Celia Groothedde (Groen): ‘Het aantal kinderen per begeleider moet naar omlaag, als we de kinderopvangcrisis willen oplossen’
Vlaams Parlementslid Celia Groothedde (Groen) kijkt met dubbele gevoelens terug op haar deelname aan de Onderzoekscommissie Kinderopvang: ‘Om de kinderopvangcrisis écht op te lossen, is volgens mij 2 miljard euro nodig.’
Voortaan kunnen ouders online nagaan welke handhavingstrajecten er lopen tegen individuele kinderopvanglocaties. Het Vlaams Agentschap Opgroeien start zo’n traject op wanneer herhaaldelijk ernstige tekorten worden vastgesteld of wanneer de integriteit van de kinderen in gevaar kan zijn. Door die informatie publiek te maken, wil Vlaams minister van Welzijn Hilde Crevits (CD&V) de transparantie verhogen en het vertrouwen in de kinderopvang herstellen.
Bijna een jaar geleden werd het eindrapport voorgesteld van de Onderzoekscommissie Kinderopvang – ook die Commissie moest helpen om dat vertrouwen te herstellen. Vlaams Parlementslid Celia Groothedde zat in de Onderzoekscommissie voor Groen. ‘Als in die Commissie over één zaak consensus is bereikt, dan wel dat de crisis niet opgelost raakt zonder een verlaging van de kindnorm – het aantal kinderen dat één begeleider moet opvangen. Nu is die norm 1 op 9, terwijl we naar 1 op 5 moeten. Maar de Vlaamse regering heeft daarvoor zelfs nog geen plan.’
Die frustratie heeft Groothedde aan het schrijven gezet. De Onderzoekscommissie, die in het leven geroepen werd na het dodelijke drama in kinderdagverblijf ’t Sloeberhuisje, heeft volgens de politica nochtans een aantal mooie principes vastgelegd. ‘Het is alleen de vraag is of ze ooit in praktijk omgezet zullen worden.’
Voor het grote publiek is de crisis in de kinderopvang anderhalf jaar geleden begonnen, met het dodelijke incident in ’t Sloeberhuisje. In uw boek heeft u het over een aangekondigde crisis.
Celia Groothedde: Ik zit in het Vlaams Parlement sinds 2019, en al even lang heb ik deze crisis voorspeld. Ik was niet alleen: ook specialisten en mensen uit de sector hebben aan de alarmbel getrokken. De feiten hebben ons helaas gelijk gegeven.
De druk op de begeleiders is opgevoerd van moeilijk naar onhoudbaar.
In uw analyse heeft het kinderopvangdecreet van 2014 de neergang ingezet. Nochtans had dat decreet de nobele bedoeling om de lat voor alle vormen van kinderopvang gelijk te trekken: dezelfde subsidiëring en dezelfde normen, zodat ieder kind kan rekenen op kwalitatieve kinderopvang. Wat is daar misgegaan?
Groothedde: Dat decreet vertrok inderdaad van prachtige principes maar de vertaling in de praktijk bleef uit, omdat de middelen niet volgden. In 2014 zorgde een begeleider in de kinderopvang voor 6,5 kinderen. Terwijl de sector hoopte dat die ratio zou worden verlaagd naar 1 op 5, werd hij net geleidelijk verhoogd, naar 1 op 9. Dat heeft de druk op de begeleiders opgevoerd, van moeilijk naar onhoudbaar. Het heeft de opvang wel goedkoper gemaakt voor de overheid. Nochtans geven we in Vlaanderen per kind al een stuk minder uit aan opvang dan in bijvoorbeeld Zweden of Nederland. Terwijl Vlaamse kinderen op jongere leeftijd naar de opvang gaan én er meer tijd spenderen.
Begeleiders staan in de praktijk vaak in voor méér dan negen kinderen.
In de praktijk gaat het om gemiddeld ‘slechts’ 6,6 kinderen per begeleider, zal de Vlaamse regering tegenwerpen.
Groothedde: Dat klopt als je het jaargemiddelde bekijkt, ziekte- en vakantiedagen van de kinderen meegerekend. Alleen staan begeleiders in de praktijk vaak in voor méér dan negen kinderen. Als Opa Sloeber (de man die in ’t Sloeberhuisje een baby zo hard door elkaar schudde dat het kind overleed, nvdr) alleen was met 13 kinderen, dan was dat perfect volgens de normen van de Vlaamse regering, want tijdens de ‘rustige’ middaguren mag dat. Je vraagt je af wie zulke regels bedenkt. Iemand die ooit met poppen heeft gespeeld, wellicht, maar nog nooit een baby van vlees en bloed te slapen heeft gelegd.
Ook aan het begin en het einde van de werkdag mogen kindbegeleiders trouwens anderhalf à twee uur alleen werken met meer dan negen kinderen. Nochtans zijn dat net belangrijke momenten waarop je informatie over de kinderen uitwisselt met de ouders.
Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) herhaalde op 9 juni op Radio 1 dat een verlaging van de kindnorm geen optie is zolang er te weinig kindbegeleiders zijn. Anders zouden er te veel plaatsen verloren gaan.
Groothedde: Het is nochtans omgekeerd: we gaan het tekort aan begeleiders nooit oplossen als we de arbeidsvoorwaarden niet verbeteren. Tijdens mijn interventies in het Vlaams Parlement heb ik meer dan eens kinderopvangmedewerkers geciteerd. Die zijn zich bewust van het belang van hun rol in de samenleving, maar hebben echt geen tijd om de mooie pedagogische principes in daden om te zetten. Ze krijgen het gevoel dat ze ‘bandwerk’ doen. En bovendien zijn ze bang dat er ongevallen gebeuren, wat niet ondenkbaar is gezien het grote aantal kinderen dat ze onder hun hoede hebben. En dan is de Vlaamse regering verbaasd dat kindbegeleiders er de brui aan geven en dat minder jongeren aan de opleiding beginnen. Mensen praten wel met elkaar.
Behalve voor de Vlaamse regering was u ook zeer kritisch voor de Parlementaire Onderzoekscommissie, waar u zelf lid van was.
Groothedde: In het begin mocht die commissie alleen gaan over veiligheid, en de commissievoorzitter herinnerde ons regelmatig aan die enge focus. Maar je kunt veiligheid niet los kunt zien van de kwaliteit. Als je van de kinderopvang niet meer kunt verwachten dan dat ze je kind in leven houden, dan ligt de lat toch wel heel erg laag. En dat voor een Vlaamse regering die het zo graag heeft over excellentie.
Ook de retoriek van de Vlaamse regering over ‘we moeten de rotte appels eruit halen’ heeft mij kwaad gemaakt. Op die manier probeerde ze de verantwoordelijkheid van zich af te schuiven. Terwijl het net aan de overheid is om ervoor te zorgen dat kinderopvang in veilige omstandigheden kan gebeuren. Door de fouten in het systeem te negeren, heeft de Vlaamse regering de sector geschoffeerd. Die vroeg zich terecht af of de minister wel wist in welke omstandigheden zij moeten werken. Je zult maar 23 kinderen verwachten terwijl een van je drie begeleiders zich ziek meldt. Wat doe je dan, als crècheverantwoordelijke? Bel je al die ouders af, of hou je je opvang toch open, zo goed en zo kwaad als je kunt?
Heeft de commissie ook interessante inzichten opgeleverd?
Groothedde: Uit de enorme hoeveelheid data hebben we inderdaad belangrijke conclusies kunnen trekken. Zo is heel duidelijk gebleken dat er meer incidenten worden gemeld op kinderopvangplekken waar vaker normen worden overschreden. Dat ligt in de lijn van wat internationaal onderzoek aantoont: het risico op letsels bij kinderen wordt groter als mensen alleen werken, onder zware aanhoudende stress staan, te weinig opgeleid en te onervaren zijn en een kind niet kunnen doorgeven. Door die verbanden bloot te leggen, zijn we in de commissie toch tot de consensus gekomen dat het aantal kinderen per begeleider naar beneden moet.
Worden alle probleemcrèches nu echt gesloten? Ik weet het eerlijk gezegd niet.
Kunnen drama’s zoals in ’t Sloeberhuisje voortaan voorkomen worden?
Groothedde: Ik kan u helaas niet geruststellen. De controles zijn ondertussen wel aangescherpt, maar de inspectiediensten zijn nog altijd onderbemand, waardoor de achterstand nog lang niet is weggewerkt. Worden alle probleemcrèches nu echt gesloten? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik heb wakker gelegen van wat ik over sommige crèches heb gelezen, zo bang was ik dat daar iets zou gebeuren. En dat gaat dan over dossiers die niet in de pers zijn gekomen. Het is een goede zaak dat het voorzorgsprincipe is ingevoerd: het Agentschap Opgroeien kan nu een opvang schorsen wanneer er reden is om aan te nemen dat er gevaar is voor de gebruikers. Maar het principe is juridisch niet genoeg verankerd.
Er zijn ook grote ketens waar verschillende incidenten zijn gemeld, terwijl er toch niet één schorsing is geweest. Dat die grote organisaties de juridische strijd niet schuwen en dure advocaten kunnen inhuren, is daar niet vreemd aan.
Om de kinderopvangcrisis écht op te lossen, is naar schatting 2 miljard euro nodig.
Minister-president Jan Jambon (N-VA) heeft aangekondigd dat de Vlaamse regering na de zomer zal investeren in de kinderopvang.
Groothedde: Ik vermoed dat minister van Welzijn Hilde Crevits (CD&V) binnenkort, met de verkiezingen in zicht, enkele cadeautjes zal uitdelen. Maar de kosten en de uitvoering zullen voor de volgende regering zijn. En het zal ook veel te weinig zijn, omdat de crisis de noden nog groter heeft gemaakt. Want, ironisch genoeg, is door de overdreven focus op kwantiteit en de besparing op kwaliteit ook het aantal plaatsen gedaald. Het voorbije jaar alleen al zijn 1500 plaatsen verloren gegaan. Om de kinderopvangcrisis écht op te lossen, is, zo schat ik, 2 miljard euro nodig.
U waarschuwt in uw boek voor de commercialisering van de kinderopvang. Wat bedoelt u daarmee, en waarin schuilt het gevaar precies?
Groothedde: De crisis heeft ervoor gezorgd dat nogal wat aanbieders van kinderopvang ermee stoppen. Kleinere initiatieven die het financieel niet meer redden, bijvoorbeeld. De grote, vaak buitenlandse, groepen staan klaar om die kleinere initiatieven over te nemen. Want de kindplaatsen zijn er, de subsidies zijn toch toegekend en door de schaarste kunnen ouders niet anders dan blijven, ook al worden de tarieven opgetrokken.
We hebben de commercialisering gezien in de ouderenzorg en we weten dat de kwaliteit er niet beter van geworden is.
Kunnen die grote groepen dan geen goede kinderopvang bieden?
Groothedde: Uiteraard wel, maar er zijn risico’s. In de zorg zit de grootste kostprijs in mensen en dus is de verleiding groot om daarop te besparen. We hebben de commercialisering gezien in de ouderenzorg en we weten dat de kwaliteit er niet beter van geworden is. Denk maar aan de sluitingen van chique, dure woonzorgcentra waar op zorg werd beknibbeld. We horen van ouders dat nadat hun crèche overgenomen was, er hogere kosten werden aangerekend: extra’s voor luiers die ze niet meer zelf mogen meebrengen, supplementen voor biologisch eten en respijtdagen die duurder worden. Ouders betalen dus meer maar krijgen niet noodzakelijk betere opvang.
Ook uit internationaal onderzoek is naar voren gekomen dat de commercialisering van de kinderopvang leidt tot een schraler aanbod, een lagere kwaliteit en duurdere opvang voor de ouders. Dat is in Nederland gebeurd, en het gebeurt nu ook in Frankrijk. Daar zien ze nu met lede ogen hoe de winst, gemaakt met Frans belastinggeld, naar aandeelhouders in Canada vloeit, het aantal kinderen per begeleider is verhoogd, er meer ongevallen gebeuren en het personeel vaker staakt. Je kunt als overheid nochtans zelf bepalen of je de deur voor die evolutie wijdopen zet of net dicht houdt. Die grote, vaak buitenlandse commerciële groepen richten zich specifiek op rijkere buurten waar al meer kinderopvang is en vergroten zo de kloof met gezinnen die het moeilijker hebben. En, frappant: ze richten zich op de kinderopvangplaatsen van Kind en Gezin in Vlaanderen en Brussel, en niet op die van de Franstalige Gemeenschap, ook al zijn het meestal Franse groepen. Ook dat ligt aan de lagere normen van de Vlaamse regering. In de Franstalige Gemeenschap moet een kindbegeleider minder kinderen per persoon opvangen – 6 à 7 – wat het minder aantrekkelijk maakt voor zo’n grote groep.
Celia Groothedde, De crèchecrisis, Uitgeverij Vrijdag, 17,50 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier