De Leraarskamer van Knack: ‘Mogen onze leerlingen ook nog gewoon druk zijn zónder ADHD te hebben?’

Vorige week kwamen de Leraarskamers van Knack voor de derde keer samen. Ze hadden het over een van de grootste uitdagingen waar ze vandaag voor staan: de vele leerlingen met dyslexie, dyscalculie, ADHD of ASS. ‘De slinger is te ver doorgeslagen’, klonk het. ‘Zo’n label kan kinderen zowel kansen geven als ontnemen.’
‘Mijn grootste frustratie is dat ik soms meer opvoeder dan leerkracht ben’, zegt geschiedenisleraar Seppe De Peuter. Hij is niet de enige. Van dyslexie, dyscalculie, ASS en ADHD tot zelfverwonding, bittere armoede of een moeilijke thuissituatie: het aantal leerlingen dat op school extra hulp of ondersteuning nodig heeft, neemt jaar na jaar toe. Elke dag krijgen zestig Vlaamse scholieren een attest van het CLB dat hun toegang geeft tot extra ondersteuning op school.
Volgens de leden van De Leraarskamer van Knack zijn er zelfs klassen en studierichtingen waar leerlingen zónder zorgnoden of psychosociale problemen de uitzondering zijn. ‘Luizen uitkammen, boterhammen smeren, knuffels geven, naar hun verhalen luisteren: ik doe het allemaal’, zegt leerkracht kunstvakken Roxanne Cox. ‘Daardoor voel ik me in de klas soms een mama of een kinderoppas.’
Door die toename van zorgnoden worden scholen vandaag geacht om een zogenaamde ‘brede basiszorg’ op te zetten. Dat wil zeggen dat de klaspraktijk zo wordt aangepast dat álle leerlingen beter kunnen leren.
‘Vooral welgestelde, hoogopgeleide vaders en moeders kunnen op school allerlei speciale maatregelen afdwingen.’
An Grietens, leerkracht zorg
‘Ook kinderen zonder speciale noden kunnen, bijvoorbeeld, meer tijd krijgen voor een toets, mogen de ingevulde cursus online consulteren, krijgen een overzichtelijk dagschema dat ze meer structuur biedt of mogen naar buiten gaan wanneer ze overprikkeld raken. Volgens sommige leerkrachten wordt de lat daardoor voor iedereen lager gelegd. ‘Wij zien zorgnoden nog altijd als iets waar je heel zorgzaam mee moet omgaan’, zegt leerkracht gedrags- en maatschappijwetenschappen Zahra Choua.
‘Daardoor zijn we vaak geneigd om het in de klas wat trager en rustiger aan te doen. Natuurlijk heeft dat impact op ons onderwijs.’
Nu staan leerkrachten er natuurlijk niet helemaal alleen voor. In sommige scholen worden ze ondersteund door een legertje zorgleerkrachten, leerlingenbegeleiders, herstelcoaches, time-outcoaches, coördinatoren die zich met gelijke onderwijskansen bezighouden en gedragscoaches. Maar toch komen alle problemen en stoornissen uiteindelijk samen in één doorgaans grote klasgroep, waar een vak- of klasleerkracht het overzicht moet zien te behouden.
‘Er is altijd wel een leerling die zijn taak op de gang moet maken om niet te worden afgeleid, een andere die een koptelefoon moet opzetten en ook nog iemand die even moet kunnen gaan wandelen’, zegt leerkracht lager onderwijs Stef Van den Brande. ‘Dan is er nog eentje dat bij het rekenen een tafelkaart moet gebruiken en iemand die altijd het dagschema moet zien. Daarnaast heb ik leerlingen die hun stressniveau moeten aanduiden op een emotieregulator in de vorm van een vulkaan. En dan moet ik natuurlijk ook nog extra uitdagingen verzinnen voor hoogbegaafde kinderen. Soms kan ik die hele boekhouding amper bijhouden.’
Dat is meteen een van de redenen waarom leerkrachten soms tijdelijk uitvallen of zelfs definitief uit het onderwijs stappen. ‘Zelf ben ik daardoor ook buiten strijd geweest. Ik twijfelde zelfs even aan mijn job’, zegt Vanessa Ruttens, die klasleerkracht is in het eerste leerjaar.
‘Dat had ik nooit van mezelf gedacht, want ik ben een heel gedreven leerkracht. Maar doordat ik zo veel tijd in leerlingen met zorgnoden moest investeren, had ik vaak het gevoel dat ik de middenmoot in mijn klas niet meer kon geven wat die nodig had. Ondertussen was ik de hele tijd aan het nadenken wat ik nog voor die ene leerling kon doen en hoe ik die andere kon helpen. Op den duur voelde het alsof ik geen adem meer kon halen.’
Geen vragen
Welke hulpmiddelen of ondersteuning kinderen met speciale onderwijsnoden krijgen, verschilt van school tot school. In het secundair onderwijs moeten leerlingen die dyslexie hebben soms een grote ‘D’ op hun taken en toetsen schrijven. Dan weet hun leerkracht dat die daar rekening mee moet houden. Er zijn ook scholieren die voor hun schrijfopdrachten een dicteertool mogen gebruiken of een geluidswerende koptelefoon opzetten wanneer ze een toets maken.
Sommigen worden ook vrijgesteld van groepswerk, zijn niet verplicht om mee te gaan op klasuitstap, mogen de turnlessen overslaan, hoeven in de klas nooit hardop voor te lezen of geven alleen een spreekbeurt wanneer er geen andere leerlingen in het lokaal zijn. ‘Ik heb een leerling die ik in de klas nooit mag aanduiden om te antwoorden’, zegt leerkracht Engels Yasin Burakcin. ‘Alleen als hij vooraf weet waarover het zal gaan en wat hij moet antwoorden, mag ik hem een vraag stellen. Op die manier is het natuurlijk heel moeilijk om hem bij de les te betrekken.’
Vaak zijn het de ouders van een leerling die bij de directie of leerlingenbegeleiding op zulke aanpassingen aandringen. ‘Vooral welgestelde, hoogopgeleide vaders en moeder kunnen op school allerlei speciale maatregelen afdwingen. In mijn ogen gaan die soms te ver’, zegt leerkracht zorg An Grietens. ‘Andere ouders gaan niet op zoek naar een diagnose en oefenen ook geen druk uit op de school. Het spijtige gevolg is dat hun kind niet de nodige hulp en ondersteuning krijgt en soms zelfs helemaal wordt losgelaten.’
Wie op school en thuis de juiste ondersteuning krijgt, kan zijn leer- of ontwikkelingsstoornis nochtans vaak overstijgen. ‘Heel wat kinderen die nog niet zo lang geleden een vogel voor de kat zouden zijn geweest, evolueren vandaag wel in de goede richting’, zegt boekenjuf Jesse Van de Kerckhove. ‘Vroeger kregen kinderen met, bijvoorbeeld, ASS geen extra zorg en daardoor slaagden ze vaak niet in het secundair onderwijs. Nu lukt dat in veel gevallen wel doordat we in de lagere school veel tijd uittrekken om hen de nodige vaardigheden aan te leren. Een van mijn oud-leerlingen die destijds door zware dyslexie geen letter kon lezen, is nu afgestudeerd als burgerlijk ingenieur.’
Aan de andere kant kunnen kinderen en jongeren ook té veel worden ontzien waardoor hun zelfredzaamheid erbij inschiet. ‘We moeten kinderen met speciale noden zeker ondersteunen, maar we mogen ze ook niet pamperen’, zegt leerkracht opvoedkunde Greet Coomans. ‘Jammer genoeg slaat de slinger tegenwoordig vaak in die richting door. Lukt iets niet goed, dan staat men meteen klaar om te helpen of hulpmiddeltjes aan te reiken terwijl we goed moeten nadenken hoe en wanneer we die gebruiken. Het kan, bijvoorbeeld, niet de bedoeling zijn dat een leerling met dyslexie de hele tijd tools mag gebruiken zodat hij niet meer hoeft te lezen, want dan zal hij dat nooit leren. Toch is dat vandaag geen uitzondering.’
‘Ik heb leerlingen gehad die er al jaren van overtuigd waren dat ze dyscalculie hadden terwijl dat duidelijk niet klopte.’
Sam De Ridder, leerkracht wiskunde
Vaak zijn die maatregelen het resultaat van onderhandelingen tussen de ouders van een leerling en de leerlingenbegeleiding of directie. Vervolgens worden leerkrachten vaak voor een voldongen feit gesteld. ‘Ik zou meer vrijheid willen hebben om op zoek te gaan naar de mogelijkheden van die leerlingen’, zegt Seppe De Peuter. ‘Een nieuw schooljaar met een nieuwe leerkracht zou voor hen een kans kunnen zijn om het eens op een andere manier te proberen. Maar in de praktijk gebeurt dat meestal niet. Een kind krijgt een label, daar worden maatregelen aan gekoppeld en die veranderen de volgende zes jaar niet meer. Zijn ontwikkeling wordt dus stopgezet doordat hij een bepaald probleem heeft.’
Op gelijke voet
Sommige leerkrachten zijn dat zo zat dat ze weigeren om nog vergaand rekening te houden met al die labels en bijbehorende maatregelen. ‘Leerlingen die om de een of andere reden niet voor de klas hoeven te spreken, dwing ik om dat toch te doen. “Dit is een leerplandoelstelling en die moet jij ook behalen”, zeg ik dan’, legt leerkracht waarnemingstekenen Sara Bomans uit. ‘Maar ik laat zo’n leerling dan natuurlijk niet aan zijn lot over. Meestal laat ik hem als tweede aan de beurt komen zodat hij al een voorbeeld heeft gezien en toch niet te lang hoeft te stressen.’
Ook leerkracht zorg Ann Wesemael baseert haar aanpak niet meer op de soms vuistdikke zorgdossiers van haar leerlingen. ‘Bij de start van het schooljaar staan al mijn leerlingen op gelijke voet. Ook als ze autisme of ADHD hebben’, zegt ze. ‘Gaandeweg blijkt dan wel welke extra ondersteuning ze eventueel nodig hebben. Soms zeggen ouders me in september: “Mevrouw, u zult mijn dochter nooit kunnen leren om een bed op te maken.” Maar ik beslis zelf wel of mijn leerlingen iets al dan niet kunnen leren. Ik wil vooral dat ze het proberen, want elke succeservaring kan hun zelfvertrouwen een boost geven.’
Volgens de leden van de Leraarskamer van Knack is het vooral een kwestie van evenwicht: leerlingen met een label mogen niet te weinig maar ook niet te veel hulp en ondersteuning krijgen. ‘Tijdens hun schooltijd moeten we jongeren met hun leerstoornis of ontwikkelingsstoornis leren omgaan zodat ze later in de samenleving kunnen meedraaien’, zegt leerkracht beeld Michaël Marek. ‘Tegen de tijd dat hij op de arbeidsmarkt terechtkomt, zou een leerling met autisme bijvoorbeeld geleerd moeten hebben hoe hij prikkels kan vermijden of rustmomenten kan inlassen. Iemand met ADHD moet dan weer weten dat hij na de werkuren het best even gaat sporten om stoom af te laten. Dát is wat we moeten kunnen bereiken met de ondersteuning die we kinderen op school bieden.’
Foute diagnose
Krijgen sommige kinderen en jongeren tegenwoordig te snel een label of diagnose opgeplakt? De meeste leerkrachten vinden van wel. ‘We zijn daar heel erg mee aan het overdrijven’, vindt leraar buitengewoon lager onderwijs Ruben Stals. ‘Voor sommige kinderen is zo’n diagnose echt belangrijk omdat ze zonder speciale ondersteuning niet kunnen functioneren. Maar mag een kind ook nog gewoon druk zijn zonder een ADHD-label te krijgen?’
Dat zo veel leerlingen een etiket opgeplakt krijgen, wijten de leden van De Leraarskamer van Knack voor een stuk aan het onderwijssysteem: een diagnose geeft in veel gevallen toegang tot extra ondersteuning en middelen. Daarnaast wordt ook naar de ouders gewezen. ‘Kan hun kind op school niet goed volgen of denken ze dat er iets mis is, dan willen veel ouders daar zo snel mogelijk een verklaring voor’, zegt Marek.
Al geldt dat – alweer – niet voor alle ouders. Lager opgeleide, kansarme en anderstalige vaders en moeders hebben vaak niet de nodige kennis en vaardigheden om op zoek te gaan naar een diagnose. ‘Bij ons op school zijn sommige leerlingen extreme zorgkindjes, die – om maar iets te zeggen – verf drinken of de hele tijd willen weglopen’, zegt kleuterleerkracht Sara Rabaut. ‘Toch moeten we vaak strijd voeren om hun ouders ervan te overtuigen dat er iets aan de hand is. Ook als hun kind overduidelijk ondersteuning nodig heeft.’
Zorgwekkend is ook dat veel leerkrachten geregeld meemaken dat de een of andere diagnose uiteindelijk toch niet blijkt te kloppen. ‘Ik heb leerlingen in de klas gehad die er al sinds het begin van het secundair onderwijs van overtuigd waren dat ze dyscalculie hadden terwijl dat duidelijk niet klopte’, zegt leerkracht wiskunde Sam De Ridder. ‘Ze hadden dat etiket opgeplakt gekregen omdat ze op hun twaalfde niet wisten hoe ze moesten studeren. Als zulke leerlingen onderweg geen leerkracht tegenkomen die daartegenin gaat, dragen ze dat voor de rest van hun schoolcarrière mee.’
In veel gevallen brengt een label of diagnose ook een stigma met zich mee dat kinderen kwetsbaar maakt voor vooroordelen en pesterijen. ‘Daarom moeten we er als leerkracht over waken dat we het beeld dat we van een kind hebben niet helemaal door zijn diagnose laten bepalen’, zegt leerkracht lager onderwijs Niels Sinnaeve. ‘Wanneer je zo’n zorgdossier leest, denk je soms dat er een heel afhankelijk en zwaar zorgbehoevend kind de klas zal binnenkomen terwijl dat in de praktijk helemaal het geval niet is. Een leerling is veel meer dan een optelsom van labels en diagnoses.’
Vandaar dat veel leerkrachten kinderen met leer- en ontwikkelingsstoornissen zo veel mogelijk op hun sterktes proberen te wijzen. ‘Zelf ben ik bijvoorbeeld heel blij met leerlingen met ADHD, want die kunnen ongelooflijk veel werk verzetten en dat is precies wat we in de bouwsector nodig hebben’, zegt leerkracht bouw Yves Remue. ‘Stuur al jullie leerlingen met een ADHD-diagnose dus maar naar mij. Ik zal ze met open armen ontvangen.’
De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de hulp van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.
‘Wat zou helpen? Kleine klassen en grote lokalen’
1. Kleine klasgroepen
De meeste leden van De Leraarskamer van Knack geven in hun eentje les aan grote groepen. Soms zitten er meer dan 25 leerlingen in hun klas. ‘Dan is het natuurlijk heel moeilijk om je aandacht te verdelen onder leerlingen met leerstoornissen of andere problemen, extra uitdagingen te geven aan hoogbegaafde jongeren en ondertussen ook nog goed les te geven aan de rest van de klas’, zegt leerkracht geschiedenis Julie Duchateau. Net als veel van haar collega’s is ze ervan overtuigd dat jongleren met al die verschillende behoeften veel haalbaarder zou zijn in kleinere klasgroepen.
2. Andere samenstelling
Sommigen zijn ervan overtuigd dat de klassen, vooral in het basisonderwijs, ook anders moeten worden samengesteld. ‘Onze samenleving is enorm veranderd, maar toch hebben wij nog altijd een systeem met klassen waar alle leerlingen louter op basis van hun leeftijd samenzitten’, zegt leerkracht lager onderwijs Vanessa Rutten. ‘Is dat nog wel een goed idee? Daar zou eens grondig over moeten worden nagedacht.’
3. Grotere lokalen
‘In een tijd dat kinderen veel te veel prikkels krijgen, hebben ze meer dan ooit behoefte aan ruimte’, zegt leerkracht lager onderwijs Niels Sinnaeve. ‘Bij ons op school hebben we een groot domein met pony’s en geiten. Wordt het een leerling allemaal te veel, dan mag hij even buiten gaan zitten terwijl ik hem van in de klas in het oog kan houden. Veel scholen hebben die mogelijkheid niet. Ook in nieuwe schoolgebouwen worden de klaslokalen én de speelplaats vaak zo klein mogelijk gehouden. Dat is niet alleen een probleem voor kinderen die snel overprikkeld raken of het mentaal moeilijk hebben, het werkt ook conflicten in de hand.’
Dat geldt ook voor het secundair onderwijs, waar leerlingen vaak nog minder persoonlijke ruimte hebben. ‘Probeer je eens voor te stellen dat je zeven uur per dag ellenboog tegen ellenboog moet zitten met iemand anders. Dan word je toch knettergek?’ zegt Bo Desmadryl. ‘Nochtans is dat wat we elke dag weer van onze leerlingen verwachten. Ook als ze autisme hebben, de grootste moeite hebben om zich te concentreren of zich verschrikkelijk slecht voelen.’
De Leraarskamer 24-25
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier