Ligt oplossing voor “jongensprobleem” in het schoolsysteem? ‘Twee uur lichamelijke opvoeding is veel te weinig’

© Charlie De Keersmaecker
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Waarom doen jongens het in secundair en hoger onderwijs slechter dan meisjes? En waarom voelen ze zich aangesproken door misogyne praatjes als die van Andrew Tate? Volgens professor geschiedenis Magaly Rodríguez García moeten we de oorzaak én een mogelijke oplossing voor het ‘jongensprobleem’ zoeken in het schoolsysteem.

Ze halen significant slechtere resultaten dan meisjes, kampen vaker met schoolmoeheid en moeten ook aan de hogescholen en universiteiten dikwijls de duimen leggen voor hun vrouwelijke collega’s. Daarbij komt nog dat jongens – of er een oorzakelijk verband is met het voorgaande willen we in het midden laten – veel gevoeliger blijken voor de lokroep van extreemrechts.

‘Ik kan het licht van de zon niet ontkennen’, zegt hoofddocente hedendaagse geschiedenis Magaly Rodríguez García (KULeuven). ‘De cijfers laten heel duidelijk zien dat er iets aan de hand is met de jongens. Ik zie het ook rond mij, bij de honderden jonge mannen waaraan ik les geef en bij wie ik vaak minder motivatie zie.  Zoals ik bij hen ook een zekere boosheid ervaar.’

In een mail over dit onderwerp die ze naar onze redactie stuurde, illustreert Rodríguez García die boosheid met een anekdote. ‘Enkele jaren geleden – het was op de Internationale Vrouwendag – verstoorde een eerstejaarsstudent het college van een van onze assistentes door met een speaker waar luide muziek door knalde het klaslokaal binnen te stappen. ‘Fuck vrouwendag’, riep hij.

We zijn nadien met die student in dialoog gegaan en hij heeft openlijk zijn excuses aangeboden. Ik ben nog altijd trots op de manier waarop we, samen met de vicedecaan onderwijs, dit incident hebben afgehandeld.  Het laat zien dat er, ondanks die boosheid, nog dialoog mogelijk is. Maar we moeten dat gesprek wel blijven voeren. Repressie is hier niet het juiste antwoord.’

Wat zou er met ‘onze jongens’ aan de hand kunnen zijn?

Magaly Rodríguez García: Het lijkt me duidelijk dat ze worstelen met hun mannelijkheid. Dat kan ook verklaren waarom ze zo obsessief met hun lichaam bezig zijn – iets dat je vroeger vooral bij jonge vrouwen zag. Jonge mannen gaan vandaag massaal naar de fitness, ik neem aan met de bedoeling om er zo gespierd mogelijk uit te zien. Je ziet die obsessie ook bij de leden van Schild & Vrienden. Dries Van Langenhove & co. zijn heel veel met sport bezig. Daar is op zich helemaal niks mis mee. Sport is een goeie manier om de energie van jonge mensen te kanaliseren. Maar we gaan dit toch niet exclusief overlaten aan bedenkelijke groeperingen als Schild & Vrienden?

Ik denk dat hier een mooie kans ligt voor het onderwijs. Mijn zoon en zijn vrienden vinden twee uur lichamelijke opvoeding per week veel te weinig. Ze hebben gelijk. Natuurlijk is sport geen wondermiddel tegen schoolmoeheid. Het is zeker ook niet het enige antwoord op die jongenskwestie. Maar ik ben er wel zeker van dat meer aandacht voor sport een manier kan zijn om jongens met meer plezier naar school te laten gaan.

De oorzaak van ‘het jongensprobleem’ wordt wel eens in het onderwijs gezocht. Door de vervrouwelijking van dat onderwijs zou normaal jongensgedrag geproblematiseerd worden.

Rodríguez García: Ik heb die kwestie onlangs besproken met mijn collega Karel Van Nieuwenhuyse, expert in de geschiedenis van het onderwijs. Hij verwees onder meer naar de afschaffing van jongens- en meisjesscholen. Dat de opdeling in jongens- en meisjesscholen om redenen van gelijkheid in toenemende mate is afgeschaft  in de jaren ‘80 en ‘90 is een goede zaak, maar daarbij heeft men misschien te weinig rekening gehouden met de verschillen tussen jongens en meisjes. Het idee was en is in vele gevallen nog altijd: one size fits all

In een vak als lichamelijke opvoeding kwam de nadruk minder op competitie te liggen, en meer op plezier, beleving en het sociale aspect. Daar is op zich zeker niks mis mee. Maar het competitieve kan nog wel een plaats krijgen. Als dat niet het geval is hebben sommige jongens het daar lastig mee.

Ik hoor dat op sommige scholen die schamele twee uren lichamelijke opvoeding ook ingevuld worden met dansen. Dat vinden veel jongens gewoon niet leuk. Natuurlijk zijn er die wél graag samen dansen, of meisjes die net heel erg competitief zijn. Die zijn er héél zeker. Het sociale en het competitieve kun je trouwens perfect combineren.

De voetbalclub RWDM Girls is een prachtig voorbeeld. Die vrouwen zijn héél erg competitief, en om die reden een gevreesde tegenstander. Maar de manier waarop ze een goal vieren, bijvoorbeeld, is toch heel anders dan de mannelijke. Die elf vrouwen van RWDM lopen na een doelpunt naar elkaar, om samen te vieren. Dat is toch anders in een mannenploeg, waarin de doelpuntenmaker meestal  eerst in z’n eentje naar het publiek loopt om als een gorilla op z’n borst te gaan kloppen. (lacht)

Om maar te zeggen: over het algemeen is er wel een verschil in sportbeleving. Of dat een aangeboren of aangeleerd verschil is, doet er hier niet echt toe. Het punt is dat scholen daar meer rekening mee zouden kunnen houden. Als je als school te veel de nadruk legt op plezier en beleving, raak je veel jongens kwijt. Die gaan zich dan maar uitleven na de schooluren, in de gym, in de boksclub of weet ik veel welke sportactiviteit waarin ze zich wel kunnen uitleven.

Veel intellectuelen die ik ken, schamen zich niet voor hun onwetendheid op sportvlak. Integendeel. Soms koketteren ze er zelfs mee.

U pleit voor meer uren lichamelijke opvoeding in de school. Leraren lo zullen het daar ongetwijfeld mee eens zijn. Net zoals leraren wiskunde of esthetica vinden dat hun vak te weinig aandacht krijgt.

Rodríguez García: Dat is waar. Ik vind trouwens dat er op school meer aandacht voor geschiedenis moet zijn. (lacht) Maar als het over sport gaat, kun je echt wel aantonen dat wij – zeg maar continentaal Europa – achterophinken. Zeker als je vergelijkt met de Angelsaksische landen. Dat geldt trouwens niet alleen voor sport in de lagere of middelbare school.

Aan de Amerikaanse en Engelse universiteiten heb je een levende, bij ons zo goed als onbestaande sportcultuur. Denk aan de wereldberoemde roeiwedstrijd tussen Oxford en Cambridge. Die hoge status van sport in het Angelsaksische onderwijssysteem zie je trouwens ook gereflecteerd in de literatuur.

Als je als school te veel de nadruk legt op plezier en beleving, raak je veel jongens kwijt. Die gaan zich dan maar uitleven in de gym of boksclub.

Een recent voorbeeld zijn de boeken over Harry Potter – een nogal middelmatige leerling, maar wel een uitstekende zwerkbalspeler (een fictieve sport die het intussen tot een échte sport heeft geschopt, nvdr). In wezen vertelt J.K. Rowling hier een verhaal dat een variatie is op de kostschoolroman, een genre dat al bestond in de negentiende eeuw. En sport speelt in die romans in de regel een cruciale rol.

Vlaamse tienerjongens in de ban van Andrew Tate: ‘Blijf jij maar thuis, ik zorg voor het geld’

Een bekend, en vandaag nog altijd populair voorbeeld is Tom Brown’s School Days, van Thomas Hughes. Dat soort literatuur paste helemaal in de muscular christianity, een beweging die in de 19e eeuw in Engeland ontstond en de gezonde geest in het gezonde lichaam predikte.

Die ideeën leefden een eeuw later nog voort in bijvoorbeeld paus Johannes Paulus, een goeie keeper en een begenadigde skiër. Binnen onze intellectuele elite is dat mens sana in corpore sano-idee veel minder aanwezig.  De westerse elite lijkt eerder neer te kijken op sport.

Is dat zo?

Rodríguez García: Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Albert Camus was een groot voetbalfan. Hij beweerde zelfs dat hij moraal had geleerd op het voetbalveld. Maar hij is meer de uitzondering die de regel bevestigt. Of misschien beter gezegd: de intellectuele wereld is hier verdeeld in twee kampen. Je hebt intellectuelen die, al dan niet heimelijk, heel veel van sport houden.

Daar tegenover staat een groep die er minachting voor heeft. Of is het eerder onbegrip? Een collega stelde ooit voor om Vincent Kompany een lofrede te laten uitspreken tijdens de proclamatie van onze studenten, maar zijn voorstel werd niet aanvaard. Ik vind dat nog steeds een schitterend idee, al denk ik niet dat de huidige coach van Bayern München in de nabije toekomst voor onze afgestudeerden en hun trotse ouders zal staan.

Een andere anekdote ter illustratie: ik ging ooit met mijn zoon naar een gerenommeerde Brusselse boekhandel omdat hij voetballersbiografieën wou lezen. Helaas. Over sport was nauwelijks wat te vinden. Dat wijst toch op z’n minst op desinteresse.

Veel intellectuelen die ik ken, schamen zich ook niet voor die onwetendheid. Integendeel. Soms koketteren ze er zelfs mee. Intellectuelen die uitpakken met hun onwetendheid. Dat is toch een vreemde paradox?

 

Magaly Rodríguez García

1973: Geboren in Ambato (Ecuador).

1994: Komt naar België en krijgt in 2000 de Belgische nationaliteit.

2008: Doctor in de geschiedenis en daarna postdoctoraal onderzoekster aan de VUB.

Sinds 2015: Hoofddocente hedendaagse geschiedenis aan de KU Leuven.

2022: Publiceert samen met Elwin Hofman en Pieter Vanhees Seks voor geld – Een geschiedenis van de prostitutie in België.

 

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content