegde val in december 2018 wegens de zogenaamde ‘Marrakesh-affaire’ in een kibbelkabinet zonder voorgaande: alle kansen die er waren, en dat waren er best wat, hebben de toenmalige regeringspartijen MR, Open VLD, N-VA, CD&V zelf vakkundig de nek omgewrongen. En dan waren er van 2019 tot en met de zomer van 2024 opnieuw overgangsregeringen die uitliepen in (post)coronakabinetten: Charles Michel II, Sophie Wilmès I en II, Alexander De Croo.
De uitdagingen (en de prestaties) in acht genomen van de regeringen die de coronacrisis het hoofd moesten bieden, hoeft De Wever niet echt hoog van de toren te blazen. De covidpandemie was een nooit geziene internationale noodsituatie die de Belgische regering(en) – de regionale en lokale overheden waren toen ook bij de les – met brio het hoofd heeft geboden. En dat onafgezien van de paar ongetwijfeld discutabele en bijwijlen wellicht ronduit foute beslissingen die er genomen zijn. En ook zonder echt naar het prijskaartje te kijken.
Waarmee we naadloos terug bij de regering-De Wever zelf zijn: net zoals ‘corona’ dat was voor Vivaldi, is de ‘internationale agenda’ en ‘het dreigende oorlogsgevaar’ en dus ‘de nood aan herbewapening’ het ideale excuus voor dit kabinet om een sluitende begroting niet te promoveren tot de allereerste zorg. Bij wijze van understatement.
Bart De Wever heeft leren kaarten. Hij weet wanneer hij zijn troeven moet uitspelen, en het lukt hem aardig om de nodige slagen binnen te halen.
Misschien herinnert u zich de beelden nog: De Wever die op de Kamerbanken ostentatief een potje kaartte legde met een paar N-VA-partijgenoten. Elf jaar later moet men toegeven: hij heeft leren kaarten. Hij weet wanneer hij zijn troeven moet uitspelen, en het lukt hem aardig om de nodige slagen binnen te halen.
En hij bedient zich met veel zelfbeheersing van zijn hoogste kaarten, de koning voorop. Door dit kabinet lopen immers niet alleen sociaaleconomische breuklijnen, ook in ethische en maatschappelijke dossiers staan links en rechts meer tegenover elkaar dan ze aan de buitenwereld willen laten zien. Over alles met betrekking tot Gaza en Israël is de politieke marge flinterdun.
Het was dus meer dan opvallend – en zelfs geen dag te vroeg – dat niemand minder dan koning Filip Gaza ‘een schande voor de mensheid’ noemde. Het was een mengeling van durf en voorzichtigheid tegelijk. Filip herinnerde aan gesprekken die hij had met Palestijnse en Israëlische ouders die een kind verloren hadden. En hij sprak niet van een ‘aanslag op de mensenrechten’. Op zeer subtiele, maar tegelijk ook zeer duidelijke wijze heeft de koning benoemd wat in deze politieke constellatie blijkbaar geen minister en zelfs geen premier kan zeggen. Maar de koning zegt niet wat hij wil. In een constitutionele monarchie zegt hij wat hij mag van de regering, en dus van de premier.
Misschien is de toespraak van koning Filip en de wijze waarop hij de gebeurtenissen in Gaza veroordeelde, de beste indicator dat Bart De Wever wel eens zou kunnen uitgroeien tot een premier die een plaats kan krijgen in de geschiedenisboeken.