De West-Vlaamse Leraarskamer: ‘Soms moeten we dialect praten om ons in de klas verstaanbaar te maken’

De West-Vlaamse Leraarskamer (v.l.n.r.): Matthias Allegaert, Ansger Perquy, Sofia Ben Moussa, Lieven Vankeirsbilck, Kristof Van de Voorde, en Lowie Coolsaet. Op de bank (v.l.n.r.): Shauni Celis, An De Beir en Dominiek Segaert. © Jonathan Verschaeve
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Moeten er nog meer inspanningen worden geleverd om leerlingen taalvaardigheid bij te brengen? ‘Bij kinderen die thuis Nederalnds spreken en geen leerstoornis hebben, blijft taalarmoede soms lang onder de radar’, klinkt het in de West-Vlaamse Leraarskamer van Knack.

Deze week komen de vijf nieuwe Leraarskamers van Knack voor het eerst samen. Alle panels hebben het over hetzelfde thema: de groeiende meertaligheid en de dalende taalvaardigheid van hun leerlingen. ‘Sommige leerlingen spreken onderling een soort TikTok-taal terwijl ze veel woorden die wij dagelijks gebruiken haast niet meer kennen’, zeggen de leden van de West-Vlaamse Leraarskamer, die in basisschool De Tandem in Brugge aanschoven.

Sofia Ben Moussa (leerkracht PAV): Het is ondertussen duidelijk dat taalarmoede niet noodzakelijk samenhangt met een andere thuistaal.  Ik heb veel Nederlandstalige leerlingen die evenzeer baat zouden hebben bij taalondersteuning. Maar in tegenstelling tot anderstaligen hebben kinderen die in het Nederlands worden opgevoed meestal wel een behoorlijke woordenschat. Daardoor duurt het soms heel lang voor we merken dat ze taalarm zijn.

De kleuters die ik begeleid kunnen zich in hun thuistaal en in het Engels uitdrukken. Op hun vierde zijn ze dus al tweetalig.

Shauni Celis (leerkracht grafische technieken): Ook als een leerling een leerstoornis heeft, zoals dyslexie, wordt dat sneller opgepikt dan taalarmoede bij andere Nederlandstalige jongeren. Je merkt dat ook niet altijd als je met zo’n leerling praat. Maar het is niet omdat een kind zich in het Nederlands kan uitdrukken dat het de instructietaal begrijpt die we op school gebruiken. Vandaag vroeg ik een leerling, bijvoorbeeld, welke impact een kunstwerk op hem had. Hij begreep totaal niet wat ik bedoelde. Dus legde ik uit dat impact hetzelfde is als invloed, maar dat hielp hem duidelijk niet veel verder.

An De Beir (leerondersteuner kleuteronderwijs): Wat mij zorgen baart, is dat de kloof tussen twee groepen Nederlandstalige leerlingen groter wordt. Sommigen komen thuis de hele tijd met boeken, cultuur en rijke taal in contact waardoor ze almaar taalvaardiger worden. Daarnaast is er een groep die opgroeit in een gezin waar daar totaal geen aandacht voor is. Zij hebben van bij het begin een achterstand die gaandeweg alleen maar groter wordt. Ik merk ook dat die ouders het belang van een rijke taal vaak niet inzien. Geef je een leesboekje mee naar huis, dan blijft dat gewoon in de boekentas zitten.

Matthias Allegaert (leerkracht zesde leerjaar): Kinderen hebben vandaag ook een heel eigen woordenschat. Ze kennen veel woorden die wij dagelijks gebruiken niet meer, maar ze hebben wel een eigen taal vol termen die onder meer uit de game Minecraft komen. Als mijn leerlingen onderling aan het praten zijn, kan ik soms echt niet volgen.

Lieven Vankeirsbilck (leerkracht wiskunde): Mijn vrouw, die in het vijfde leerjaar lesgeeft, zegt vaak dat sommige leerlingen in een soort parallel universum lijken te leven. Tijdens de speeltijd spreken ze de hele tijd TikTok-taal en gebruiken ze inderdaad woorden die met Minecraft te maken hebben.

Dominiek Segaert (leerkracht Nederlands en godsdienst): Mij valt vooral op dat veel jongeren geen gelaagde, figuurlijke taal meer begrijpen. Zelfs als ze een degelijke woordenschat hebben.

Vankeirsbilck: Een paar dagen geleden zei ik tegen mijn leerlingen: ‘We moeten ons hoeden voor deze misstap.’ Ze keken me héél raar aan, want ze bleken niet te weten dat hoeden ook een werkwoord kan zijn. En dat was dan nog een sterke klas uit een richting met acht uur wiskunde. Toch blijf ik bewust zulke woorden gebruiken omdat dat de enige manier is om ze rijke taal bij te brengen.

Kristof Van de Voorde (leerkracht magazijnmedewerker in het buitengewoon onderwijs): Mijn leerlingen begrijpen ook veel woorden niet. Ze gaan dan wel naar het buitengewoon onderwijs, maar uiteindelijk is het de bedoeling dat ze op de gewone arbeidsmarkt aan de slag kunnen. Daarom heb ik een beeldwoordenboek voor hen gemaakt met pictogrammen van alle termen uit een magazijn: cuttermes, transpalet, … Dat geef ik niet alleen aan de anderstalige leerlingen, maar aan de hele klas.

Gebruiken jullie in de les soms ook andere talen om je verstaanbaar te maken?

Segaert: We moeten er in elk geval over waken dat we genoeg respect tonen voor de moedertaal van onze anderstalige jongeren. Daarom hebben wij al onze leerlingen onlangs, op de Europese Dag van de Talen, gevraagd hoe je in hun taal ‘wees welkom’ en ‘hoe gaat het met jou?’ zegt. Zo geven we het signaal dat Nederlands wel heel belangrijk is, maar dat we ook waardering hebben voor de schoonheid van hun thuistaal.

Celis: We beseffen vaak ook te weinig hoe bijzonder het is dat sommigen naast hun thuistaal nog Engels en Nederlands kennen. Ik heb daar echt bewondering voor.

De Beir: De vijf anderstalige kleuters die ik op dit moment begeleid kunnen zich in hun thuistaal en in het Engels uitdrukken. Op hun vierde zijn ze dus al tweetalig. Het lijkt me dan ook niet zo vreemd dat ze even tijd nodig hebben om ook nog Nederlands te leren.

Lowie Coolsaet (leerkracht Nederlands): Een van mijn leerlingen, die Frans- en Engelstalig is, antwoordt in de les Nederlands soms in het Frans. Dan vraag ik de naam van een zinsdeel en zegt hij COI in plaats van meewerkend voorwerp. In een toets zou ik dat niet goed rekenen, maar in de klas vind ik het in de eerste plaats belangrijk dat al mijn leerlingen de leerstof begrijpen. Al blijft dat onmiskenbaar een moeilijk evenwicht.

Ansger Perquy (leerkracht pedagogisch handelen): Ik heb twee leerlingen die tijdens de les notities nemen in het Arabisch. Ik laat dat toe, want het belangrijkste is dat ze mijn uitleg begrijpen. Na de les vraag ik hun wel altijd om me uit te leggen wat ze hebben opgeschreven zodat ik zeker weet dat ze kunnen volgen. Maar op toetsen moeten ze vanzelfsprekend in het Nederlands antwoorden.

Ben Moussa: Omdat ik zelf half Marokkaans ben, weet ik hoe het voelt om twee talen in je hoofd te hebben. Daardoor kun je de vele nieuwe woorden die op school op je afkomen niet altijd meteen opslaan. Ik leg dat vaak uit aan leerkrachten die soms niet begrijpen waarom het nuttig en zelfs nodig kan zijn om de leerlingen een woordenlijst te geven. Op zo’n lijst laat je dan best een kolom vrij waar ze zelf notities kunnen maken die hen helpen om het woord in kwestie te begrijpen en te onthouden. Dat kan in hun thuistaal zijn, maar bijvoorbeeld ook in het dialect.

Perquy: Tijdens mijn lessen moet ik soms zelfs op dialect overschakelen om me verstaanbaar te maken.

Van de Voorde: Heel herkenbaar. Al vormt dat dialect voor veel anderstalige leerlingen net een struikelblok. In de taalklas leren ze keurig Nederlands, maar in de praktijklessen horen ze plots heel andere woorden die ze totaal niet begrijpen.

Perquy: Daarom geef ik in mijn lessen ook een reeks vaktermen in het dialect mee. Als mijn leerlingen bijvoorbeeld in een woonzorgcentrum aan de slag gaan, zullen ze die hoe dan ook nodig hebben.

De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.

Van de Voorde: Dat is meteen de reden waarom ik het in mijn lessen niet over een schroevendraaier maar over een tournevis heb. Anders zullen mijn leerlingen niet begrepen worden op de werkvloer. Uiteindelijk is het niet mijn belangrijkste opdracht om hen correct Nederlands te leren maar wel om ervoor te zorgen dat ze straks op de arbeidsmarkt kunnen functioneren.

De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.

De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Jonathan Verschaeve nam dit keer de West-Vlaamse Leraarskamer voor zijn rekening.

Partner Expertise