De Antwerpse Leraarskamer: ‘Ongelooflijk waartoe hoogopgeleide ouders allemaal in staat zijn’

Sara Rabaut (midden): ‘Vaak moeten we strijd leveren om de ouders van een kleuter ervan te overtuigen dat er iets aan de hand is.’ © Jonathan Verschaeve
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Hoe groot is de impact van ouders op de schoolcarrière van leerlingen met speciale onderwijsnoden? ‘Hoogopgeleide ouders kunnen heel verregaande maatregelen afdwingen terwijl anderen geen flauw idee hebben wat de mogelijkheden zijn’, klinkt het in de Antwerpse Leraarskamer van Knack.

Deze week komen de vijf provinciale Leraarskamers van Knack voor de derde keer dit schooljaar samen. Allemaal hebben ze het over hetzelfde thema: de opvallende toename van het aantal leerlingen met (zorg)noden en andere problemen. In het Sint-Jozefcollege in Turnhout ging de Antwerpse Leraarskamer onder leiding van leerkracht klassieke talen Jan Toremans in debat over de impact die ouders kunnen hebben en het stigma dat met elke diagnose samenhangt.

Elke dag krijgen zestig Vlaamse leerlingen een label opgeplakt. Is dat niet erg veel?

Michaël Marek (leerkracht beeld): Leerlingen die nu een ADHD-stempel hebben, waren vroeger gewoon drukke kinderen en kregen doorgaans geen speciale hulp. Het is zeker een goede zaak dat daar vandaag meer aandacht voor is, maar nu krijgen sommigen wel erg snel een diagnose. Vaak zijn het hun ouders die daarop aansturen. Is er een probleem met hun kind, dan willen ze daar zo snel mogelijk een label op kunnen plakken.

Sara Rabaut (kleuterleerkracht): Bij ons op school hebben we juist het omgekeerde probleem.  Sommige leerlingen zijn extreme zorgkindjes, die – om maar iets te zeggen – verf drinken of de hele tijd willen weglopen. Toch moeten we vaak strijd voeren om hun ouders ervan te overtuigen dat er iets aan de hand is. Zelfs als zo’n kleuter nooit meedoet met spelactiviteiten en heel ongelukkig is, willen ze vaak niet aanvaarden dat hij hulp nodig heeft. Daardoor kan het jaren duren voor er uiteindelijk een diagnose is en hun kind de ondersteuning krijgt die het nodig heeft.

Elke Bertels (leerkracht Nederlands en aardrijkskunde): Er zijn twee soorten ouders. Vooral hoogopgeleide vaders en moeders volgen de schoolprestaties van hun kinderen heel goed op omdat ze beseffen dat een diploma een toegangsticket tot een mooie toekomst is. Wanneer er problemen opduiken, gaan zij ook al snel met hun kind bij een psycholoog langs. Zij weten natuurlijk dat het met compenserende maatregelen meer kans op slagen heeft. Andere ouders hebben minder weet van die mogelijkheden en vinden vaak de juiste weg niet.

‘Voor ze op de arbeidsmarkt terechtkomen, zouden leerlingen met autisme geleerd moeten hebben hoe ze prikkels kunnen vermijden of rustmomenten kunnen inlassen.’

An Grietens (leerkracht zorg): Welgestelde, hoogopgeleide ouders zijn ook in staat om op school allerlei speciale maatregelen af te dwingen. In mijn ogen gaan die soms zelfs echt te ver. Andere ouders gaan niet op zoek naar een diagnose en oefenen ook geen druk uit op de school. Het spijtige gevolg is dat hun kind niet de nodige hulp en ondersteuning krijgt en soms zelfs helemaal wordt losgelaten.

Rafaël Vossen (leerkracht vijfde leerjaar): Ik denk dat veel ouders ook geen tijd hebben om zich ‘s avonds met het schoolwerk van hun kinderen bezig te houden. Als een kind thuis veel hulp krijgt, kunnen problemen als dyslexie en dyscalculie echt wel voor een stuk worden opgevangen. Bij mij in de klas zit bijvoorbeeld een leerling van wie ik aan het begin van het schooljaar dacht dat hij het heel moeilijk zou hebben. Maar dat was buiten zijn ouders gerekend. Zij zijn keihard met hun zoon bezig en bereiden zijn wiskundelessen de dag ervoor al met hem voor.

Roxanne Cox (leerkracht buitengewoon secundair onderwijs): Laten we ook niet vergeten dat sommige ouders geen hulp durven te vragen. Toen er een probleem was met mijn jongste zoon, ben ik spontaan bij het CLB gaan aankloppen. Dat sprak voor mij vanzelf: mijn kind deed raar en ik wilde uitzoeken wat er aan de hand was. Van de CLB-medewerkster hoorde ik dat ze weinig zicht had op wat er in de school van mijn zoon gebeurde doordat ze haast nooit contact had met de ouders. Nochtans zaten er in sommige klassen leerlingen die wel zware zorgnoden maar geen diagnose hadden. Uiteindelijk bleek dat die mensen nooit naar het CLB waren gestapt omdat ze bang waren dat ze als slechte ouders zouden worden gezien, of dat hun kind zelfs van hen zou worden afgenomen.

Brigitte Beeckman (leerkracht Frans): Voor ouders is het vaak een moeilijke zoektocht om de juiste hulp te vinden. Daar zijn vaardigheden voor nodig die niet iedereen heeft. Dat weet ik uit ervaring, want twee van mijn kinderen hebben een diagnose. Mijn oudste zoon, die ASS heeft, is uiteindelijk naar het buitengewoon onderwijs gegaan, want het is heel belangrijk dat hij op zijn eigen ritme kan werken. De jongste heeft ADHD en kan letterlijk geen tien minuten stilzitten. Hij neemt daar ook medicatie voor. Ik vind het heel jammer dat hij die nodig heeft, maar hij zegt zelf dat hij anders nooit les zou kunnen volgen in de klas waar hij nu zit. Ondertussen word ik als leerkracht natuurlijk ook met jongeren met zorgnoden geconfronteerd. In het vierde jaar doorstroomfinaliteit heb ik bijvoorbeeld een heel drukke leerling die, net als mijn zoon, niet in staat is om stil te zitten. Of hij ADHD heeft, weten we niet. Zijn ouders willen geen diagnose en hij neemt dus ook geen medicatie. In de klas helpt het soms om zijn naam te noemen of hem even naar buiten te sturen om over de speelplaats te lopen. Zou hij beter af zijn met een diagnose? Dat weet ik écht niet.

Hoe reageren de leerlingen zelf doorgaans op zo’n diagnose? 

Marek: Voor hen is dat vaak moeilijk omdat elk label onvermijdelijk een stigma met zich meebrengt. De meeste mensen hebben nog altijd een heel stereotiep beeld van ADHD of een autismespectrumstoornis (ASS), en dat geldt ook voor de leerlingen. Geregeld wordt iemand op de speelplaats uitgescholden voor ‘autist’ of ‘ADHD’er’. Daardoor voelen jongeren die echt ADHD of autisme hebben zich natuurlijk niet snel geroepen om hun diagnose aan hun klasgenoten kenbaar te maken.

Grietens: Dat stigma wordt vaak in de hand gewerkt door de hulpmiddelen of speciale maatregelen die leerlingen met een zorgnood krijgen. Wie bij ons op school dyslexie heeft, moet bijvoorbeeld een grote ‘D’ bovenaan elke toets of taak schrijven zodat we daar als leerkracht rekening mee kunnen houden. Eerlijk gezegd twijfel ik een beetje aan de zin daarvan. Als die leerlingen later een sollicitatiebrief moeten schrijven, zullen ze daar ook geen D op kunnen zetten. Veel leerlingen doen dat ook niet graag.

Maaike Bultinck (leerkracht vijfde leerjaar): De andere kinderen zijn ook vaak jaloers op die speciale hulpmiddelen. Leerlingen met een schrijfstoornis krijgen voor Frans bijvoorbeeld een aparte toets waar de woordjes al op staan. Ze moeten die dan gewoon overschrijven. Als andere leerlingen dat zien, neem ik uitgebreid de tijd om uit te leggen waarom dat zo is. Dat helpt meestal wel. Sommige hulpmiddelen heb ik ondertussen trouwens voor de hele klas ingevoerd omdat ik merkte dat alle leerlingen er iets aan hebben.

Vossen: Dat doe ik ook. In plaats van alleen aan leerlingen met autisme een dagprogramma te geven, hangt dat bij mij in de klas uit zodat alle kinderen het kunnen zien. Als je zulke dingen voor iedereen doet, voelen leerlingen met zorgnoden zich ook niet bijzonder of raar.

Brigitte Beeckman (midden): ‘Voor ouders is het vaak een moeilijke zoektocht om de juiste hulp te vinden.’ © Jonathan Verschaeve

Uiteindelijk zullen jullie leerlingen op de arbeidsmarkt terechtkomen en daar zullen ze niet meer op al die ondersteuning kunnen rekenen.

Beeckman: Dat begint al wanneer ze stage moeten lopen. Als ze tegen de werkgever zeggen dat ze bijvoorbeeld autisme hebben, dan bestaat het risico dat ze niet aan hun stage mogen beginnen. Ook dat komt doordat veel mensen niet weten wat dat precies inhoudt. Maar als ze het verzwijgen , dan kunnen ze natuurlijk ook niet op begrip rekenen wanneer ze ergens tegenaan lopen.

Marek: Net daarom is het belangrijk dat wij onze leerlingen genoeg handvatten en vaardigheden meegeven. Tegen de tijd dat hij op de arbeidsmarkt terechtkomt zou een jongen met autisme bijvoorbeeld geleerd moeten hebben hoe hij prikkels kan vermijden of rustmomenten kan inlassen. Iemand met ADHD heeft dan weer geleerd dat hij na de werkuren het best gaat sporten of zo. Dát is wat we moeten kunnen bereiken met de ondersteuning die we kinderen met zorgnoden op school bieden.

De Leraarskamer van Knack komt tot stand met steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.

De foto’s van de samenkomsten van de Leraarskamers van Knack worden afwisselend gemaakt door drie fotografiestudenten van het KASK & Conservatorium Gent. Jonathan Verschaeve nam dit keer de Antwerpse Leraarskamer voor zijn rekening.

Partner Content