‘Nachtwerk is ziekmakend’

‘De lichtzinnigheid waarmee men pleit voor de deregulering van een ziekmakende werkvorm zoals nachtarbeid is aanstootgevend’, schrijft onderzoeker Maarten Hermans van denktank Minerva. ‘Zeker in sectoren met reeds precaire arbeidsomstandigheden zijn de bestaande wettelijke bepalingen die werknemers collectief de mogelijkheid geven adequate compensaties af te dwingen juist cruciaal.’

Nachtwerk is letterlijk ziekmakend. Decennia aan onderzoekliteratuur winden er geen doekjes om: zeker shiftenwerk op late en nachtelijke uren verhoogt de kans op onder andere diabetes, cardiovasculaire aandoeningen, psychosomatische problemen, en fricties in familiale en sociale relaties. De negatieve gezondheidseffecten zijn dusdanig gedocumenteerd, dat het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) sinds 2019 het uitvoeren van nachtwerk officieel klasseert onder categorie “Groep 2A”, dat is “waarschijnlijk kankerverwekkend voor de mens”.

Nachtwerk is ziekmakend.

Het is dan ook aanstootgevend hoe lichtzinnig politici, werkgeversorganisaties en opiniemakers de laatste dagen in de context van het federaal regeringsakkoord pleiten voor een verdere uitbreiding van nachtarbeid. Terwijl de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor een blijvende daling van de arbeidskwaliteit registreert, en we conferenties opzetten over hoe werknemers langer duurzaam aan het werk te houden, wil men een inherent ziekmakende vorm van arbeidsorganisatie verder aanmoedigen.

Voor sommige taken in onze samenleving is zulke arbeid quasi-onvermijdelijk, zoals patiëntenzorg of veiligheidsfuncties. Maar vandaag gaat het her gaat het echter om e-commerce, een subsector die zichtzelf en de consument heeft wijsgemaakt dat het absoluut cruciaal én zonder noemenswaardige meerkost mogelijk is dat een kleedje of GSM-hoesje besteld om 11 uur ’s avonds, de volgende ochtend voor je deur ligt.

Nachtwerk perfect mogelijk

Redelijk of niet, als werkgevers in België dit e-commerce model willen faciliteren door breder gebruik van atypische werktijden of nachtwerk, staat daar formeel niets voor in de weg. Getuige hiervan zijn de sectorale en ondernemingsakkoorden hierover, onder andere recent in de retailsector bij Colruyt en Torfs, of bij Geodis Wilson, Bleckmann en Nike in de logistiek.

Wat er wél is voorzien, zijn de nodige dwingende bepalingen en procedures zodat werkgevers niet nodeloos ziekmakende arbeid kunnen invoeren, ten koste van de werknemer en de sociale zekerheid. Deze bepalingen en procedures zorgen er vooral ook voor dat werknemers adequate compensaties kunnen bekomen voor het uitvoeren van zulke inherent schadelijke arbeid.

Zulke compensaties zijn de evidentie zelve in ons arbeidsbestel: als een werkgever van een werknemer meer belastende arbeid of een grotere beschikbaarheid vraagt, dan staat daar een compensatie tegenover in termen van loon, verlofdagen, pensioenregeling, etc. Werknemers met een sterke individuele onderhandelingspositie – een gegeerde consultant of freelance professional – kunnen deze compensaties vaak zelf bekomen, voor de meeste werknemers is er echter een collectieve tegenmacht nodig om dit af te dwingen.

Het gaat om werknemersmacht

Dit brengt ons tot de werkelijke kern van dit debat: de mate van effectieve werknemersmacht om adequate bepalingen en compensaties af te dwingen bij de invoering of uitbreiding van atypische werktijden en nachtarbeid. De huidige wettelijke bepalingen zorgen er voor dat werkgevers hierover dienen te onderhandelen met vakbonden, wat afhankelijk van de machtsverhoudingen en bedrijfscontext kan leiden tot bijvoorbeeld een premie bovenop het loon.

Sommige werkgeversfederaties en rechtse politieke partijen pogen met dit soort wetswijzigingen dan ook vooral deze collectieve onderhandelingsmacht te omzeilen of ondergraven, zodat men nachtarbeid kan uitbreiden zonder zulke onderhandelde compensaties. Dit is dubbel schadelijk vanuit werknemers- en maatschappelijk perspectief, gezien het hier juist gaat om sectoren met lage individuele onderhandelingsmacht én reeds duidelijk precaire arbeidsvoorwaarden.

De (sub)sectoren het sterkst getroffen door de momenteel (zelf)destructieve ratrace van de e-commerce – zoals de retail, logistiek, en (pakjes)transport – zijn namelijk sectoren met reeds relatief lage lonen en arbeidsvoorwaarden. De krappe of onbestaande marges, veroorzaakt door een e-commerce model waarvan ook bedrijfsleiders binnenkamers aangeven dat het huidig businessmodel niet houdbaar is, zetten een neerwaartse druk op arbeidsvoorwaarden en bedrijfspraktijken in deze sectoren. Dit gebeurt doorheen heel de leveringsketen, van retailer, over distributie- en sorteercentrum, tot de schijnzelfstandige-met-busje in onderaanneming van het voor de rechter gedaagde postbedrijf PostNL of GLS.

Werkende armen

Bijvoorbeeld in de sector logistiek spreken we over bruto lonen van 12,6 à 13 euro per uur, waar een premie voor ploegenarbeid (7,5%) of nachtarbeid (12,5%) zeker welkom is, maar nog steeds slechts een procentuele verhoging is van een relatief bescheiden loon. Een startbarema in de retail situeert zich afhankelijk van het paritair comité rond de 1.500 à 1.800 euro bruto per maand. Vaak ligt dit loon in de praktijk nog lager door de moeilijkheid om een meer dan deeltijds contract vast te krijgen. Zeker in de retail vinden we dan ook de paritair comités met het hoogste aandeel van lageloonarbeid en risico op werken in armoede.

Voor werknemers zo dicht bij de armoedegrens, is een onderhandelde premie voor atypische werkuren niet enkel een correcte compensatie voor het opofferen van avonden en gezonde nachtrust, maar mogelijk ook het verschil tussen wel of niet kunnen rondkomen op het einde van de maand. Dit maakt het terugkerende argument dat een “flexibilisering” van nachtwerk een kans zou zijn voor werknemers “met een moeilijke aansluiting tot de arbeidsmarkt” dan ook zo enorm perfide.

Minder wollig geherformuleerd: als het gaat om werknemers met een korte scholing, uit de arbeidersklasse, of met migratieachtergrond, dan is het OK om hen richting jobs tegen de armoedegrens te duwen én de weinige hefbomen voor correcte arbeidsvoorwaarden af te nemen.

Correcte minimumstandaarden

Zulke pleidooien – met de blik op concurrentie met bedrijven in de directe buurlanden – versterkt enkel de huidige dynamiek waarbij machtige multinationals staten en regio’s tegen elkaar uitspelen op vlak van arbeidsvoorwaarden, en het duwt werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt in een neerwaartse concurrentiespiraal met hun collega’s vlak over de grens.

Het alternatieve, correcte pleidooi ligt voor de hand: zorg voor correcte nationale en transnationale minimumstandaarden qua arbeidsvoorwaarden in de betrokken sectoren. Het gaat in de retail, distributie en transport bij uitstek om moeilijk delocaliseerbare bedrijven, wat adequate regulering nog eenvoudiger maakt. Zeker tegen multinationals zoals Amazon – dat zich vorige maand nog met hand-en-tand verzette tegen Californische wetgeving die adequate plaspauzes in hun distributiecentra afdwingt – is een wettelijk gelijk speelveld absoluut noodzakelijk.

Zulke “benefical constraints” op werkgeversgedrag dwingt én laat toe dat werkgevers actief in e-commerce moeten en kunnen concurreren op innovatie, aanbod en dienstverlening, in de plaats van op arbeidsvoorwaarden van werknemers. Dat is beter voor de werknemers, werkgevers, consumenten, en de financiering van de sociale zekerheid.

Maarten Hermans is onderzoeker arbeidskwaliteit en werknemersinspraak en kernlid van Denktank Minerva.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content