Alain Van Hiel

‘Melding van het allereerste woke-incident: wat voor namen kies ik in examenvragen?’

Alain Van Hiel Professor sociale psychologie aan de UGent.

Aan de hand van een concreet voorbeeld laat sociaal psycholoog Alain Van Hiel op ironische wijze de moeilijkheden zien waar een meldpunt voor woke-incidenten mee te maken  kan krijgen.

Groot nieuws gisteren: ‘Groep academici lanceert meldpunt voor woke-incidenten.‘ Ik geef mezelf aan om als eerste geval op de nieuwe lijst van Hypatia te prijken. In een bui van diversiteitssensitiviteit heb ik immers zelf een heus ‘woke-incident’ veroorzaakt.

Als het over diversiteitssensitiviteit van les en leermateriaal gaat, is een spijtige constatatie dat etnisch-culturele minderheidsgroepen onvermeld blijven, wat de impliciete boodschap draagt dat ze er ‘niet bij horen’. Neem nu examenvragen. Als er een naam in zo’n vraag verschijnt, dan is dit typisch Jan, Piet, of Mieke. En daar staan wij veel te weinig bij stil. Het is leuk om af en toe een naam te zien verschijnen die tot een minderheidsgroep hoort, in het bijzonder voor diegene die zelf tot die groep hoort.

Ik zal het maar niet ontkennen. Mijn examenvragen bevatten ook enkel typisch autochtone namen.

En daar wou ik deze keer – tijdens de eerste semesterexamens in januari – resoluut verandering in brengen.

Dé examenvraag

Ziehier een nieuw exemplaar van een vraag die ik tijdens het kersreces uit mijn mouw schudde:

Pawel en Saskia kijken naar een Hollywoodfilm waarin een brutale verkrachting van een vrouw door een man gesuggereerd wordt. Na het zien van deze film zou je verwachten dat…

A. Pawel meer geneigd zal zijn om geweld tegen vrouwen goed te keuren, Saskia minder.

B. Zowel Pawel als Saskia minder geneigd zijn geweld tegen vrouwen goed te keuren.

C. Pawel minder geneigd zal zijn om geweld tegen vrouwen goed te keuren, Saskia meer.

D. Zowel Pawel als Saskia meer geneigd zijn geweld tegen vrouwen goed te keuren.

Ik was zonder meer trots op het resultaat. Niet in het minst omwille van de aandacht voor de Poolse minderheid in ons land, voor wie enige aandacht op haar plaats is. Toch? En omdat de vraag suggereert dat mensen met een minderheids- en meerderheidsachtergrond samen dingen doen.

(Lees verder onder het artikel.)

Een onverwacht probleem

Weet jij eigenlijk het juiste antwoord op die vraag? Wel, uit onderzoek blijkt dat na de presentatie van dergelijk filmmateriaal mannen meer geneigd zijn om geweld tegen vrouwen goed te keuren en vrouwen minder. Dus, optie D is het juiste antwoord. Grapje, uiteraard is het optie A.

Maar dat betekent wel dat je moet weten dat Saskia een vrouw is (fluitje van een cent), en Pawel een man (net iets moeilijker, zo blijkt).

Tijdens het examen kreeg ik deze vraag van twee studenten: “Professor, is Pawel een man of een vrouw?”

“Een man”, vertelde ik telkens enigszins verbaasd.

Ik checkte toch maar even bij de doctor-assistent die het auditorium leidde.

“Uiteraard, de Poolse Paul”, zei hij enthousiast. “Maar ik heb de vraag ook al een paar keer gehad”, fluisterde hij me nog in mijn oor.

Ik besloot dan maar voor het volledige auditorium door de micro te vertellen dat “Pawel wel degelijk een jongensnaam is.” Bijna verslikte ik me, want in een opwelling van verder schrijdende correctheid slaagde ik er nog maar net in om ook te stamelen (toch de eerste keer): “Pawel is een mannennaam en je mag ervan uitgaan dat kinderen die Pawel worden genoemd, zich later wellicht zullen identificeren als man.”

En ja, we runden tegelijkertijd zes Gentse auditoria, en in vier ervan heb ik de micro genomen, en twee ervan – aan de andere kant van de stad – heb ik niet bezocht. Daar galmde Pawel-gate dus niet elektronisch versterkt door het universiteitsauditorium. Je moet weten dat die dag niet minder dan 1019 studenten het examen sociale psychologie aflegden.

Paniek in de tent

Nog die dag zelf kreeg ik een (vriendelijk en beleefde) mail. “Dat er een vraag onduidelijk was” (deze over Pawel dus). En nog iemand anders die me mailde dat ze ervan uitging dat Pawel een meisje was, en ze dus hierdoor de verkeerde optie had aangekruist.

“Verdomme,” dacht ik allereerst bij mezelf. Onduidelijkheden in de vraagstelling op het examen kan een lesgever immers missen als kiespijn. Dus: “Verdomme.”

Maar dan begon me dé bijzondere les in deze te dagen… Natuurlijk, wat die twee zenders van het mailbericht ervaarden, net als de vraagstellers op het examen zelf, was exact ditgene wat de studenten die tot een minderheidsgroep behoren heel de tijd aan de lijve ondervinden. Zonder dat ze erover kunnen klagen. Stel dat Samira me mailt: “Ik wist niet dat Saskia een vrouwelijke naam is”, dan zou je toch aan de oprechtheid van dit bericht twijfelen?

Mijn gedachten gingen natuurlijk nog wat verder: “Hoe is het verdomd mogelijk dat ze niet weten dat Pawel een jongensnaam is?” sakkerde ik enigszins gefrustreerd. Een collega verzekerde me dat zeker te weten: “Pavel Nedvěd, die bekende Tsjechische voetballer, natuurlijk een jongensnaam!” Maar toch, blijkbaar is deze naam bij vele jongeren onbekend, ook al heet de generatie van vandaag universalistisch te zijn.

Een echte oefening in diversiteitssensitiviteit

Plots bedacht ik me nóg iets. Ook veel leden van de courante minderheidsgroepen zoals de Turkse en Marokkaanse gemeenschap weten weinig over onze Poolse (en bij uitbreiding Oost-Europese) vrienden. Nu ervaren zij … Ja wat? Studenten uit die minderheidsgroepen ervaren nu mogelijks zelf aan de lijve een teveel aan diversiteitsvriendelijkheid? Sommigen van hen moeten nu van zichzelf ervaren dat ze weinig cultureel sensitief zijn?

(Lees verder onder de cover.)

Conclusie, een deel van de studenten uit de minderheidsgroepen ervaarden  deze keer ook wat sommige studenten uit de meerderheidsgroepen ervaren, namelijk dat diversiteitssensitiviteit, ja, lastig en vermoeiend kan zijn. En zeker als het erom draait, op een belangrijke gebeurtenis zoals een examen waar het over onze toekomst gaat: hoogst ongemakkelijk!

Zowaar lijkt deze vraag bijna geniaal te zijn, ontworpen om de empathie van eenieder in elkaar aan te scherpen. 

Dominante minderheidsgroepen

Is het niet eigenaardig, dat als het over diversiteitssensitiviteit gaat, we als het ware automatisch aan de mensen denken die in oorsprong uit kansarme landen komen? Dat het veel minder in ons opkomt om die andere groepen ‘in the picture’ te zetten? Die ‘andere’ groepen ontsnappen niet alleen de aandacht van de meerderheidsgroep, maar ook van de dominante minderheidsgroepen, omdat we zoveel met elkaar bezig zijn.

De woorden zijn eruit: ‘dominante minderheidsgroepen’.

Inderdaad, waar wij spontaan aan denken als het over minderheidsgroepen gaat, is een beperkt scala aan groepen. En omdat ‘wij’ ‘ze’ zo zien, affirmeren wij aan henzelf dat ze dit zijn: een minderheid in een – voor hen – vreemde meerderheidswereld. Door enkel voor hen ‘vergeet-mij-nietjes’ te reserveren, richten we de aandacht op wat wij – leden van de meerderheid – willen tegengaan, namelijk hun afgezonderde positie.

Als wij eerlijk zijn over diversiteit, dan zal Pawel ook een plaats moeten krijgen, en niet alleen Ahmed en Amine. Diversiteit werkt in alle richtingen, niet enkel in één enkele geprivilegieerde richting.

Salomonsoordeel

Wat zou de professor dan als oplossing zien in deze netelige kwestie? Misschien is het goed om hierop in te gaan om jullie – lezers – te proberen duiden hoe ‘de gemiddelde professor’ denkt.

Ik heb voor iedereen het antwoord op deze vraag goedgekeurd.

Natuurlijk hadden weifelende studenten op het examen zelf kunnen vragen hoe de vork in de steel zat, en is het hun eigen verantwoordelijkheid als ze blind examenvragen oplossen. Maar niet iedereen is even assertief…

Deze historie is heel zuur voor die enkele studenten in die twee auditoria die mogelijks net aan de rand van slagen of niet slagen bengelen, en die oprecht dachten dat Pawel voor een vrouw doorging. Ik kan hun droom om psycholoog te worden niet laten opgaan in rook, louter en alleen door een gebrek aan kennis van Oost-Europese namen.

Ik hoop alleen dat ze dit opiniestuk (na de examens, nu moeten ze studeren!) lezen en meegaan in wat uiteindelijk een onbedoeld psychologisch experiment blijkt.

Ik hoop dat mijn collega’s die op zoek gaan naar woke incidenten de ironie inzien van mijn oproep op de eerste lijnen van dit stuk. Samenleven met verschillende gemeenschappen is niet eenvoudig, en als sociaalpsycholoog hoeven jullie mij daarvan niet te overtuigen.

Ikzelf ben geen pleitbezorger van woke en vind die identitaire benadering maar niks. Verbondenheid en dialoog zijn mijn kernwoorden, en (doorgeslagen vormen van) woke gaat hier in mijn opinie tegenin. Maar de lijstjesbenadering, daar kan ik mezelf ook niet in vinden, want ook dat is geen verbindend gebaar. Misschien is het eenvoudiger – zeker aan academische instellingen – om daadwerkelijk met elkaar in gesprek te gaan, wokers samen met de mensen die minder fan zijn van (doorgeslagen vormen van) wokeness.

Alain Van Hiel is professor sociale psychologie aan de UGent. Recent verscheen zijn boek ‘Links vs Rechts’ (Borgerhoff & Lamberigts).

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content