‘Over rotten en rouwen: je leert als kind niet over jezelf denken als voedsel’
Martha Balthazar is theatermaakster. Haar column verschijnt tweewekelijks.
Niemand vertelde mij, toen mijn overgrootmoeder stierf, dat mémé straks zou gaat rotten, dat ze langzaam zou ontbinden en als humus vereeuwigd worden. Mijn vele kinderlijke vragen over de dood werden beantwoord met onhandige uitleg over ziektes en ouderdom, over voortleven in herinneringen, over een ster worden, nog net niet over de hemel. Niemand zei me dat je na het sterven een feestmaal bent voor wormen en pissebedden, voor bacteriën en schimmels. Hun terechte verdienste, bovendien, want zij houden de grond vruchtbaar en laten er aardappelen en courgettes in groeien. Zij mesten ons een leven lang vet zodat ze ons uiteindelijk kunnen opeten.
De realiteit van een ontbindingsproces werd mij bespaard, en daarmee werd een belangrijke waarheid weggemoffeld: dat sterven een essentieel deel is van het leven. Niet gewoon van een leven maar van hét leven. Van het web van leven waar wij een minuscuul deeltje van zijn. De dood wordt in onze cultuur onttrokken aan de natuur, en zo leer je als kind niet over jezelf denken als voedsel, niet over pissebedden als bondgenoten, en blijft de dood een vreemde vijand.
De ongetwijfeld prachtige begrafenis van mijn overgrootmoeder maakte mij niet veel wijzer. Al het stil zijn en luisteren voelde voor een kind als een dag op school. Dat is verdriet voor grote mensen, dacht ik. Grote mensen roepen niet, ze gaan beschaafd op een rijtje huilen. Zij vinden de dood niet vreemd en waanzinnig, zij snappen wel wat er gebeurt.
Ondertussen weet ik dat ook grote mensen willen schreeuwen, protesteren en onredelijk zijn. Dat je met ouder worden de dood niet minder gek vindt, maar de waanzin beter verbergt. Ondertussen begrijp ik dat we de dood hier in het Westen niet enkel aan de natuur hebben onttrokken maar ook aan het bovennatuurlijke, aan de mystiek, de waanzin. In naam van de redelijkheid hebben we de rituelen verworpen die ons toelaten om ons collectief geen blijf te weten met de dood. De liederen afgeleerd waarin we even onredelijk kunnen zijn. We hebben alles dat ons irrationeel leek verbannen, in de hoop de dood te temmen. Nu durven we onze lijken niet meer vast te nemen, en schudden rouwende vrienden ons onnozel-beleefd de hand.
Nu proberen we uitzinnig verdriet te verklaren in vijf stadia van rouw, en hebben we voor kinderlijke existentiële vragen antwoord noch geduld. We dachten ons boven de dood te kunnen stellen, boven het schimmelen en het gisten, boven de waanzin en het mysterie, maar we blijven met lege handen achter.