Worden Vlaamse leerlingen almaar minder taalvaardig? En kunnen we dat tij nog keren? ‘Op school moeten we consequent rijke taal blijven gebruiken. Zelfs als kinderen die niet helemaal begrijpen’, klinkt het in de vijf provinciale Leraarskamers van Knack, die voor het eerst dit schooljaar samenkwamen.
‘Toen ik mijn leerlingen wou uitleggen wat de rode draad door hun cursus was, begonnen ze verwoed door hun handboek te bladeren’, vertelt leerkracht Engels Yvette Deschrynmakers. ‘Eerst snapte ik niet wat er aan de hand was, maar al snel werd me duidelijk dat ze een rode draad zochten. Letterlijk.’
Zij is lang niet de enige Vlaamse leerkracht die zich geregeld verbaast over het gebrek aan taalgevoel van veel leerlingen. Dat doen zo goed als alle vijftig leden van de provinciale Leraarskamers van Knack, die vorige week samenkwamen om zich zowel over de groeiende meertaligheid als over de dalende taalvaardigheid van hun leerlingen te buigen. ‘De grote misvatting is dat de taalproblemen waar we vandaag mee worden geconfronteerd vooral samenhangen met het toenemende aantal anderstalige leerlingen’, zegt leerkracht PAV Sofia Ben Moussa. ‘In werkelijkheid worden ook veel leerlingen die thuis Nederlands spreken steeds taalarmer.’
Niet alleen hebben sommige kinderen en jongeren een opvallend beperkte woordenschat en slagen ze er amper in om een correcte zin te vormen, vaak blijken ze ook geen gelaagde of figuurlijke taal te begrijpen. Al geldt dat natuurlijk niet voor alle Vlaamse leerlingen. ‘De kloof wordt steeds groter’, zegt An De Beir, die als leerondersteuner met kleuters werkt. ‘Sommige kinderen komen thuis de hele tijd met boeken, cultuur en rijke taal in contact waardoor ze almaar taalvaardiger worden. Anderen groeien op in een gezin waar daar totaal geen aandacht voor is. Zij beginnen met een achterstand die gaandeweg alleen maar groter wordt.’
‘Doordat hun ouders amper tegen hen praten, worden sommige kleuters veel te weinig aan taal blootgesteld.’
Geen tijd
De groeiende taalarmoede bij Vlaamse kinderen wordt vaak toegeschreven aan het feit dat ze veel minder lezen dan vorige generaties, maar volgens de leden van de Leraarskamers is dat maar een deel van het probleem. ‘Veel kleuters hebben vanaf het begin een achterstand doordat ze amper aan taal worden blootgesteld’, zegt Mieke Dierckx, zorgcoördinator in het kleuteronderwijs. ‘Thuis krijgen ze geen talige input, want hun ouders praten haast niet met hen. Sommige vijfjarigen worden ’s morgens in een buggy de school binnengereden terwijl ze naar het scherm van een telefoon of tablet staren. Onderweg wordt er helemaal niet met hen gesproken. Terwijl dat net zo belangrijk is om kinderen taalvaardig te maken.’
Ook na schooltijd is er in sommige gezinnen maar weinig interactie. Veel ouders hebben het te druk om hun kinderen voor te lezen of de gebeurtenissen van de dag met hen te bespreken. ‘Zeker in het eerste leerjaar is het ontzettend belangrijk dat kinderen dagelijks lezen. Maar als ik mijn leerlingen vraag wie er de avond ervoor samen met mama of papa heeft gelezen, steekt misschien een derde van de klas de vinger op’, zegt Inne Van Den Bosch, klasleerkracht in het eerste leerjaar. ‘Wat ze dan wel hebben gedaan? Gamen of televisiekijken, en daarnaast hebben ze ook nog een heleboel hobby’s die veel tijd in beslag nemen.’
Het toenemende schermgebruik bij jongeren maakt het er natuurlijk niet beter op. Daarbij komt nog dat ze doorgaans in hun eentje naar video’s kijken. De tijd dat de meeste kinderen met hun ouders voor de televisie zaten, naar hetzelfde programma keken en daar ook met elkaar over praatten, ligt ondertussen wel achter ons. ‘Wij moeten ouders vaak uitleggen dat het beter is om met hun kindje te praten over wat het allemaal ziet, dan om het de wereld te laten ontdekken door naar Youtube-filmpjes te kijken’, zegt Dierckx.
Het gevolg is dat er op Vlaamse speelplaatsen tegenwoordig ontzettend veel TikTok-taal te horen is, waar volwassenen vaak geen jota van snappen. Het is ook van sociale media, games en video’s dat kinderen en jongeren de Engelse termen leren die ze te pas en te onpas gebruiken. ‘Als ik mijn kleuters vraag welke kleur ze zien, antwoorden ze soms met het stemmetje van Dora uit de gelijknamige animatiereeks: “Yellow!” Maar dan zonder een verband te leggen met het Nederlandse woord geel’, zegt kleuterleerkracht Sofie Noppe. Zelfs in het secundair onderwijs stellen leerkrachten geregeld vast dat leerlingen amper beseffen dat de Engelse woorden die ze de hele tijd gebruiken ook een Nederlands equivalent hebben. ‘Onlangs vroeg een leerling me hoe je “struggle” schrijft. Ik antwoordde dat hij misschien gewoon “worsteling” kon gebruiken. Daar keek hij echt van op’, zegt leerkracht Nederlands Lies Vanhove. ‘Veel jongeren spreken tegenwoordig verschillende talen door elkaar, maar dat wil niet zeggen dat hun taalgebruik rijker wordt. Integendeel, ze gebruiken steeds minder verschillende woorden.’
‘Veel kinderen kunnen zelfs geen groenten meer benoemen. Het verschil tussen prei en selder? Kennen ze niet.’
Die schrale woordenschat bemoeilijkt het lesgeven al vanaf het basisonderwijs. ‘Veel kinderen kunnen zelfs geen groenten meer benoemen. Het verschil tussen prei en selder? Kennen ze niet’, zegt Kathy Bauters, die aan het derde leerjaar lesgeeft. ‘Dat hangt natuurlijk samen met een maatschappelijke evolutie. Tegenwoordig zie je veel minder ouders die samen met hun kinderen boodschappen doen. Terwijl dat hét moment is om met elkaar te praten en producten te benoemen.’ Ook in het secundair onderwijs zijn er heel wat jongeren die het in Keulen horen donderen zodra hun lesgever een minder courant woord in de mond neemt. ‘Een paar dagen geleden zei ik tegen mijn leerlingen: “We moeten ons hoeden voor deze misstap.” Ze keken me héél raar aan, want ze bleken niet te weten dat “hoeden” ook een werkwoord kan zijn’, zegt wiskundeleraar Lieven Vankeirsbilck.
Daarbij komt nog dat leerlingen in veel gevallen geen figuurlijke taal begrijpen. Vooral spreekwoorden en gezegden zorgen in Vlaamse klassen nogal eens voor misverstanden. De aap die uit de mouw komt? Door de mand vallen? Het hek is van de dam? Iets onder de knie hebben? Kinderen en jongeren hebben vaak geen flauw benul waar hun leerkracht het over heeft. En vraagt de juf op de speelplaats wat er aan de hand is, dan kijken sommige kinderen vol verbazing naar hun handen.
Volzinnen en bijzinnen
Het gevolg is dat sommige leerkrachten figuurlijke taal proberen te vermijden. ‘In mijn cursus voor het derde en vierde middelbaar heb ik op aanraden van een collega zo weinig mogelijk spreekwoorden gebruikt’, zegt leerkracht zedenleer en filosofie Cedric Den Hond. ‘Anders zou ik een deel van mijn lestijd moeten opofferen om uit te leggen wat ze betekenen. Op zich is het jammer dat ik mijn leerlingen geen rijkere taal kan aanreiken, maar zo verwerken ze de leerstof wel vlotter.’
Dat is hoe dan ook een wankel evenwicht. Gebruiken leerkrachten eenvoudigere taal, dan begrijpen hun leerlingen de les sneller waardoor de kans groter is dat ze de leerdoelen bereiken. Alleen worden ze er op die manier niet taalvaardiger op. ‘Als we figuurlijke taal vermijden omdat we denken dat onze leerlingen dat te moeilijk vinden, zal er natuurlijk niets veranderen en blijven we op het vlak van taal achter de feiten aanhollen’, zegt leerkracht godsdienst Daisy De Meyer. Zij is niet de enige die weigert om haar taalgebruik aan te passen. ‘Ik probeer in mijn klas net een heel rijke taal te gebruiken’, zegt Sander Van Hoeck, die in een Brusselse basisschool lesgeeft aan de kinderen van de tweede graad. ‘Tijdens het dagelijkse kringgesprek geven mijn leerlingen spontaan aan als ze een woord of een deel van het verhaal niet begrijpen. Dan gaan we samen op zoek naar een gemakkelijkere formulering of doen andere kinderen een poging om uit te leggen wat er wordt bedoeld.’ Ook Sandra Van Heffen, die als zorgcoördinator in een school met veel anderstalige leerlingen werkt, gelooft rotsvast in die aanpak. ‘Ik praat in volzinnen en bijzinnen, en gebruik soms best moeilijke woorden. Begrijpen de kinderen niet wat ik zeg, dan zoeken we samen naar de betekenis’, zegt ze. ‘Als wij onze leerlingen geen rijke taal aanbieden, wie zal dat dan wel doen?’
‘Als wij onze leerlingen geen rijke taal aanbieden, wie zal dat dan wel doen?’
Om toch niet al te veel tijd te verliezen, geven vooral leerkrachten uit het secundair onderwijs hun leerlingen soms een verklarende woordenlijst. Dat gaat van een leraar houtbewerking die de correcte benamingen van gereedschappen oplijst tot geschiedenisleerkrachten die sleutelbegrippen als democratie en interbellum verduidelijken. ’Vroeger gaf ik mijn leerlingen vooraf ook een lijst met woorden uit de les waarvan ik dacht dat ze die wel niet zouden kennen’, zegt godsdienstleerkracht Caroline Coppens. ‘Maar zo maakte ik het ze wel erg gemakkelijk. Daarom vraag ik hun nu om de woorden die ze niet begrijpen op het bord te komen schrijven en die vervolgens aan elkaar uit te leggen.’
Nog een grotere uitdaging vormen toetsen en examens, want dan is het natuurlijk cruciaal dat scholieren heel goed weten wat er van hen wordt verwacht. ‘Als ik in een vraagstuk met bijzinnen werk, is de kans groot dat mijn leerlingen de opdracht niet begrijpen’, zegt leerkracht wiskunde Karen Van Nieuwenhuyse. ‘In mijn vorige school gaven ze ons zelfs de raad om in onze examens alleen zinnen te gebruiken die beginnen met een onderwerp gevolgd door een werkwoord en een lijdend voorwerp. Daar heb ik het toch moeilijk mee, want veel van mijn leerlingen gaan straks naar de universiteit waar ze dikke cursussen vol moeilijke taal zullen moeten studeren.’
Met de hand
In een poging om scholieren taalvaardiger te maken, blijken sommige leerkrachten vol overtuiging naar heel klassieke methodes terug te grijpen. Zo moeten de leerlingen van leerkracht grafische technieken Shauni Celis tijdens de les notities nemen. ‘Ik geef ze zelfs geen geprinte cursus meer’, zegt ze. ‘Als ik lesgeef, verwacht ik dat ze in hun eigen woorden opschrijven wat ik vertel. Zelf heb ik dat op school niet meer geleerd, met als gevolg dat ik een groot probleem had toen ik aan de hogeschool ging studeren. Ik wil dat mijn leerlingen daar wél op zijn voorbereid en ondertussen ook taalvaardiger worden.’
Ook in heel wat basisscholen wordt sinds kort meer gelezen en geschreven. ‘Sinds dit schooljaar moeten onze leerlingen weer veel met de hand schrijven’, zegt Matthias Allegaert, leerkracht in het zesde leerjaar. ‘Tijdens de les spelling vullen ze geen woorden meer in een voorgedrukte zin in, maar schrijven ze de hele tekst op. De eerste keer dat ik hun die opdracht gaf, wisten ze niet wat ze hoorden, maar ondertussen zijn ze het wel gewoon. Door zoveel te schrijven, leren ze ook meer uit hun fouten. Op de computer verdwijnt een fout zodra je die hebt gecorrigeerd, maar op papier blijf je die altijd zien.’
Veel lesgevers halen ook weer vaker hun rode balpen boven om taalfouten aan te duiden. Niet dat ze daar dan automatisch punten voor aftrekken, want dat mogen leerkrachten die geen taal geven in heel wat scholen niet. Soms zijn ze zelfs verplicht om een antwoord (gedeeltelijk) goed te keuren wanneer het fonetisch is gespeld. Al weten sommigen die regel heel creatief te omzeilen door, bijvoorbeeld, bonuspunten te geven wanneer leerlingen wél correcte taal gebruiken. ‘Ik geef bij elke toets twee scores: een voor de inhoud en een voor spelling’, zegt leerkracht Nederlands Alexandra Waumans. ‘Aan het begin van het schooljaar hadden haast alle leerlingen nul op vijf voor spelling. Ze schreven de hele tijd fouten en vergaten hoofdletters en leestekens. Maar nu, na anderhalve maand, doen ze het al veel beter. Ze kúnnen het dus wel. Waarom ze uit zichzelf dan niet correct schrijven? Uit luiheid wellicht. Al vrees ik dat wij als leerkracht in het verleden misschien ook te laks zijn geweest.’
De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.