De Leraarskamer van Vlaams-Brabant en Brussel: ‘Is je Nederlands niet goed? Spreek dan een andere taal met je kind’

De Leraarskamer van Vlaams-Brabant en Brussel. Staand (v.l.n.r.): Sandra Van Heffen, Dorien Meskens, Yvette Deschrynmakers, Veerle Vanderkelen en Kurt Verreck. Zittend (v.l.n.r.): Kim Vermeirssen, Silke Partous, Karen Van Nieuwenhuyse en Sander Van Hoeck. © Helena Verfaillie
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Moeten ouders met kinderen in het Nederlandstalig onderwijs verplicht worden om Nederlands te leren? ‘Vaak is het gewoon niet realistisch om dat van hen te verwachten’, klinkt het in de Leraarskamer van Vlaams-Brabant en Brussel.

Deze week komen de vijf nieuwe Leraarskamers van Knack voor het eerst samen. Alle panels hebben het over hetzelfde prangende thema: de groeiende meertaligheid en de dalende taalvaardigheid van hun leerlingen. ‘Onze situatie is natuurlijk anders dan die in de andere Leraarskamers. Als onze leerlingen uit school komen, horen ze overal Frans’, zeggen de leden van de Leraarskamer van Vlaams-Brabant en Brussel, die in Sint-Donatus Secundair in Merchtem aanschoven.

De Vlaamse regering wil ouders die geen Nederlands leren sanctioneren door hen, bijvoorbeeld, hun schooltoeslag af te nemen. Een goede zaak?

Karen Van Nieuwenhuyse (leerkracht wiskunde): Dat lijkt me geen slechte maatregel. Als je je kind naar het Nederlandstalig onderwijs stuurt omdat je wilt dat het een goede opleiding krijgt, moet je er ook voor zorgen dat je genoeg Nederlands kent om het daarbij te begeleiden. Nu zijn er ouders die de berichten die ze via Smartschool krijgen simpelweg niet verstaan en er dus ook geen gevolg aan kunnen geven. Ik vind dat we toch van hen mogen verwachten dat ze een beetje moeite doen om de taal te leren. En als daar een financiële sanctie tegenover moet staan, dan is dat maar zo.

‘Het is ook niet omdat sommige ouders geen Nederlands spreken dat ze niet geïnteresseerd zijn in wat hun kinderen op school doen.’

Silke Partous (leerkracht gedragswetenschappen): Ik betreur toch de repressieve toon die meer en meer de overhand lijkt te halen in het beleid. Alsof alles in orde komt als je maar grote woorden gebruikt en hard genoeg optreedt. Zo werkt het natuurlijk niet. Als we op het vlak van taal echt stappen vooruit willen zetten, moeten we in de eerste plaats naar de ouders luisteren en achterhalen wat het onderliggende probleem is.

Yvette Deschrynmakers (leerkracht Engels): Ongeveer de helft van onze leerlingen groeit op in een gezin dat het moeilijk heeft. Welke zin heeft het om die mensen nog eens financieel te straffen? Velen van hen slagen er zo al amper in om hun facturen te betalen. Ik denk echt niet dat we daar veel mee zullen bereiken.

‘Hoe kunnen we van een mama die niet eens een diploma lager onderwijs heeft verwachten dat ze een vreemde taal leert?’

Veerle Vanderkelen (leerkracht vierderjaar): Dat gesprek moeten we inderdaad aangaan. Vergeet niet dat sommige anderstalige ouders al ongelooflijk veel hebben meegemaakt. Ze zijn hun land ontvlucht, verbleven soms in een vluchtelingenkamp en hebben vaak een bewogen tocht achter de rug. Als ze hier dan eindelijk een huisje hebben waar ze zich ook een beetje veilig voelen, komen wij vertellen dat ze Nederlands moeten leren en er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat hun kind zo veel mogelijk met die taal in contact komt. Ik vind dat we toch wat mildheid aan de dag moeten leggen.

Vanderkelen: Het is ook niet omdat sommige ouders geen Nederlands spreken dat ze niet geïnteresseerd zijn in wat hun kinderen op school doen. Als wij een digitaal bericht versturen, geven we altijd een vertaallink mee. Anderstalige ouders kunnen daar op klikken om de tekst in hun eigen taal te lezen. Op die manier kunnen ze hun kind toch opvolgen. Ik vergelijk dat graag met de trompetlessen van mijn zonen. Zelf kan ik geen trompet spelen, maar dat heeft me niet tegengehouden om interesse te tonen en hen aan te moedigen.

Kim Vermeirssen (leerkracht Frans en economie): We moeten wel een onderscheid maken tussen ouders die onlangs uit, bijvoorbeeld, Oekraïne of Syrië zijn aangekomen en mensen die hier al twintig jaar wonen en weigeren om Nederlands te leren. Geregeld heb ik leerlingen van wie de ouders geen woord Nederlands spreken. Als hun jongere broer of zus dan jaren later bij mij in de klas zit, ga ik ervan uit dat hun ouders de taal al veel beter zullen kennen. Maar vaak is dat helemaal niet het geval.

Sandra Van Heffen (zorgcoördinator in het lager onderwijs): Als een anderstalige mama Nederlands leert, heeft dat ongetwijfeld een positief effect op de taalontwikkeling van haar kinderen. Alleen is dat in veel gevallen minder evident dan het lijkt. Bij ons op school hebben veel mama’s zelfs geen diploma lager onderwijs. Dan is het weinig realistisch om van hen te eisen dat ze een vreemde taal leren. Wat we natuurlijk wél van hen mogen verwachten is betrokkenheid.

Sander Van Hoeck (leerkracht tweede graad lager onderwijs): In Sint-Jans-Molenbeek, waar ik lesgeef, kunnen mensen zich overal verstaanbaar maken in het Frans of Arabisch. In hun dagelijkse leven hebben volwassenen helemaal geen Nederlands nodig en dus zijn ze minder geneigd om de taal te leren. Het gevolg is wel dat hun kinderen vaak alleen op school Nederlands praten.

Dorien Meskens (leerkracht Nederlands): Als ouders de taal zelf amper machtig zijn, is dat ook beter. Uit onderzoek blijkt duidelijk dat het funest is om gebrekkig Nederlands te spreken met je kind.

Van Heffen: Dan leer je een kind alleen maar fouten aan, die wij daarna moeten rechttrekken.

Meskens: In dat geval kun je beter correct ommuniceren in je eigen taal. Het is heel belangrijk dat kinderen hun thuistaal goed beheersen, want dat is een goede basis om Nederlands te leren. Anders bestaat het risico ook dat kinderen geen enkele taal volwaardig kennen, en dat is nog erger dan geen Nederlands spreken.

Van Hoeck: Voor mij is het vooral belangrijk dat ouders bereid zijn om te zoeken naar manieren om hun kinderen ook buiten de school met Nederlands in contact te brengen. Dat kan, bijvoorbeeld, door hen in te schrijven voor een Nederlandstalige hobby.

Van Nieuwenhuyse: Ik vind dat het onze taak is om ouders daarbij te helpen. Wij geven bijvoorbeeld vaak de raad om tieners een animatorcursus te laten volgen, want daar pikken ze veel Nederlands op. Ouders staan daar voor open als je uitlegt dat hun kind daardoor stappen vooruit zal zetten.

Kurt Verreck (leerkracht zesde leerjaar): Dat lijkt me inderdaad belangrijk. Waar leren kinderen écht Nederlands spreken? Niet zozeer in de klas, maar wel op een speelplaats, in de naschoolse opvang of in hun sportclub. Wij kunnen daar in de klas wel een rol in spelen, maar heel veel gebeurt in de buitenwereld.  

Van Hoeck: Op dat vlak werken wij natuurlijk in een heel specifieke taalsituatie. Zeker als je in Brussel lesgeeft. In Antwerpen zijn er misschien wel scholen waar kinderen onderling Turks praten, maar ze komen ook buiten de schoolmuren de hele tijd met Nederlands in contact – of ze nu naar de winkel of naar het zwembad gaan. Hier is dat anders. Als onze kinderen de school verlaten, horen ze overal Frans.

Verreck: In onze school in Herent bij Leuven hebben we het op dat vlak gemakkelijker. De weinige anderstalige kinderen die bij ons arriveren, spreken binnen de twee jaar aanvaardbaar Nederlands en dat komt grotendeels doordat ze in een Nederlandstalige omgeving terechtkomen.

Van Heffen: Maar toch gebruiken wij in Sint-Gillis dezelfde leermethode als jullie in Herent. Terwijl Nederlands voor de meesten van onze leerling minstens de derde taal is. Eigenlijk zouden wij Nederlands dus moeten aanleren als een vreemde taal. Maar daar bestaan dan weer geen leermethodes voor.

De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.

De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Helena Verfaillie nam dit keer de Leraarskamer van Vlaams-Brabant en Brussel voor haar rekening.

Lees meer over:

Partner Expertise