In hun nietuwe boek (On)gewenst vertellen Ae Ra Van Geel en Kiran Van der Avert niet alleen over hun eigen ervaringen als geadopteerden, maar gaan ze ook in gesprek met tal van andere geadopteerden over de blijvende impact van adoptie.
Waar we vandaan komen.
Nee, waar we écht vandaan komen.
Of we onze échte familie kennen.
Waarom die ons hebben weggegeven.
Of we de taal spreken.
Hoeveel we gekost hebben.
Of onze broer/zus onze échte broer/zus is.
Of we wel beseffen hoeveel geluk we hebben…
Wij, Ae Ra Van Geel en Kiran Van der Avert, zijn geadopteerd. Als geadopteerden krijgen we vaak zulke vragen voorgeschoteld, vaak al tijdens een eerste kennismaking. Het lijkt voor de hand liggend: het is immers ons verhaal, mensen zijn benieuwd naar elkaars geschiedenis. Doordat we nooit anders geweten heb ben, was het voor ons de normaalste zaak ter wereld om zulke gesprekken te voeren wanneer we iemand leerden kennen. Maar is het eigenlijk wel zo vanzelfsprekend om onze diepste emoties, onze eigen existentiële vragen en onzekerheden, ons grootste verdriet zomaar te moeten delen?
Geadopteerden worden in onze maatschappij gezien als mensen die niets tekortkomen: we hebben adoptieouders, maken deel uit van een rijke cultuur en kunnen in principe evenveel bereiken als eender wie. Met deze mindset werden we ook grootgebracht. Velen denken dan ook dat geadopteerden alleen maar worstelen omdat ze niet weten hoe hun familie eruitziet, maar de realiteit is veel complexer. Als geadopteerden werden wij gescheiden van onze moeder en onze familie. Als transnationaal en zelfs transcontinentaal geadopteerden verloren wij daarbij ook onze cultuur, onze taal, geuren en kleuren. Een heel gamma aan verliezen en erg ingrijpende gebeurtenissen viel ons ten deel, die het begin en niet het minst de rest van ons leven kleurden. In onze samenleving wordt met dat gegeven jammer genoeg te weinig rekening gehouden, met als belangrijkste beweegredenen: ‘Adoptie gebeurt in het belang van het kind’ en ‘Hoeveel kan zo’n kleintje daar nu van merken?’
In deze tijden, waarin de focus gelukkig steeds meer ligt op het welbevinden van pasgeboren baby’s en jonge kinderen, en het belang van de eerste duizend dagen wordt erkend, zijn wij onze eigen ervaringen gaan bevragen. Nog voor we elkaar leerden kennen, waren we al elk apart op zoek gegaan naar een dieper inzicht in onze innerlijke strubbelingen. We kampten namelijk allebei met een zekere mate van psychisch lijden. We misten tools en mechanismen die ons voldoende weerbaar konden maken voor de uitdagingen waarvoor we kwamen te staan. In die zoektocht kwamen we elkaar tegen en konden we al snel parallellen trekken tussen onze ervaringen. Wat ons opviel was dat er zelfs parallellen te trekken waren tussen bepaalde momenten, periodes en gebeurtenissen in ons leven, die ertoe leidden dat ons adoptieverhaal en onze pijn op die momenten meer of minder op de voorgrond kwamen te staan. In persoonlijke en professionele contacten kruisten vele andere geadopteerden onze wegen. Die ontmoetingen maakten pijnlijk duidelijk dat de (h)erkenning die we bij elkaar hadden gevonden, niet alleen voor ons gold en dat afstands-, verplaatsings- en adoptietrauma voor het voetlicht moeten komen.
Over adoptie zijn al talloze boeken verschenen en onderzoeken uitgevoerd door adoptieouders, adoptiediensten, academici en hulpverleners. Nagenoeg dus altijd door mensen die zelf niet afgestaan, verplaatst en geadopteerd werden. De meeste literatuur, informatiebronnen en opiniestukken over adoptie belichten voornamelijk de positieve, rooskleurige kanten en bieden weinig ruimte voor een realistische kijk die ook de pijnpunten onder de loep neemt. Met dit boek kozen wij ervoor om niet zozeer de intenties, maar juist de impact van adoptie te belichten. We willen de schaduwzijde zichtbaar en voelbaar maken, omdat de glanszijde alom bekend en dominant aanwezig was en is, ondanks de bestaande kennis over de impact en de systeemfouten die transnationale adoptie al sinds het begin kenmerken.
Tijdens onze zoektocht naar informatie stuitten we bovendien op een ander probleem: het beschikbare aanbod richt zich voornamelijk op kandidaat-adoptanten en adoptieouders. Informatie die specifiek aansluit bij de ervaringen en vragen van geadopteerden, blijkt schaars. Bijgevolg vonden wij het moeilijk om erkenning te vinden voor onze ervaringen – erkenning die bovendien vol doende onderbouwd was. En als het voor ons, twee geadopteerden die vastbesloten waren het nodige onderzoekswerk te verrichten, al zo moeilijk was om relevante informatie te verzamelen, hoe ontoegankelijk is dat dan voor geadopteerden die zich minder bewust zijn van de mogelijke oorzaak van hun worstelingen? Die bewustwording is er namelijk niet bij alle geadopteerden en komt evenmin vanzelf, zeker wanneer de omgeving of de geadopteerde zelf er niet voor openstaat. Toch is ze van cruciaal belang om als geadopteerde een (soms levensnoodzakelijke) dosis zelfbegrip en zelfaanvaarding te verkrijgen.
Om die redenen besloten we onze krachten te bundelen met als doel niet alleen onszelf, maar ook andere geadopteerden en bij uitbreiding de hele samenleving te informeren en inzicht te bieden in de mogelijke impact van afstand en adoptie.
We maakten er onze missie van om geadopteerden, maar ook hun adoptiefamilie, vrienden, kennissen, buren, werkgevers, collega’s en leerkrachten attent te maken op de zware rugzak die geadopteerden hun hele leven met zich meedragen.
De titel van ons boek is (On)gewenst. We staan daarmee stil bij de maatschappelijke aanname dat geadopteerden door hun ouders ongewenst zijn en gewenst door hun adoptieouders. De hartverscheurende en zelden echt vrijwillige keuze voor moeders om hun kind af te staan, is veel complexer en gelaagder dan zogenaamde onwenselijkheid doet vermoeden. Dat adoptieouders een kind wensen en een geadopteerde daardoor (meer) gewenst zou zijn, is ook niet zo eenduidig. In geval van ongewenste kinderloosheid bijvoorbeeld zouden geadopteerden nooit in hun adoptiegezin zijn terechtgekomen als hun adoptieouders zelf kinderen hadden kunnen krijgen. En wie bepaalt wat een (on)gewenste situatie is? Wellicht is dat anders voor een moeder, een adoptieouder en een geadopteerde zelf.
Dit boek durft te bevragen of de beweegredenen voor adoptie wel in lijn liggen met de noden van het kind en zijn familie. Ook of adoptie wel het wenselijke antwoord is op een onvervulde kinderwens en of we zomaar een verband mogen leggen tussen die twee. We nemen je mee in de wereld van hechting, binding, vroegkinderlijke trauma’s, identiteitskwesties, vraag en aanbod in het adoptielandschap en wat dat alles voor onze maatschappij en, belangrijker, voor geadopteerden in onze maatschappij betekent.
We gaan dieper in op wat die trauma’s voor geadopteerden juist kunnen inhouden, waarom zovelen het moeilijk hebben en even eens waarom zovelen een maatschappelijk geslaagd leven kunnen opbouwen. Dat willen we doen door inzicht te verschaffen in het hoofd en het lichaam van geadopteerden, waarbij we rekening houden met de gevoeligheden waarmee ze kunnen kampen. Welke prijs betalen geadopteerden voor hun adoptie, en welke prijs betalen de ouders en de adoptieouders? Welke rol spelen adoptie-instanties en het politieke beleid? Hoe zit het met verantwoordelijkheden in dat hele verhaal? Waarom worden geadopteerden weleens bestempeld als bodemloze kinderen en waarom stappen zoveel geadopteerden uit het leven? Veel van wat we schrijven over impact kan in meer of mindere mate ook toegepast worden in contexten zoals pleegzorg, institutionele zorg, andere vormen van vroegkinderlijk trauma, draagmoederschap, donorschap en migratie.
We schrijven dit boek vooral om aan te kaarten dat het als van zelfsprekend beschouwen van het plaatsen van een afgestaan, verplaatst en geadopteerd kind in een vreemd gezin voor de geadopteerde en zijn ouders helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Bovenal vinden we het van belang dat degenen over wie het gaat, de geadopteerden zelf, ditmaal zelf de pen vasthouden en aan het woord komen.
Dit boek is belangrijk, relevant en nodig. Als wij en mensen in onze omgeving een dergelijk boek hadden kunnen lezen toen we jonger waren, hadden we wellicht minder hard geworsteld en geploeterd om mee te draaien in de maatschappelijke mallemolen. We dragen dit boek op aan onszelf in de zwaarste momenten uit ons leven en aan alle geadopteerden die hetzelfde hebben doorgemaakt, nog steeds doormaken of nog zullen doormaken. Tot slot dragen we dit boek ook op aan alle ouders die ooit een kind verloren aan adoptie.