De Antwerpse Leraarskamer van Knack: ‘Taalarmoede? Ouders práten gewoon niet meer met hun kinderen’

De Antwerpse Leraarskamer. Staand (v.l.n.r.): Mieke Dierckx, Steven Beyers, Daisy De Meyer. Zittend (v.l.n.r.): Yoeri Nelissen, Greet Van der Spiegel, Inne Van Den Bosch, Cedric Den Hond. © Sander Van Damme
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Is taalarmoede uitsluitend een probleem van anderstalige leerlingen? ‘Totaal niet’, klinkt het in de Antwerpse Leraarskamer van Knack. ‘Ook kinderen die opgroeien in Nederlandstalige gezinnen komen vaak te weinig met rijke taal in contact.’

Deze week komen de vijf nieuwe Leraarskamers van Knack voor het eerst samen. Alle panels hebben het over hetzelfde prangende thema: de groeiende meertaligheid en de dalende taalvaardigheid van hun leerlingen. De (door ziekte wat uitgedunde) Antwerpse Leraarskamer kwam in de Mechelse basisschool Go! Shil tot de conclusie dat veel kinderen gewoon niet genoeg aan rijke taal worden blootgesteld.

Leerlingen met een andere thuistaal belanden in verhouding veel vaker in technische en beroepsopleidingen of in het buitengewoon onderwijs. Merken jullie dat ook?

Cedric Den Hond (leerkracht zedenleer en filosofie): In het eerste jaar hebben wij best wat anderstalige leerlingen, maar die vertrekken na de eerste graad meestal naar scholen die richtingen in de dubbele of de arbeidsmarktfinaliteit aanbieden.

Daisy De Meyer (leerkracht godsdienst): Ik zie ook geregeld jongeren die in de doorstroomfinaliteit starten maar door de taalbarrière uiteindelijk toch moeten afhaken. Niet zo vreemd natuurlijk. Als je de taal niet machtig bent, is élk vak moeilijk. Ook godsdienst. In mijn lessen moeten ze soms een uur een conversatie over de actualiteit volgen die ze eigenlijk amper begrijpen.

Steven Beyers (leerkracht buitengewoon secundair onderwijs): Omdat onze school in een landelijke omgeving staat, hebben wij minder anderstalige leerlingen dan veel andere scholen voor buitengewoon onderwijs. Toch neemt dat ook bij ons toe. De vraag is dan vaak: welke problematiek weegt het zwaarst door, hun beperking of de taalachterstand?

Mieke Dierckx (zorgcoördinator kleuteronderwijs): Als een kind de taal niet kent, is het ook veel moeilijker om op zoek te gaan naar een eventueel onderliggend probleem. Maar wat mij nog meer zorgen baart, is dat veel kleuters tegenwoordig een achterstand hebben doordat ze amper aan taal worden blootgesteld. Meer en meer kinderen krijgen thuis geen talige input meer doordat hun ouders haast niet met hen praten. Er is simpelweg geen interactie.

De Meyer: Zijn dat allemaal gezinnen met een andere thuistaal?

Dierckx: Helemaal niet. We zien ook veel Nederlandstalige ouders die niet meer lijken te weten hoe ze met hun kleuter moeten communiceren. Sommige vijfjarigen worden ’s morgens in een buggy de school binnengereden terwijl ze naar het scherm van een telefoon of tablet staren. Onderweg wordt er helemaal niet tegen hen gepraat. Terwijl dat net zo belangrijk is om kinderen taalvaardig te maken.

Nele Van der Spiegel (leerkracht anderstalige nieuwskomers in het lager onderwijs): Als er bij ons nieuwe leerlingen arriveren die net in het land zijn, moet ik een test afnemen om na te gaan hoe geletterd ze zijn. Ik vraag ze dan ook of ze weten wat een boek is en of ze soms worden voorgelezen. Meestal is het antwoord nee. En dat geldt ook voor heel wat leerlingen die geen andere thuistaal hebben.

Inne Van Den Bosch (leerkracht eerste leerjaar): Zeker in het eerste leerjaar is het ontzettend belangrijk dat kinderen dagelijks lezen. Maar als ik mijn leerlingen ‘s morgens vraag wie de avond ervoor samen met mama of papa heeft gelezen steekt misschien een derde van de klas zijn vinger op. Wat ze dan wel hebben gedaan? Gamen of televisiekijken meestal. Daarnaast hebben ze ook nog een heleboel hobby’s. Veel mensen vinden daardoor de tijd niet meer om hun kind ’s avonds voor te lezen of de gebeurtenissen van de dag te bespreken. Ik heb de indruk dat anderstalige ouders op dat vlak vaak meer inspanningen leveren omdat die het heel erg belangrijk vinden dat hun kinderen mee zijn.

‘We moeten ouders uitleggen dat het beter is om met hun kindje te praten over wat het allemaal ziet dan om het de wereld via Youtube-filmpjes te laten ontdekken.’

Yoeri Nelissen (leerkracht Nederlands): In de kunstschool waar ik lesgeef, valt het nog wel mee met de taalvaardigheid van de leerlingen. Al zie ik natuurlijk de impact van het toenemende schermgebruik. Daarom ben ik heel blij met het smartphoneverbod dat nu ook in het secundair onderwijs is ingevoerd.

Dierckx: Toch ziet lang niet iedereen het gevaar van schermgebruik in. Wij moeten ouders vaak uitleggen dat het beter is om met hun kindje te praten over wat het allemaal ziet dan om het de wereld te laten ontdekken door naar Youtube-filmpjes te kijken.

‘Veel ouders vinden het belangrijker dat hun kinderen in hun vrije tijd kunnen sporten dan dat ze, bijvoorbeeld, lezen.’

De Meyer: Ik heb zelf een zoontje van zes jaar, en ik moet eerlijk toegeven dat ik het soms handig vind om hem even op een scherm te laten kijken. Ik heb gemerkt dat het niet zo gemakkelijk is om dat in te perken doordat hij op school ook de hele tijd met schermen in contact komt. Vorig jaar, toen hij in de derde kleuterklas zat, stelde ik hem eens voor om samen naar Toy Story te kijken. Wat bleek? Hij had die film al op school gezien met de juf.

Nelissen: Vroeger zat het hele gezin samen voor tv en werd er achteraf over de programma’s gepraat. Nu is het gezinsleven veel meer gefragmenteerd. Vaak zitten de kinderen elk met hun eigen scherm in hun kamer. Ze zien misschien nog wel dezelfde dingen, maar er wordt niet meer over gepraat.

Beyers: Ik heb drie zonen en elke avond spelen wij taxi om hen naar hun hobby’s te brengen. Daarnaast moeten ze nog voor school werken en natuurlijk willen ze ook even op een schermpje kunnen kijken. Veel tijd blijft er dan niet meer over.

Ik merk ook dat veel ouders het belangrijker vinden dat hun kinderen in hun vrije tijd kunnen sporten dan dat ze, bijvoorbeeld, lezen. Taalarmoede is dus geen probleem waar het onderwijs alleen een antwoord op kan bieden. Dat is een uitdaging voor de hele samenleving.

De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.

De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Sander Van Damme nam deze keer de Antwerpse Leraarskamer voor zijn rekening.

Partner Expertise