Els Tanghe

‘Personeelstekort kinderopvang aanpakken: tijd voor een grondig debat over de opleiding’

Els Tanghe Lerarenopleider Universiteit Antwerpen

Lerarenopleider Els Tanghe pleit voor meer inspraak van leerlingen en leerkrachten in het debat over kinderopvang: praat niet alleen over hen, maar vooral mét hen.

De voorbije maanden kwam de kinderopvang verschillende keren in het nieuws. Er was recent het arrest van het Grondwettelijk Hof, dat de toegang tot kinderopvang voor àlle kinderen als een basisrecht beschouwt. Hiermee vernietigt het Hof de verscherpte voorrangsregels van de Vlaamse regering. Daarnaast is er al enige jaren een vraag naar oplossingen voor het personeelstekort.

Degelijke en structurele investeringen, die bijdragen aan kwaliteitsvolle kinderopvang mét gekwalificeerd personeel, zijn noodzakelijk. Dat vereist een grondig debat, met kennis van zaken, waarbij er niet enkel ‘over’ het personeel wordt gesproken of ‘over hun opleiding’ maar ook ‘met’ kinderbegeleiders, coördinatoren én de leerkrachten/docenten die hen mee opleiden.

Hier dragen we graag aan bij.

Tijdens de vergadering van de Commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement op 27 maart ll. ontving minister Zuhal Demir vragen ‘over de hindernissen voor kinderverzorgsters om het diploma van kleuterleidster te behalen’. Mooi dat verschillende parlementsleden de minister om uitleg vragen.

Los van de inhoud valt in de lezing van het verslag op dat ‘kinderverzorgster’ en ‘kleuterleidster’ de twee meest gehanteerde termen zijn. Een genderneutrale term die de openheid uitspreekt voor elk geslacht strekt tot de aanbeveling. Kinderbegeleider is de term die in het kader van de beroepskwalificatie geldt en die we daarom zullen hanteren.

Vanaf 2027 mogen de hogescholen een graduaatsopleiding ‘kinderbegeleider’ organiseren, om tegemoet te komen aan de vraag van de Toekomstgroep kinderopvang om leerlingen uit het secundair onderwijs zowel de keuze te geven om verder te studeren als naar de beroepspraktijk te gaan.

Dit zou tegemoet komen aan de vlakke loopbaan waarvan momenteel sprake is en die één van de redenen zou vormen voor het personeelstekort.

Het is positief dat er wordt ingezet op de verdere kwalificatie van het personeel in de kinderopvang en de aanwezigheid van verschillende opleidingsachtergronden en expertise. Belangrijk is wel dat dit gekoppeld wordt aan waardering op het vlak van loon voor en beroepsinhoud van elk van deze categorieën, en de visie en aanpak het louter hiërarchisch denken overstijgt. In welke mate is daarvan sprake?

Tegelijkertijd: is een graduaatsdiploma (of bachelordiploma) werkelijk de oplossing? Hoe wordt de opleiding in het secundair onderwijs dan verder gepercipieerd, bij dat streven naar hogere opleidingsniveaus? Een deel van de afstuderende leerlingen heeft immers ‘maar’  arbeidsmarktgericht (BSO) gevolgd, is de perceptie. Dubbele finaliteit (TSO) klinkt in veel oren al beter, en voortstuderen ronkt al helemaal, toch…? Wil de sectorfederatie vooral coördinatoren of extra handen om de dagdagelijkse taken bij het begeleiden van kinderen uit te voeren (denk ook aan de mentoren die in het leven werden geroepen om potentiële kinderbegeleiders aan te trekken)?

De arbeidsmarktgerichte opleidingen op het niveau van het secundair onderwijs verdienen alle waardering en ondersteuning om deze kwaliteitsvol uit te rollen, in de plaats van enkel als een onderschoven kind behandeld te worden, zeker omdat ze net het meest aangewezen niveau is voor het profiel van kinderbegeleider, wat vooralsnog vooral een – prachtige – uitvoerende rol is.

Dat vereist een glasheldere structuur van de kwalificatieniveaus, voor leerlingen, ouders, leerkrachten, directies én het werkveld. Elke betrokkene moet duidelijk weten wat na welk studiejaar de opties zijn binnen welke finaliteit, wat een volwaardig diploma kinderbegeleider oplevert, en wat de verhouding is tot de beroeps- en deelkwalificaties. Wat is bijvoorbeeld de waarde van het zevende jaar in het secundair onderwijs, naast de toekomstige graduaatsopleiding, voor zover alle scholen het al gaan aanbieden?

Dit betekent dus ook een toekomstgerichte blik aannemen – de consequenties op langere termijn delven vaak het onderspit – want bepaalde keuzes kunnen grote consequenties hebben voor leerlingen. ‘Het gehad hebben met school’ na het zesde jaar in de arbeidsmarktgerichte finaliteit? Ja, dan kan de weg naar de arbeidsmarkt een fijne en interessante uitweg lijken, maar de opties op korte termijn zijn beperkt qua beroepsmogelijkheden en inhoudelijk is er vooral de focus op logistieke taken (als een alumnus dit graag doet is dit natuurlijk meegenomen). Het zesde jaar leidt in se niet op tot kinderbegeleider…

Wanneer op langere termijn de zin toeneemt om te verbreden of verdiepen zijn de doorgroeimogelijkheden eveneens beperkt gezien de eerder behaalde kwalificatie. Dat ondermijnt dus ook de doorstroom naar de toekomstige graduaatsopleidingen, of is dit enkel voor leerlingen uit de dubbele finaliteit? Dan is de boodschap eigenlijk: mik minstens op dubbele finaliteit want anders is de kans om ooit verder te studeren miniem.

Mogelijk is er de uitweg van het volwassenenonderwijs (na eerst het secundair uitzweten), maar hoe ingewikkeld kan je het maken? Bovendien, wat is de positionering van het zevende jaar in de Centra voor volwassenenonderwijs? En hoe staat het met het erkennen van de meerwaarde van kwaliteitsvol duaal onderwijs? De hoop is hoe dan ook dat veel leerlingen vanaf volgend schooljaar het zevende specialisatiejaar Kinderbegeleider volgen. Zij kunnen spoedig een waardevolle steen bijdragen in kinderopvanginitiatieven. Bovendien is voortstuderen – ook in een graduaatsopleiding – niet te onderschatten.

Leerlingen hiervan bewustmaken, gepast ondersteunen en toeleiden is noodzakelijk om vervroegde uitstroom te voorkomen. Verschillende samenwerkingsverbanden van het secundair en hoger onderwijs zijn op dat vlak waardevolle initiatieven aan het ontwikkelen.

Nemen we een duik in de inhoud van de opleidingen. Tot voor de modernisering konden leerlingen in het vijfde en zesde jaar van de derde graad beroepssecundair onderwijs expliciet kennismaken met het volledige takenpakket van ‘kinderzorg’, om daarna te kiezen voor deze specialisatie in het zevende jaar. Sedert de modernisering zijn de inhoudelijke taken beperkt, minder expliciet en moeten leerlingen veel taken uitvoeren die niet aansluiten bij hun beeld van en wens om ‘specifiek met kinderen te werken’. Van motivatie en volhouden gesproken… Bovendien is de derde graad sterk gefocust op logistieke taken en ondersteuning bieden bij zorgtaken: wel maaltijden bereiden maar niet geven, bijvoorbeeld. Hoe kan je leerlingen motiveren tot slechts half werk uitvoeren, dat bovendien niet strookt met de realiteit in de praktijk?!

De leerplaninhouden zijn vastgelegd samen met het werkveld wordt aan leerkrachten verteld. Werkelijk, beste onderwijsverstrekkers?! En de betrokken leerkrachten hadden ongetwijfeld ook veel inbreng? Datzelfde werkveld ziet leerlingen uit de derde graad die amper het échte werk mogen uitvoeren immers niet zitten want ‘ze kunnen niets’, ‘ze mogen niets’ en ‘ze zijn niet geïnteresseerd’. Met al een groot personeelstekort is dat geen ideale match… Ook voor vakantiewerk zijn deze leerlingen niet genoeg opgeleid na hun zesde jaar. Leerlingen zitten wederom tussen twee vuren, de zogenaamde ‘theorie op school’ versus ‘de praktijk in het werkveld’.

Zowel het werkveld als de leerlingen kijken naar de leerkrachten als de ‘oorzaak’ want ‘zij zijn niet mee met hetgeen het werkveld nodig heeft’ terwijl de leerkrachten zich dienen te houden aan de reglementering. Vanuit de koepels zijn er kleine acties waar zelfs niet alle opleidingen van op de hoogte zijn: het aanleren van een volledige zorg mag bijvoorbeeld wel, of scholen en stageplaatsen kunnen expliciteren dat leerlingen wel zelfstandig zorgtaken mogen uitvoeren, maar… dit is dan de verantwoordelijkheid van de stageplaats. Wie wil dit risico nemen?

Bovendien zijn er dan weer verschillen tussen scholen, wat bijkomende verwarring creëert. Daarnaast zijn er de leerlingen van de dubbel finaliteit: zij mogen wel meer taken uitvoeren en er wordt van uitgegaan dat ze over meer kennis beschikken: de leerlingen van de arbeidsmarktgerichte finaliteit lijden hieronder.

Een kritische blik op en bijsturing van de actuele opleidingsstructuren en de huidige leerplannen samen met leerkrachten, stakeholders uit het werkveld en lerarenopleidingen is aangewezen opdat alle leerlingen wél de noodzakelijke competentie verwerven, én bovendien op een motiverende manier, en mee kunnen bijdragen aan het garanderen van kwaliteitsvolle kinderopvang. De ‘haast en spoed’ bij de ontwikkeling van de minimumdoelen en leerplannen en tegelijkertijd het laattijdig vrijgeven van informatie legt ook druk op de kwaliteit van de onderwijsaanpak en het lesmateriaal dat vandaag ter beschikking is.

Het team van leerkrachten dient voor het neerzetten van een kwaliteitsvolle opleiding te beschikken over de nodige kennis, vaardigheden en attitudes om leerlingen adequaat op te leiden tot kinderbegeleider. Een blik op de onderwijsbevoegdheid toont dat veel diploma’s een ‘voldoende geachte bekwaamheid’ geven, ook al is er hoegenaamd geen link met de opleiding of het beroep zelf.

Van zodra men een lerarenopleiding met succes heeft afgerond heeft elke bachelor of master een ‘voldoende geacht’ voor elk vak in het secundair onderwijs. Hopelijk is er dan wel relevante ervaring gelinkt aan het beroep, en nemen directeurs dit mee bij de selectie. Kwaliteit van zorg heeft immers impact op het leven: dat vereist wel kennis van het curriculum van deze opleiding.

Voor het lesgeven in een beroepsgerichte opleiding mag de lat dus ook hoog liggen: kinderen zijn onze toekomst en verdienen sterk opgeleide kinderbegeleiders en dus ook leerkrachten die ‘van wanten’ weten. Als de brede visie op bekwaamheidsbewijzen dan toch een oplossing is – onder andere in het kader van het lerarentekort – investeer dan op zijn minst in duurzame professionalisering voor leerkrachten waarbij er de mogelijkheid is om – als deel van het leerkrachtenberoep – mee te draaien op de werkvloer en op die manier voldoende bagage te verwerven en/of te behouden.

Ook voor stagementoren in de kinderopvang kan het omgekeerde aanbod waardevol zijn. Krachtige, structurele lokale samenwerkingsverbanden tussen het onderwijs en het werkveld kunnen hieraan bijdragen: werkplekleren voor leerlingen en leerkrachten, mooi toch als modelfunctie?  

Oh ja, de focus op de opleiding kinderbegeleider is helaas ook vervangbaar door andere opleidingen binnen het domein Zorg en welzijn. Daarom, we are not kidding: we kijken uit naar beroepsfiere beleidsmakers die mee vanuit het perspectief ‘van’ en ‘samen met’ het werkveld én het onderwijs – inclusief de stem van leerkrachten en lerarenopleiders – een toekomstgerichte visie en dito aanpak uitrollen. Wat naar aanleiding van de oproep van de industrie als een engagement werd uitgesproken, lukt toch ook voor een minstens zo cruciale gezondheidszorgsector.

Els Tanghe is lerarenopleider in de academische lerarenopleiding van de UAntwerpen, heeft heel wat jaren lesgegeven in verschillende zorgopleidingen waaronder kinderbegeleider en is coauteur van het boek ‘Vakdidactiek gezondheidszorg: Onderwijsaanpak in opleidingen voor de gezondheidszorg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content