Rusthuisfactuur 208 euro gestegen: ‘Ik kan alleen maar hopen dat ik niet te lang leef’

© Getty
Ann Peuteman

De prijs voor een kamer in een Vlaams woonzorgcentrum, waarin de huur, de maaltijden en de verzorging vervat zit, bedraagt nu gemiddeld 2167 euro per maand. Een stijging van 208 euro op een dik jaar tijd. In haar boek ‘Verplant – waarom het heerlijk wonen kan zijn in het woonzorgcentrum’ heeft Knack-redacteur Ann Peuteman het ook over die toenemende rusthuisfactuur. Een passage.

Na de dood van haar man heeft Chris (84) nog meer dan twee jaar alleen in hun huurflat gewoond. Verschrikkelijk vond ze dat. Haar enige zoon, die aan de andere kant van het land woont, werkt ’s nachts en slaapt overdag. Daardoor kon hij niet zo vaak bij haar langskomen. Soms lukte het hem zelfs maar eens per maand.

Met de buren in het flatgebouw had Chris amper contact en haar twee beste vriendinnen waren kort na elkaar overleden. De enige met wie ze nog geregeld een fijne babbel had, was Beate, de poetshulp die elke woensdag aan huis kwam. Vaak hielp Chris dan de hele tijd met schoonmaken om toch maar bij haar in de buurt te kunnen zijn. Toen ze ook nog last kreeg van duizelingen en knikkende knieën, voelde ze zich al helemaal niet goed meer in de flat. Wat als ze viel en niet meer kon opstaan? Hoeveel dagen zou het dan duren voor iemand haar vond?

Veel liever wou Chris verhuizen naar het woonzorgcentrum om de hoek. Daar woonden zeker tien mensen die ze nog van vroeger kende. Met een van hen had ze zelfs in de klas gezeten. Het probleem was dat ze zich dat rusthuis niet kon veroorloven. Van de huisarts had ze gehoord dat het minstens 1700 euro per maand kost om daar te mogen wonen. 500 euro meer dan haar pensioen. Omdat ze steeds wankeler op haar benen stond, besloot ze uiteindelijk om al haar kasbons te verkopen. Eigenlijk wou ze die later aan haar kleinkinderen geven, maar ze had geen andere keuze. Met de opbrengst betaalt ze nu de rusthuisfactuur. ‘Ik kan alleen maar hopen dat ik geen tien jaar meer leef, want zoveel geld heb ik niet’, zegt ze soms.

Supplementen voor diensten en producten

Het gebeurt wel vaker dat mensen de verhuizing naar een woonzorgcentrum om financiële redenen uitstellen. De prijs voor zo’n verblijf stijgt dan ook meer dan dubbel zo snel als de algemene levensduurte.

De prijs voor een kamer in een Vlaams woonzorgcentrum, waarin de huur, de maaltijden en de verzorging vervat zit, bedraagt nu gemiddeld 2167 euro per maand. Een stijging van 208 euro op een dik jaar tijd. Dat terwijl het minimumpensioen van een alleenstaande met volledige loopbaan van 45 jaar maar 1500 euro bedraagt.

Naast die prijs kunnen woonzorgcentra ook nog supplementen aanrekenen voor allerlei diensten en producten. Voor internet en telefonie, bijvoorbeeld, maar ook voor de was, een pedicurebehandeling, een kapbeurt of geneesmiddelen. Omdat ze een hele procedure moeten doorlopen om de dagprijs te mogen optrekken, verhogen sommige woonzorgcentra weleens de prijzen van zulke extra’s om meer inkomsten te hebben. Dan kost een biertje in de cafetaria plots een halve euro meer of moeten bewoners van de ene dag op de andere een maandelijkse bijdrage betalen voor het gebruik van de televisie die in hun kamer staat. Daarbij komen dan nog de spullen die veel ouderen buiten het rusthuis laten aankopen, zoals kleren, schoenen, boeken, toiletproducten, snacks, drank of sigaretten.

(Lees verder onder de preview)

Armoederisico

Door de hoge facturen is het armoederisico van ouderen die in een woonzorgcentrum verblijven een pak groter dan bij leeftijdgenoten die nog thuis wonen. Liefst 75 procent van de bewoners heeft niet genoeg aan zijn pensioen en eventuele andere inkomsten, zoals huuropbrengsten of interesten, om de factuur te betalen. Elke maand komen ze 30 tot 600 euro tekort. Dat komt ook doordat velen van hen wel erg weinig bestaansmiddelen hebben.

Liefst 44 procent van de bewoners van Vlaamse woonzorgcentra hebben recht op een zogenaamd zorgbudget voor ouderen met een zorgnood omdat ze met een heel laag inkomen moeten rondkomen. Het is geen toeval dat die kwetsbare groep oververtegenwoordigd is in de rusthuizen. In veel gevallen komt dat door de woonsituatie van mensen die het niet al te breed hebben. Als je een huis huurt, kun je er moeilijk een traplift laten installeren wanneer je niet meer goed uit de voeten kunt. In een kleine flat is er dan weer te weinig ruimte om met een rollator of rolstoel van de ene kamer naar de andere te gaan. Dus zit er vaak niets anders op dan naar een woonzorgcentrum te verhuizen.

Wat ook meespeelt, is dat mensen met een laag inkomen in veel gevallen een slechtere gezondheid hebben. Bovendien is hun netwerk vaak kleiner waardoor er niemand is die voor hen kan zorgen als ze ouder worden.

OCMW-tussenkomst

Is een bewoner niet in staat om voor zijn verblijf te betalen, dan kan het OCMW tussenkomen. Niet alleen in openbare woonzorgcentra maar ook in commerciële voorzieningen. Eerst wordt dan gecheckt of hij wel alle uitkeringen en tegemoetkomingen krijgt waarop hij recht heeft. Vervolgens moet een financieel onderzoek duidelijkheid brengen over zijn inkomsten, spaarrekeningen, aandelen en eigendommen. Blijkt de bewoner in kwestie daadwerkelijk te weinig geld te hebben om de rusthuisfactuur te betalen, dan past het OCMW het verschil bij.

Wel kan het (een deel van) dat bedrag terugvorderen van de partner of kinderen van de bewoner. Die onderhoudsplicht dient vooral om te vermijden dat mensen hun huis, bezittingen en spaargeld aan hun kroost zouden schenken om vervolgens hun oude dag op kosten van het OCMW te slijten. Al kan een OCMW ook beslissen om de onderhoudsplicht in een bepaald dossier niet toe te passen. Omdat de kinderen het zelf niet breed hebben, bijvoorbeeld, of omdat ze al jaren gebrouilleerd zijn met hun oude vader of moeder. Er zijn ook steden en gemeenten die de onderhoudsplicht helemaal hebben afgeschaft, maar dat betekent nog niet dat mensen die al hun bezittingen hebben weggegeven zomaar een tussenkomst van het OCMW krijgen. Blijkt uit het financieel onderzoek dat ze een paar jaar eerder een grote schenking hebben gedaan, dan wordt hun aanvraag in veel gevallen geweigerd.

Zakgeld

Volstaat je inkomen niet om de factuur te betalen en past het OCMW een deel bij, dan heb je nog altijd recht op zo’n 100 euro zakgeld per maand. Daarmee moet je alle extra uitgaven, van een kappersbezoek tot een nieuwe roman, bekostigen. Ik ken nogal wat bewoners die zichzelf daarom noodgedwongen op rantsoen hebben gezet. Zoals Julien (87), die thuis een pakje sigaretten per dag oprookte. Eens hij in het woonzorgcentrum was ingetrokken, kon hij zich dat niet meer veroorloven. Dus begon hij zelf sigaretten te rollen van de goedkoopste tabak die hij kon vinden. Maar echt lekker vindt hij dat niet.

Aangezien een rusthuisverblijf steeds duurder wordt en almaar meer mensen erdoor in de problemen komen, is het hoog tijd om het systeem bij te schaven. Daarom werd jaren geleden al beslist om voor ouderen die zorg nodig hebben een soort persoonsvolgende financiering op te zetten, zoals vandaag in de gehandicaptenzorg bestaat. Op termijn zouden mensen een ticket moeten krijgen waarmee ze zelf zorg kunnen aankopen. Of dat nu thuis of in een voorziening is. Al zal dat nog wel even duren. In het Vlaams regeerakkoord 2019-2024 staat dat er werk moet worden gemaakt van ‘de voorbereiding van de invoering van’ een persoonsvolgend systeem met zorgtickets in de ouderenzorg.

Zorgsparen

De overheid zou ook best wat ambitieuzer mogen zijn. Om echt het verschil te maken, zou ze een maximumfactuur voor woonzorgcentra moeten invoeren, naar analogie met die voor gezondheidszorg. Mensen zouden ook kunnen worden gestimuleerd om geld opzij te zetten om in de laatste jaren van hun leven de nodige zorg mee te kunnen betalen. Zoals nu al het geval is voor pensioensparen zou er een fiscaal aantrekkelijk systeem van zorgsparen kunnen worden opgezet. Al riskeren we dan wel om een ouderenzorg op twee snelheden te krijgen. Uiteindelijk is de enige zaligmakende oplossing een fatsoenlijk pensioen voor iedereen. In België bedraagt het gemiddelde nettopensioen ongeveer twee derde van het inkomen dat je vroeger had. Opvallend is wel dat het gemiddelde pensioen van een man nog altijd beduidend hoger is dan dat van een vrouw. Dat komt doordat vrouwen vaker deeltijds werken, maar ook doordat ze soms minder verdienen dan mannen die hetzelfde werk doen. Aangezien 80 procent van de bewoners van woonzorgcentra vrouwen zijn, heeft dat onmiskenbaar impact op de betaalbaarheid van de rusthuisfactuur.

Ann Peuteman, Verplant – waarom het heerlijk wonen kan zijn in het woonzorgcentrum, Uitgeverij Vrijdag, 201 blz., 20 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content