De Limburgse Leraarskamer: ‘Door suïcide of zelfverwonding bespreekbaar te maken, brengen we leerlingen soms net op ideeën’

Hoever kan een leerkracht gaan om kinderen en jongeren met zware psychische problemen te helpen? ‘We moeten leren aanvaarden dat we niet iedereen kunnen redden’, klinkt het in de Limburgse Leraarskamer van Knack.
Deze week komen de vijf provinciale Leraarskamers van Knack voor de derde keer dit schooljaar samen. Allemaal hebben ze het over hetzelfde thema: de opvallende toename van het aantal leerlingen met speciale (zorg)noden. Tijdens hun bijwijlen aangrijpende samenkomst in de Provinciale Kunsthumaniora in Hasselt (PIKOH) wisselden de leden van de Limburgse Leraarskamer onder meer ervaringen uit over kinderen en jongeren met zware psychische problemen.
Worden jullie vandaag vaker geconfronteerd met leerlingen die met onder meer mentale problemen, eetstoornissen of zelfverwonding worstelen?
Muriel Hombroukx (leerkracht aardrijkskunde): Al zo lang als ik lesgeef, zijn er op school leerlingen met zware psychische problemen. Zo’n vijftien jaar geleden ben ik bijvoorbeeld heel ver gegaan om een meisje te helpen dat heel diep zat. Ze nam me geregeld in vertrouwen en stuurde me e-mails waarin ze haar verhaal uit de doeken deed. Telkens weer praatte ik op haar in zodat ze toch nog verder wou gaan. Ik heb ook hulp voor haar gezocht, maar uiteindelijk is ze toch uit het leven gestapt. Achteraf bleek dat ze ook met andere leerkrachten over haar problemen had gepraat, maar dat wisten wij niet van elkaar. Op dat vlak is er ondertussen wel veel veranderd. Doordat geestelijke gezondheid veel meer bespreekbaar is geworden en er nu ook leerlingenbegeleiders zijn die je kunt aanspreken, sta je als leerkracht niet meer alleen wanneer je met zo’n situatie wordt geconfronteerd.
Julie Duchateau (leerkracht geschiedenis): Ook bij ons op school volgt de leerlingenbegeleiding zulke zaken heel goed op. Als een leerling met ernstige problemen me in vertrouwen neemt, kan ik die dan ook met een gerust hart naar hen doorsturen. Toch vraag ik me af of we als school wel bekwaam zijn om dat allemaal op te vangen. Zeker omdat we – in de ene studierichting al meer dan in de andere – best vaak met zware psychische problemen worden geconfronteerd.
Tania Byloos (leerkracht godsdienst): Ook in het lager onderwijs zien we die toenemen. Een van onze leerlingen, die in de klas nochtans een modelkind is, blijkt last te hebben van nachtangst of terror – ik kende dat niet eens. Wanneer hij gaat slapen, begint het verwerkingsproces van de voorbije dag en dan brult en schreeuwt hij het hele huis bij elkaar. Daarnaast zien we ook weer veel meer leerlingen die bedplassen. Van de zestig kinderen uit het vijfde en zesde leerjaar die straks meegaan op zeeklassen zijn er acht met wie we ’s nachts problemen hebben. Ook zelfverwonding zien we tegenwoordig al vanaf het vijfde leerjaar. Zo is er een jongen die met een geodriehoek in zijn pols krast tot er korstjes op de wonden komen die hij dan weer openkrabt.
Ik maak een leerling altijd duidelijk dat hij altijd met mij over zijn smetvrees of thuissituatie kan praten, maar dat hij daar niet toe verplicht is.
Yasin Burakcin (leerkracht Engels): Zelfs in het eerste jaar van het secundair onderwijs heb ik een klas met drie bedplassers, die tijdens de les altijd naar het toilet moeten kunnen gaan. Ik wil daar natuurlijk wel rekening mee houden, maar ik moet toegeven dat ik soms niet kan bijhouden welke leerling met een probleem zit. Ik heb 180 leerlingen en ik zie hen meestal maar een uur per week.
Sara Bomans (leerkracht waarnemingstekenen): Jaren geleden had ik een klas vol leerlingen met zware problemen. Niet alleen zag ik hen verschillende uren per week, voor mijn vak moesten ze ook een logboek bijhouden waarin ze alles kwijt konden. Daardoor kwam ik natuurlijk heel veel over hen te weten. Er waren leerlingen die door de rechtbank waren geplaatst, anderen die zichzelf verwondden of een zelfmoordpoging hadden ondernomen. Op den duur kon ik het niet meer aan om daar constant mee te worden geconfronteerd en heb ik een burn-out gekregen. Een van de leerlingen over wie ik me grote zorgen maakte, belde me toen op. ‘Sara, jij hoeft ons niet te redden’, zei ze. ‘Dat verwachten wij echt niet van je. Voor ons ben je een veilige haven. Jij ziet ons en bij jou kunnen we onszelf zijn. Dat is genoeg.’ Die woorden ben ik nooit vergeten. Tegenwoordig bewaak ik mijn grenzen ook veel meer.
Humbroukx: Mocht er mij vandaag een zwaar depressieve leerling in vertrouwen nemen, dan zou ik louter uit zelfbescherming meer afstand houden.
Bomans: Dat neemt niet weg dat wij als leerkracht écht het verschil kunnen maken voor zo’n leerling. Dat weet ik uit ervaring. Als jonge tiener heb ik zelf geprobeerd uit het leven te stappen. Op school kon ik bij niemand terecht, want mijn leerkrachten wilden er liever niet bij betrokken raken. Pas toen ik in het vijfde middelbaar naar een andere school ging, werd ik echt gehoord. Een van mijn leerkrachten belde me op en zei: ‘Sara, ik bel je omdat ik me zorgen over je maak.’ Dat ene telefoontje had een enorme impact op mij. Het heeft me er ook van overtuigd dat je als leerkracht met heel kleine dingen een groot verschil kunt maken.
Hombroukx: Dat klopt, maar we moeten ook onder ogen zien dat we niet iedereen kunnen helpen. Sommige kinderen kunnen of willen niet gered worden.
Miette Plessers (leerkracht lager onderwijs): We moeten inderdaad aanvaarden dat er grenzen zijn aan wat we voor onze leerlingen kunnen doen. Zeker in het geval van een heel moeilijke thuissituatie, want daar hebben we meestal geen vat op. Veel kinderen lijden bijvoorbeeld onder de vechtscheiding van hun ouders, maar het is niet aan ons om die mensen met elkaar te verzoenen.
Hoe komt het volgens jullie dat mentale en andere problemen onder kinderen en jongeren zo toenemen?
Ruben Stals (leerkracht buitengewoon lager onderwijs): Doordat de wereld in korte tijd onherkenbaar is veranderd terwijl ons brein nog altijd hetzelfde is. Zoals Muriel al zei, zijn een heleboel onderwerpen tegenwoordig veel meer bespreekbaar dan vroeger. Aan de ene kant is die openheid positief, maar aan de andere kant brengen we sommige kinderen daardoor op ideeën. Een kind dat zich slecht voelt, ziet op WhatsApp, Snapchat, Instagram, TikTok, YouTube en Netflix de hele tijd verhalen waarin sprake is van drugs, zelfverwonding of zelfdoding. Soms begint het dan te denken: misschien is dát wel een uitweg voor mijn problemen. Ik heb zelfs een zevenjarige in mijn klas gehad die aan zelfdoding dacht. Het is hoe dan ook cruciaal dat leerkrachten en leerlingenbegeleiders opgeleid zijn om mentale problemen bij leerlingen te herkennen en daar met hen in gesprek over te gaan. Onderschat niet hoe moeilijk het vaak is om een kind dat zich slecht voelt aan het praten te krijgen.
Plessers: Dat is zeker belangrijk. Al kies ik er even vaak voor om een kind van wie ik weet dat het met een zwaar probleem zit daar niet over aan te spreken. Wanneer een leerling het thuis heel moeilijk heeft maar zich op school oké voelt en er ook goed functioneert, is het soms beter om het met rust te laten zodat de klas een soort veilige haven kan zijn. Ik maak zo’n kind dan duidelijk dat het altijd met mij over zijn smetvrees of thuissituatie kan praten, maar dat het daar niet toe verplicht is. Dat is soms even waardevol als een gesprek aangaan waar ik eigenlijk niet voor geschoold ben.
De Leraarskamer van Knack komt tot stand met steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.
Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kun je terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via zelfmoord1813.be
De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Jonathan Verschaeve nam dit keer de Limburgse Leraarskamer voor zijn rekening.
De Leraarskamer 24-25
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier