‘Onze arbeid is zo duur dat we die met een consumptiecheque in de solden moeten aanbieden’

‘Geen wonder dat het sociaal overleg nu weerom op een sisser uitliep’, schrijft Jean-Marie Dedecker. ‘Als je de rode kool en de geit wil sparen krijg je een schaap met vijf poten.’

Het waren nog heerlijke tijden toen het patronaat, het proletariaat en het profitariaat elk jaar gingen tafelen in het restaurant Eaux Vives aan het meer van Genève om hun entente te vieren. Le Diner des Belges was telkens een culinaire klassieker tijdens de jaarlijkse hoogmis van de Internationale Arbeidsorganisatie. Het is ondertussen van in de jaren negentig geleden, onder de regeerperiode van ACW-Premier Jean-Luc Dehaene, dat er van het plechtstatig bacchanaal enkel nog een galgenmaal met getrokken keukenmessen is overgebleven. Allen vechtend om een deel van de taart, en telkens betaald door de belastingbetaler. Er werd sedertdien alleen nog een overeenkomst bereikt als de overheid het gelag betaalde.

In zijn biografie over Fons Verplaetse schrijft Rik Van Cauwelaert het volgende:

In december had de regering een tot Globaal Plan omgedoopte tekst klaar waarin met enkele opmerkingen van de sociale partners rekening werd gehouden. Dehaene had al eerder zijn geloof verloren in het traditioneel sociaal overleg, dat sinds de oliecrisis alleen nog door de regering financieel werd gesmeerd. Achteraf zei Dehaene hierover in een kerstgesprek met de Financieel-Economische Tijd: “Vakbonden en werkgevers zullen zich aan die nieuwe realiteit moeten aanpassen. Beide worden nu gedomineerd door hun industriële centrales en sectoren , terwijl de economie zich daarbuiten ontwikkelt.”

Sedert 1993 is het er alleen maar erger op geworden. Sociale akkoorden en sociale vrede werden telkens afgekocht met miljarden subsidiegeld voor de ondernemingen en voor de vakbonden.

De syndicaten verdienen meer aan de werklozen dan aan de werkenden en, als we de miljardendotatie aan de NMBS meetellen, krijgen de bedrijven meer subsidies dan dat ze aan vennootschapsbelasting betalen. Van de regering-Michel moeten de bedrijven sedert 2016 bijvoorbeeld geen RSZ-bijdragen betalen op het loon van de eerste werknemer die ze aanwerven. Het werd begroot op 509 miljoen euro en het kostte volgens het Rekenhof uiteindelijk al meer dan een miljard zonder dat het de tewerkstelling verhoogde.

Geen wonder dat het sociaal overleg nu weerom op een sisser uitliep. Maar als je de rode kool en de geit wil sparen krijg je een schaap met vijf poten. Het spierballengerol van roeptoeter Conner Rousseau liep met een kramp af. Van zijn dividendchantage en zijn loonsverhogingseis boven de marge van 0,4% bleef enkel de optie op een consumptiecheque van maximum 500 euro over. Van Vooruit in achteruit.

Zolang de koudwatervrees bij de syndicaten te groot is om loonsverhogingen per sector en per bedrijf te onderhandelen, is morrelen aan de wet op de loonnorm uit 1996 zowat hetzelfde als de steunbalk onder ons economisch systeem doorzagen. Loonsverhogingen om de koopkracht te bewaren gebeuren hier immers automatisch door de indexering. Op Luxemburg, Cyprus en Malta na, is dit uniek in Europa. Het is dus hypocriet te stellen dat de voorgestelde loonsverhoging maar amper 0,4% bedraagt. In werkelijkheid gaat het om 3,2%. (Laat die 3,2% nu net ook de verhoging zijn van de dividenden die de Bel20-bedrijven uitgekeerd hebben in 2020 t.o.v. 2019).

Die coronacheque mag (moet) enkel gegeven worden aan werknemers van bedrijven die het goed gedaan hebben in de coronacrisis. Dat is nauwelijks 6 tot 10 procent van het totaal, en is dus een aanzet voor nieuwe sociale onvrede, 90 procent heeft het lastig. Sommige ondernemingen strijken dankzij de coronacrisis wel ongelimiteerde winsten op zoals de monopolisten van de E-commerce. Veel van die bedrijven (Hellofresh, Bol.com…) hebben zich vlak buiten onze grenzen gevestigd, weggejaagd door de vakbonden die zich hier verzetten tegen flexibele arbeidstijden en vasthielden aan rigide, door de tijd achterhaalde arbeidswetten.

Amper de helft van onze laaggeschoolden is hier nog aan de slag. Ons land telt 1.372.000 inactieven tussen de 26 en 64 jaar. Ons tewerkstellingsbeleid worstelt al decennialang met de werkloosheidsval, het minieme inkomensverschil tussen werken en niet-werken. Zolang de werkloosheidsuitkeringen niet beperkt worden in de tijd blijft dit onrecht het oorkussen van de duivel. Onze werkzaamheidsgraad is nauwelijks 70% (75% in Vlaanderen, 64,6% in Wallonië en 61,3% in Brussel), en daarmee doen enkel de olijflanden Italië, Spanje en Griekenland het nog slechter. Met forse hogere minimumlonen zal de drempel tot de arbeidsmarkt nog verhogen. Ons gemiddeld bruto minimumloon is het vierde hoogste van de EU. Het zijn immers niet de nettolonen die te hoog zijn, maar het is de totale loonkost die door de overheid telkens afgeroomd wordt met allerhande belastingen. Voor elke euro opslag moet de patron er drie betalen. We hebben onze arbeid zo duur gemaakt dat we haar met een consumptiecheque in de solden moeten aanbieden.

Onze absolute loonkostenhandicap in de privésector was – volgens de Centrale Raad van het bedrijfsleven – in 2019 verder opgelopen tot elf procent, in 2018 was het nog 10,50%. Dit betekent dat onze arbeidskost 11% hoger ligt dan in de drie ons omringende landen, Nederland, Frankrijk en Duitsland. Onze gemiddelde loonkost per uur is met 41,1 euro zelfs de derde hoogste van Europa, na Denemarken (45,8) en Luxemburg. Volgens het sociaal secretariaat Securex is het effectieve uurloon in het coronajaar 2020 ook nog met 7,9 % gestegen door allerhande premies niettegenstaande de tijdelijke werkloosheid.

De klassenstrijd is gestreden, en elke “arbeider” is in zijn diepste binnenste een beetje kapitalist. Veertig procent van de bevolking bezit aandelen en stopt zijn spaargeld ook nog in beleggingsfondsen. Pensioenfondsen, verzekeraars en institutionele beleggers leven van dividenden. Gemeentebesturen en de staat zijn zelfs de grootste dividendenslurpers van het land (intercommunales, Proximus, Belfius, De Nationale Loterij…) De fiscus is daarenboven al twee keer aan de kassa gepasseerd vooraleer er een couponneke uitgekeerd wordt: 25% vennootschapsbelasting en 30% roerende voorheffing. Bij de verdeling van de toegevoegde waarde bij Colruyt gaat het grootste deel, 46,3 procent naar de lokale en federale overheden; 37,4% naar de medewerkers van de Colruyt Groep; 8,8% is gereserveerde winst en 7,5% gaat naar de aandeelhouders.

De dogmatische en populistische retoriek van links om een dividendschorsing in te voeren op basis van art. 14 van de wet van 1996 is zuivere platte profileringsdrang van partijvoorzitters die de hete valse adem van de communistische PVDA/PTB in hun nek voelen. Rood of geen brood. Een dividendnorm opleggen is de lafste manier om BVBA-tjes nog verder leeg te zuigen, de middenklasse te treffen, en een uittocht van bedrijven te organiseren. Het staatsdirigisme en de kuddegeest van het collectivisme die de kracht van het individu vernietigen, leiden tot een samenleving van middelmatigheid. Liever allen gelijk in armoede dan ongelijk in rijkdom. Zou Deborah nog zo fier zijn op haar Conner?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content