Onderwijsexpert Johan De Wilde: ‘Met de ballonnetjes van Ben Weyts komen we er niet’

Johan De Wilde: 'In veel scholen is het nog altijd de gewoonte om starters het minst aantrekkelijke werk te geven.' © Bas Bogaerts
Ann Peuteman

Tot voor kort konden we nog een eind weg discussiëren over de kwaliteit van het onderwijs in Vlaanderen, vandaag moeten we al blij zijn als er überhaupt nog een leraar voor de klas staat. Onderwijsexpert Johan De Wilde overschouwt een sector in crisis. ‘Pedagogische onzin verkopen is niet ongevaarlijk.’

‘Als we niet opletten, zullen de oplossingen die worden bedacht voor het lerarentekort straks voor nog grotere problemen zorgen’, zegt lerarenopleider Johan De Wilde (Odisee Hogeschool). Hij is in elk geval niet verbaasd dat scholen in Vlaanderen en Brussel schreeuwen om leerkrachten wiskunde, Frans en Nederlands – om maar een paar vakken te noemen – en leerlingen vaak vele uren per week in de studie zitten. ‘Alleen blindheid kan verklaren waarom men dat grote tekort niet heeft zien aankomen’, zegt hij. ‘We wisten al jaren dat de uitstroom van de babyboomgeneratie, die nu met pensioen begint te gaan, eraan zat te komen. Toch zijn we er totaal niet op voorbereid. Je kunt het nog het best vergelijken met de overstromingen van de Vesder afgelopen zomer: het exacte tijdstip viel misschien niet te voorspellen, maar klimaatwetenschappers waarschuwden wel al lang voor dergelijke natuurrampen.’

Het Katholiek Onderwijs Vlaanderen verdient een pluim omdat leerkrachten met een hoofddoek er wel aan de slag kunnen.

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) stelde vorige week een tienpuntenplan voor waarmee hij zo snel mogelijk meer leerkrachten voor de klas wil krijgen. Zal dat volstaan?

Johan De Wilde: Dat is niet meer dan paniekvoetbal. In het parlement bleek zelfs dat die plannen niet eens met de andere regeringspartijen waren doorgepraat. Omdat hij zich onder druk gezet voelt, lanceert de minister nu snel wat ballonnetjes, maar daarmee komen we er natuurlijk niet. Wat we nodig hebben, is coherent beleid en dat ontbreekt vandaag. Onlangs nog sloot Weyts met de sociale partners een nieuwe cao af waarin de arbeidsvoorwaarden voor het onderwijspersoneel zijn vastgelegd. Om de leraren te paaien, trok hij daarvoor zo’n 118 miljoen euro uit. Vervolgens werd tijdens de begrotingsbesprekingen beslist dat onderwijs 100 miljoen moet besparen, waardoor hij andere maatregelen moet terugdraaien. Alle visie ontbreekt. En dat is niet nieuw.

Ook de vorige Vlaamse minister van Onderwijs, Hilde Crevits (CD&V), had geen coherent plan. Het probleem is dat er op die kabinetten meestal niet veel mensen werken die genoeg van onderwijs begrijpen om te zien waar de weeffouten zitten. Ook de onderwijskoepels en vakbonden denken vooral aan hun eigenbelang op korte termijn, waardoor tijdens overlegronden niemand het algemeen belang verdedigt. Daarom pleit ik voor de oprichting van een Staten-Generaal met alle onderwijspartners, waar op een ernstige manier over structurele oplossingen kan worden nagedacht.

Om het lerarentekort op korte termijn op te vangen, wordt nu vooral gekeken naar zij-instromers, die een job in een andere sector opgeven om voor de klas te gaan staan. Een goede strategie?

De Wilde: Als het brandt, moet er natuurlijk worden geblust. Ik begrijp dus heel goed dat een directeur liever iemand zonder de juiste kwalificaties voor de klas heeft staan dan helemaal niemand. Het is ook een goede zaak dat die mensen nu snel kunnen worden ingezet, maar scholen moeten er wel voor zorgen dat ze heel goed worden begeleid. Bovendien moeten we erover waken dat ze ook een lerarenopleiding of educatieve master volgen, zodat ze over een paar jaar het noodzakelijke diploma hebben. Er is geen enkele reden waarom zij-instromers niet dezelfde expertise en beroepsnormen zouden hoeven te hebben als mensen die meteen na hun studie in het onderwijs terechtkomen. Ik wil geen diplomafetisjist zijn, maar we mogen het beroep van leraar ook niet helemaal uithollen omdat er een tekort is. Waarom zou iemand dan nog een lerarenopleiding willen volgen, als er een veel kortere weg is die naar dezelfde job leidt? Stellen we steeds meer amateurs tewerk, dan zal de kwaliteit van ons onderwijs op den duur ook afnemen. Vandaag al staan er heel wat kinderverzorgers voor een kleuterklas omdat er een tekort is aan kleuteronderwijzers. Sommigen doen dat uitstekend, maar ze missen wel de noodzakelijke pedagogische basis om een goede kleuterjuf te zijn.

Het lerarentekort is zo nijpend dat scholen nu studenten uit de lerarenopleidingen voor de klas zetten, nog voor ze zijn afgestudeerd. Is dat een goede zaak?

De Wilde:Dat gebeurt al langer. Zoals ik daarnet al zei: een directeur zet liever iemand die de nodige diploma’s nog niet heeft voor de klas dan dat de leerlingen in de studie moeten zitten. Die studenten zijn natuurlijk ook niet helemaal onervaren. Ze zitten in hun laatste jaar en hebben dus al stages gedaan. Bij ons in de opleiding proberen we daar met zo’n school wel altijd heel goede afspraken over te maken, want die student moet alle vakken kunnen blijven volgen en zijn of haar opleiding afmaken.

De voorbije weken werd af en toe geopperd dat er meteen een pak meer leerkrachten zouden zijn als ze ook met een hoofddoek zouden mogen lesgeven. Klopt dat?

De Wilde: Zeker. Op dat vlak verdient het Katholiek Onderwijs Vlaanderen trouwens een pluim, want in tegenstelling tot het gemeenschapsonderwijs kunnen leerkrachten met een hoofddoek daar soms wel aan de slag. Sinds directeur-generaal Lieven Boeve het idee van de dialoogschool heeft geïntroduceerd, omarmt de katholieke koepel de interculturaliteit. Wat niet wil zeggen dat alle katholieke scholen daarvoor openstaan. Wil een directeur een lerares met een hoofddoek aannemen, dan gebeurt het nog weleens dat het schoolbestuur dwarsligt of ouders zich daartegen verzetten. Ook lerarenopleidingen hebben daarin een rol te spelen. Weigert een school om een studente met een hoofddoek stage te laten doen, dan mogen we daar niet in meegaan. Toen ik nog opleidingshoofd was, zei ik dan: ‘Als u die studente niet aanvaardt, sturen we ook niemand anders.’ Meestal draait zo’n school dan wel bij.

Johan De Wilde: 'De koepels en netten zijn relieken uit het verleden.'
Johan De Wilde: ‘De koepels en netten zijn relieken uit het verleden.’© Bas Bogaerts

Is dat hoofddoekenprobleem ook de reden waarom zo weinig mensen met een migratieachtergrond voor een lerarenopleiding kiezen?

De Wilde: Het klopt dat meisjes met een hoofddoek vaak niet aan die opleiding beginnen omdat ze denken dat ze later toch geen werk zullen vinden. Een andere reden is dat het lerarenberoep in sommige culturen niet erg hoog aangeschreven staat. Jongeren studeren daarom liever rechten of iets technologisch of economisch, want dat heeft een hogere status. Daarnaast speelt ook mee dat jonge mensen niet gemakkelijk voor een studie kiezen waar ze opvallen omdat ze anders zijn dan de rest. Bij Odisee Hogeschool in Aalst haakte enkele jaren geleden nog een meisje van Marokkaanse afkomst af omdat ze zich er oncomfortabel bij voelde dat ze zo ongeveer de enige met een migratieachtergrond was in de hele lerarenopleiding. Daardoor kende iedereen haar en voelde ze zich de hele tijd bekeken. Hetzelfde geldt voor jongens die voor kleuteronderwijzer willen studeren: vaak beginnen ze er toch maar niet aan omdat de overgrote meerderheid van de studenten meisjes zijn.

Ook witte meisjes kiezen almaar minder voor een lerarenopleiding. Hoe komt dat?

De Wilde: Toen ik nog opleidingshoofd was, vertelde ik mijn collega’s bij de start van elk academiejaar over de varkenscyclus. Worden er op de markt weinig varkens aangeboden, dan worden er hoge prijzen voor gevraagd. Dus gaan meer jonge boeren varkens houden, waardoor het aanbod op den duur weer stijgt en de prijzen zakken. Dezelfde beweging zagen we jarenlang bij de inschrijvingen aan de lerarenopleiding: waren er in het onderwijs veel vacatures, dan wilden meer jongeren leraar worden. Maar doordat er zo veel leerkrachten afstudeerden, waren er op den duur natuurlijk ook weer minder vacante jobs. Gevolg: de lerarenopleiding werd weer minder aantrekkelijk. Maar nu is er meer aan de hand. Ondanks het grote lerarentekort stijgt de instroom in de lerarenopleiding niet meer. Dat komt onder meer doordat het imago van het onderwijs verslechtert en Vlaanderen in internationale rankings, zoals PISA, achteruitboert. Het onderwijs verkeert al jaren in crisis, en dat maakt jobs natuurlijk niet aantrekkelijk.

Wat kunnen we daaraan doen?

De Wilde: Om te beginnen moeten startende leerkrachten veel meer worden gesoigneerd. Meer dan 20 procent van hen houdt het onderwijs na vijf jaar alweer voor bekeken. Zo vreemd is dat niet. In veel scholen is het nog altijd de gewoonte om starters het minst aantrekkelijke werk te geven. Ze hebben een moeilijk lesrooster, moeten kleine vakken geven die niemand anders wil en krijgen lastige klassen toebedeeld. Directeurs die daartegen ingaan, krijgen vaak tegenkanting van hun meer ervaren leraars. Zij zijn destijds zelf door zo’n zware periode gegaan en zien niet in waarom dat voor hun jonge collega’s anders zou moeten zijn.

Dat doet aan een studentendoop denken.

De Wilde: Daar zit inderdaad dezelfde logica achter. De anciens zouden moeten beseffen dat ze daar ook zichzelf een hak mee zetten: stopt zo’n beginnende collega, dan moeten zij de gaten opvullen. Toch blijven ze nieuwkomers in het water gooien om te zien wie komt bovendrijven. Het is niet gezegd dat het de beste leraren zijn die uiteindelijk overblijven.

Scholen krijgen van de overheid toch middelen voor de begeleiding van nieuwe leerkrachten?

De Wilde: Ja, en sommige maken daar heel goed gebruik van, maar andere nemen die aanvangsbegeleiding helemaal niet ernstig. De extra uren die scholen voor die begeleiding krijgen, worden dan bijvoorbeeld toevertrouwd aan één oudere leraar, terwijl de ondersteuning van beginnende leerkrachten een collectieve verantwoordelijkheid van de hele school moet zijn. In de praktijk zien we ook vaak dat zo’n starter maar een paar maanden of hoogstens een schooljaar wordt bijgestaan en daarna aan zijn lot wordt overgelaten. Dan moeten we niet verbaasd zijn als zo iemand binnen de vijf jaar afhaakt.

Voor wie een sociale job wil doen, is onderwijs nog altijd een gedroomde sector. Hier kun je echt het verschil maken in het leven van jongeren.

Al volstaat het natuurlijk niet dat jonge leerkrachten blijven. We willen ook dat ze goed lesgeven en zich bijscholen om nog betere leerkrachten te worden. Wat dat laatste betreft, doen we het in Vlaanderen allesbehalve goed. Het budget dat hier voor de bijscholing van leerkrachten wordt uitgetrokken is maar een tiende van wat bijvoorbeeld Nederland ervoor veil heeft. Het resultaat is er dan ook naar. Tijdens de jaarlijkse pedagogische studiedag nodigen scholen een spreker uit die een lezing geeft voor het lerarenkorps, en daarna gaan ze allemaal samen eten. Zelfs als het thema een interessante nieuwe leermethode is, volstaan die paar uur natuurlijk niet om je die echt eigen te maken. Daar is een heel traject voor nodig.

Wil dat zeggen dat nieuwe leermethodes vaak niet tot in de Vlaamse klassen doordringen?

De Wilde: Inderdaad. Zelf durven leraren meestal niet aan te dringen om extra vormingen te mogen volgen. Dan word je al snel als een zagevent gezien en moeten je collega’s lessen van je overnemen. Nochtans is de bijscholing van leerkrachten essentieel als we de onderwijskwaliteit willen optrekken. Minister Weyts blijft maar herhalen dat de lat hoger moet worden gelegd – alsof dat volstaat om iedereen hoger te doen springen – maar hij investeert niet in maatregelen die daartoe kunnen bijdragen.

Er werden toch nieuwe eindtermen ingevoerd, die straks met centrale toetsen zullen worden gemeten?

De Wilde: Voor mij heeft dat niet de hoogste prioriteit, maar het is niet slecht om de onderwijskwaliteit te meten met centrale toetsen die alle Vlaamse leerlingen moeten afleggen. Op voorwaarde wel dat er een coherent onderwijsbeleid wordt gevoerd en dat is dus niet het geval. Het probleem met de nieuwe eindtermen is dat het er wel erg veel zijn. Door leerkrachten zo veel leerdoelen op te leggen, houden ze natuurlijk weinig ruimte over voor eigen accenten. Bij sommige eindtermen heb ik ook mijn twijfels. Politieke vorming en lessen over democratie zijn belangrijk, maar moeten alle scholieren in Vlaanderen echt weten wat het verschil is tussen het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens? Hoeveel volwassenen kunnen dat uitleggen?

Is Weyts een regelneef geworden?

De Wilde: Zoals wel meer mensen denkt de minister dat het goed beleid is om veel ambitieuze doelstellingen te formuleren. Maar vandaag starten er in het hoger onderwijs jonge mensen die niet eens in staat zijn om een fatsoenlijke tekst te schrijven. Dat lijkt mij een fundamentelere uitdaging voor ons onderwijs dan het afvinken van een hele rist kennislijstjes.

Nogal wat onderwijsexperts juichen net toe dat er weer meer nadruk op kennisoverdracht wordt gelegd. Zij beweren al langer dat de zogenaamde pretpedagogie, waarbij onderwijs vooral ook leuk moet zijn, te veel de overhand krijgt.

De Wilde: Op zich vind ik pretpedagogie wel een geestige term, maar we moeten daar inderdaad mee uitkijken. Met het ervaringsgericht onderwijs hebben ze voor veel verwarring gezorgd. Ze zetten welbevinden centraal en noemen het een voorwaarde tot leren, wat het eigenlijk niet is. Gevaarlijker nog is dat je in hun teksten de indruk krijgt dat het ook het doel van leren is. Veel leerkrachten vinden een les dus al geslaagd als hun leerlingen zich hebben geamuseerd en gelukkig zijn. Maar dat is niet genoeg. Leerlingen moeten ook worden uitgedaagd en uit hun comfortzone worden gehaald. Daarbij hoeven ze niet altijd beste vrienden te zijn met hun leraar – het mag ook al eens botsen. Zo leren kinderen ontdekken wie ze zijn.

Ziet u nog andere redenen voor de terugval van Vlaanderen in internationale onderwijsrankings?

De Wilde: Leerkrachten die nog wel hard en soms streng doorgaan op essentiële vaardigheden, zoals begrijpend lezen of het schrijven van essays, krijgen vaak veel tegenkanting. Ouders klagen daar soms over en de directie spreekt hen erop aan. Dat toont aan dat pedagogische onzin verkopen niet ongevaarlijk is.

Onlangs toonde de Nationale Bank aan dat er in België meer geld naar onderwijs gaat dan in onze buurlanden. Dat zou onder meer komen doordat de klassen hier kleiner zijn, leerkrachten minder voor de klas staan en leerlingen meer lesuren hebben.

De Wilde: Veel heeft te maken met het bestaan van de verschillende onderwijsnetten en -koepels. In Vlaanderen alleen al zijn er scholen van het GO! gemeenschapsonderwijs, Katholiek Onderwijs Vlaanderen, het stedelijk onderwijs, het provinciaal onderwijs en dan ook nog een heleboel methodescholen. Het gevolg is dat er vooral in het secundair onderwijs soms maar een paar leerlingen in een klas zitten. Soms zijn er in dezelfde gemeente twee scholen, de ene van het GO! en de andere van de katholieke koepel, die allebei een richting aanbieden die maar een handvol leerlingen aantrekt, zoals Latijn-Grieks. Dat zijn natuurlijk heel dure lesuren.

De koepels en netten kunnen maar beter op de schop?

De Wilde: Ze zijn relieken uit het verleden die geen meerwaarde meer hebben. Het is heel belangrijk dat scholen een eigen identiteit en visie kunnen hebben, maar dat is iets wat op het niveau van een scholengemeenschap moet worden uitgeklaard. Nu zitten de onderwijskoepels daar nog tussen en dat is helemaal niet efficiënt. Toch mogen we ze ook niet van vandaag op morgen afschaffen, want dat zou een enorme braindrain veroorzaken. Bij de koepels zit heel veel pedagogische kennis die we nodig hebben. Eigenlijk zijn het allemaal kleine ministeries van Onderwijs.

In lezersbrieven en op sociale media werd de voorbije week beweerd dat vooral het gezeur van de leerkrachten zelf het lerarentekort in de hand werkt. Ze verdienen nochtans goed, hebben in de zomer twee maanden vakantie, en doen interessant werk.

De Wilde: Ik begrijp dat cliché wel, al klopt het beeld dat veel mensen van het lerarenberoep hebben niet. De meeste directeurs en ook veel leerkrachten hebben hoogstens een maand zomervakantie en geen twee, en zo zijn er nog wel meer misvattingen. Daarom is het cruciaal dat we meer inzetten op positieve verhalen, zoals de enorme inspanningen die veel leerkrachten tijdens de coronacrisis hebben geleverd om contact met hun leerlingen te behouden. Dat was ongelooflijk. Voor mensen die een sociale job willen doen, is onderwijs nog altijd een gedroomde sector, want hier kunnen ze echt het verschil maken in het leven van jongeren. Ook dat moet meer in de verf worden gezet als we in de toekomst genoeg mensen naar het onderwijs willen lokken.

Johan De Wilde

– 1969: geboren in Kapellen

– Licentiaat in de pedagogische wetenschappen (KU Leuven)

– Aggregatie-diploma HSO en HOKT (KU Leuven)

– Aanvullende studie toegepaste ethiek (KU Leuven)

– 1997-2000: adviseert als Unesco-medewerker het ministerie van Onderwijs van Ecuador en Colombia

– 2000-2002: coördineert onderwijs- en vormingsprogramma’s in Latijns-Amerika voor Care USA

– Sinds 2003: docent en onderzoeker aan de lerarenopleiding van Odisee Hogeschool

– 2004-2018: opleidingshoofd kleuteronderwijs aan Odisee Hogeschool

– Auteur van onder meer De startende leraar – leraar worden en blijven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content