‘Kleuters die hun impulsen kunnen onderdrukken, lopen minder achterstand op’

© Getty Images
Ann Peuteman

Als kleuters te weinig worden gestimuleerd, zijn ze doorgaans niet zo goed in zelfsturing. En dat kan gevolgen hebben voor de rest van hun schoolloopbaan.

Kleuterleerkrachten kunnen een grote impact hebben op cognitieve functies die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van hun kleuters. Vooral kansarme kinderen hebben daar baat bij. Dat blijkt uit een onderzoek van de Odisee Hogeschool en de KU Leuven. Jarenlang verdiepten de onderzoekers zich in de ontwikkeling van zelfsturing bij kleuters. Op basis daarvan werkten ze een traject uit dat leerkrachten in de klas kunnen gebruiken om die zelfsturing te bevorderen.

Wat is zelfsturing eigenlijk?

Dieter Baeyens (KU Leuven): Dat is een verzamelnaam voor alle functies die doelgericht gedrag mogelijk maken. Een van de belangrijkste vormen ervan is impulscontrole. Dat wil zeggen dat je in staat bent om gedrag te onderdrukken. Voor een kleuter betekent dat, bijvoorbeeld, dat hij op zijn stoel kan blijven zitten wanneer hij eigenlijk zou willen rondlopen. Een tweede functie is dat je tijdelijk informatie kunt vasthouden om die dan te gebruiken wanneer dat nodig is. Legt een leerkracht uit welke taak kinderen moeten maken, dan is het belangrijk dat ze zich die toelichting nog helemaal kunnen herinneren wanneer ze ermee bezig zijn.

Lien Ooghe (Odisee Hogeschool): Een derde functie is cognitieve flexibiliteit. Wanneer een peuter of kleuter thuis aan het spelen is en plots te horen krijgt dat hij zijn jasje moet aantrekken om naar buiten te gaan, is de kans groot dat hij het daar even moeilijk mee heeft. Zo’n verandering vergt een flexibiliteit die bij jonge kinderen nog niet sterk is ontwikkeld. Dat is een van de redenen waarom het lerarentekort veel kleuters zwaar valt: keer op keer moeten ze aan een andere leerkracht en nieuwe regels wennen.

Door je kind te vragen wat het op school heeft gedaan, stimuleer je zijn zelfsturing.

Opvallend is wel dat de zelfsturing van kinderen uit kansarme gezinnen doorgaans minder goed is ontwikkeld. Hoe komt dat?

Baeyens: Hoe ouder kinderen worden, hoe beter ze zijn in zelfsturing. De cognitieve ontwikkeling die aan de basis ligt, wordt wel beïnvloed door de mate waarin ze worden gestimuleerd. Wanneer ouders verhaaltjes voorlezen en die dan achteraf met hun kind bespreken, leren ze het om informatie bij te houden. Samen gezelschapsspelletjes spelen, stimuleert dan weer de impulscontrole. In sommige gezinnen zijn zulke activiteiten de normaalste zaak van de wereld, maar er zijn ook ouders voor wie dat helemaal niet evident is. Wanneer je geen idee hebt hoe je moet rondkomen, heb je vaak minder ruimte om je kinderen intensief te stimuleren.

Uit uw onderzoek blijkt wel dat goed kleuteronderwijs het een en ander kan rechttrekken.

Ooghe: Dat klopt en steeds meer scholen en leerkrachten zijn zich daarvan bewust. We krijgen vandaag enorm veel aanvragen voor het traject waarmee we leerkrachten wapenen om in de klas met zelfsturing aan de slag te gaan.

Baeyens: Het grote voordeel is dat het in de dagelijkse praktijk van leerkrachten kan worden ingepast en dus geen extra werk met zich meebrengt.

Ooghe: Om te beginnen zetten we sterk in op de interactie tussen leerkracht en leerling. Stel dat er in de klas een spelletje wordt gespeeld waarbij kleuters het geluid moeten nadoen van dieren die ze te zien krijgen. Wanneer de leerkracht de kinderen telkens aanmaant om even te wachten en na te denken voor ze antwoorden, heeft dat op den duur impact op hun impulscontrole. Een andere mogelijkheid is om te werken met kaartjes waarop een pictogram van een van de vijf zintuigen staat. Bij elke nieuwe activiteit vraagt de leerkracht dan aan de kleuters welke zintuigen ze nodig hebben en welke niet. Kijken ze naar een poppenspel, dan is de conclusie bijvoorbeeld dat ze hun oogjes en oortjes zullen moeten gebruiken maar niet hun mond. Daarnaast kunnen leerkrachten ook heel gerichte activiteiten doen. Zo kunnen ze kiezen voor een spelletje dat specifiek op het werkgeheugen is gericht. Ten slotte kan ook de klasinrichting bijdragen tot meer zelfsturing.

Werkt dat ook echt?

Baeyens: De kinderen die met de grootste achterstand beginnen, halen er het meest voordeel uit. Wordt er op school niet bewust op zelfsturing ingezet, dan vergroot die achterstand nog in de loop van het schooljaar. Met zo’n gericht traject kunnen we dat vermijden.

De kloof wordt dan dus niet groter maar ook niet kleiner?

Baeyens: Inderdaad. Daarom zoeken we nu naar manieren om de achterstand van sommige kinderen niet alleen te stoppen maar ook weg te werken. Moeten we die kinderen vroeger opsporen en een nog intensiever traject aanbieden? Is het beter om de schoolomgeving en de thuisomgeving dichter bij elkaar te brengen zodat leerkrachten en ouders de kloof samen kunnen proberen te dichten?

Wordt er op school niet bewust op zelfsturing ingezet, dan vergroot die achterstand nog in de loop van het schooljaar.

Ooghe: Leerkrachten kunnen een vader of moeder bijvoorbeeld vragen welke spelletjes ze met hun kind doen of welke liedjes ze thuis zingen zodat ze daar in de klas op kunnen inpikken. Omgekeerd kan het helpen als ouders met hun kind praten over wat er allemaal op school is gebeurd. Door samen foto’s van een uitstap te bekijken, bijvoorbeeld, en daar dan vragen over te stellen. Hebben jullie de bus of de trein genomen? Wat heb je toen allemaal gezien?

Waarom is zelfsturing eigenlijk zo belangrijk?

Baeyens: Heeft een kleuter een goed werkgeheugen, dan is de kans groter dat hij sterk zal zijn in rekenen. Niet alleen in het eerste leerjaar, maar ook in de jaren die volgen. Daarnaast is zelfsturing noodzakelijk voor een goede attitude, de juiste werkhouding en om op te kunnen letten in de les. Gebrekkige zelfsturing heeft dus niet alleen een negatief effect op de leerprestaties van een kind, maar ook op zijn algemene ontwikkeling.

Zet je EF-bril op – Executieve functies stimuleren bij (kwetsbare) kleuters: een verbreding en verdieping is een onderzoek van Sanne Ferryn, Lien Ooghe, Fren Dieusaert, Jantine Spilt en Dieter Baeyens.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content