In een Rotterdamse kroeg sprak Knack met een jongeman die in de woelige zomer van 2022 drugsgeweld pleegde in Antwerpen. Dit is het verhaal van Yassin*, een voormalig straatschoffie dat een pion in de drugsoorlog werd.
Brussel en Antwerpen worden al jaren geteisterd door drugsgeweld, en de laatste weken vrezen ook Oostendenaren afrekeningen in het milieu. Er is al veel geschreven over de falende justitie, cokesnuivers, overvolle gevangenissen en de gerenommeerde drugsbaronnen, maar wie zijn de jonge daders wier initialen in de kranten staan? Waarom steken Nederlandse tieners de grens over om bij ons aanslagen te plegen?
Knack spoorde zo’n dader op. Yassin* was deel van de geweldsspiraal die Antwerpen in de zomer van 2022 in zijn greep hield. Er waren toen bijna dagelijks incidenten met onder meer dodelijke schietpartijen, ontploffende granaten, een spijkerbom die explodeerde op het Eilandje en kogels die werden gelost op woningen in Ekeren en Beveren. We zouden Yassin ontmoeten in de gevangenis van Lelystad, maar door zijn vervroegde vrijlating zien we elkaar in een Rotterdamse kroeg.
Het was de eerste keer dat hij met een journalist sprak. Bij de aanslagen die hij pleegde zijn geen doden gevallen. Maar omdat het slechter had kunnen aflopen, wil Yassin zijn verhaal doen. ‘Zo kunnen anderen leren uit mijn fouten.’
***
Ik ben geboren in Rotterdam in een gezin met Marokkaanse roots. In de slechtste wijken van Nederland heb ik gewoond. Mijn vader werkte ontzettend hard als schoonmaker of conciërge, maar was soms ook werkloos. Mijn moeder zorgde voor mijn twee oudere zussen, mijn jongere zusje en broertje en mij. We hadden vaak geen eten thuis.
‘Iemand in elkaar slaan vonden we als jongere heel stoer. Sommige jongens gingen alleen maar met mij om omdat ik goed kon knokken.’
Als oudste jongen voelde ik een grote verantwoordelijkheid. Vanaf mijn veertiende werkte ik in een supermarkt om een steentje bij te dragen aan het budget voor boodschappen en de gasfacturen.
Mijn ouders hebben me heel goed opgevoed, maar ik kreeg verkeerde vrienden toen we verhuisden naar de Schilderswijk in Den Haag. Die verdienden makkelijker geld dan ik door met foute dingen bezig te zijn. Een joint heb ik nooit aangeraakt, maar ik zag wel dat wie drugs dealt, in een chique wagen rondrijdt. Dan denk je: criminaliteit is de makkelijkste route.
Het snelle geldgewin was maar een van de verlokkingen. Als jongere wilde ik vooral ergens bij horen. Van jongs af aan deden we belletjetrek en gooiden we eieren. Dat kattenkwaad mondde uit in vechtpartijtjes. Het mannetje uithangen op een verkeerde manier.
Iemand in elkaar slaan vonden we heel stoer. Ik trainde veel als kickbokser. Sommige kerels gingen alleen maar met mij om omdat ik goed kon knokken. Zo belandde ik van de ene vechtpartij in de andere. Ik had al verschillende mannen ko geslagen.

Dat kwam ook ‘de patron’ ter ore. Die onbereikbare persoon rekruteerde op de straat jongens om criminele klussen op te knappen in opdracht van de grote drugscriminelen. De patron was een grote gespierde man met geld en status. Iemand met een strafblad die het gemaakt had zonder school. Iemand die schijt had aan de overheid. Het perfecte imago, vonden wij destijds.
Hoewel hij onbereikbaar was, kwam ik op mijn negentiende via via met hem in contact. De patron wilde me spreken. Waarover wist ik niet – dat zou hij nooit via de telefoon zeggen, want die kan getapt worden.

Tussen de garageboxen in Den Haag vroeg de patron mijn vriend en mij om een man in het Belgische Beveren een pak slaag te geven voor vijf koppen (5000 euro, nvdr). Dat was voor mij de jackpot, want ik vocht altijd gratis in de ring of op straat. In de supermarkt verdiende ik toen 1500 euro per maand, waarvan ik 1000 euro aan mijn ouders gaf.
We kregen een beschrijving van de man, zijn vermoedelijke leeftijd en zijn adres. Als bewijs moest alles op beeld staan. Een chauffeur, die ik niet kende, kwam ons oppikken. Achteraf hoorde ik dat we in een gestolen wagen reden. De chauffeur had een hamer mee en mijn vriend een knuppel. Ik sla met mijn knokkels, dacht ik als onderlegde kickbokser. Ik trek hem uit de deur en bam (klapt met zijn vuist in zijn handpalm). Ik durf het meeste.
Toen we aankwamen in de Kasteeldreef in Beveren zag ik op de gevel een metalen plaat met het opschrift ‘We don’t call 911, we use Colt’ en een afbeelding van een pistool. Toen wist ik dat het adres klopte. Ik belde aan. ‘Wat doen jullie hier?’ antwoordde de bewoner via de deurtelefoon. Ik zei dat we voor PostNL werkten. ‘Ik heb niets besteld’, zei hij. Ik vroeg hem om naar buiten te komen, maar hij weigerde de deur te openen.
Op de terugweg naar Den Haag belde mijn vriend de patron om te zeggen dat onze opdracht mislukt was. Hij was razend: ‘Hij wilde niet naar buiten komen? Fuck it, beschiet zijn huis!’ We moesten de klus afmaken. De regels op straat zijn duidelijk: eenmaal je ja hebt gezegd, is er geen weg terug.
‘Ik wilde eigenlijk niet schieten. Mijn hart, mijn gevoel en mijn verstand zeiden nee, maar ik deed het toch. Bewijsdrang.’
Mijn vriend zei dat de schutter nu 8000 euro zou krijgen. Toen ik dat bedrag hoorde, wilde ik het zelf doen. We reden naar de patron. Een jongen gespecialiseerd in wapens gaf me een Glock 17. In twee minuten kreeg ik uitgelegd hoe ik moest schieten: doorladen, beveiliging afzetten en de trekker overhalen. Als kickbokser vond ik steekwapens en messen kinderachtig, maar vuurwapens vond ik wel interessant.
Ik woonde nog thuis bij mijn ouders. Om half één ‘s nachts kroop ik via het raam van mijn slaapkamer naar buiten. De chauffeur pikte ons op de afgesproken plek op. Handschoenen en een ski mask kregen we ook. Alles was geregeld. Op de lange weg naar Beveren, voelde ik in mijn onderbuik: ik had niet ja mogen zeggen. De hele rit was het doodstil in de auto.
In de Kasteeldreef bleven we een kwartier staan. We keken of de kust veilig was en ik pepte mezelf op: ik ga dit gewoon doen! Ik liep naar het huis met de zware Glock 17 in mijn hand. Toen ik schoot, jamde hij (het wapen blokkeerde, nvdr). Het was de eerste keer dat ik zou schieten, maar het mislukte.
‘Wat voor sukkels zijn jullie?’ zei de patron. ‘Hij staat nog op safe!’ Ik was het knopje van de beveiliging vergeten. De volgende nacht moesten we terug. Hetzelfde scenario, een ander wapen: een Beretta M9.
We liepen opnieuw naar de woning. Mijn vriend zou filmen en ik schieten. Hij moedigde mij aan. ‘Je moet het doen, het is zo voorbij!’ Ik raapte mijn moed bijeen. Ik schoot niet roekeloos, maar op plekken waarvan ik dacht dat er niemand zou zijn. Ik moest één of twee kogels schieten. Het was niet mijn intentie om iemand te raken, wel om af te schrikken en mijn geld te krijgen. Ik wilde het eigenlijk niet doen. Diep vanbinnen wilde ik niet. Mijn hart, mijn gevoel en mijn verstand zeiden nee, maar ik deed het toch. Bewijsdrang.

Op het moment dat ik aan het lossen was, kwam een euforisch machtsgevoel in mij naar boven. Wie gaat mij hier wat doen, dacht ik. Als je nu je hoofd naar buiten steekt, schiet ik er dwars doorheen. Ik loste zeven kogels, wilde wegrennen, maar keerde terug om er nog drie te lossen.
Of die man thuis was of niet, interesseerde me op dat moment geen reet. Op straat hebben we geen respect voor mensen die we niet persoonlijk kennen. De patron maakte het al helemaal geen tering uit of die man doodging of niet. Orders van hogerhand. That’s it.
Keihard renden we terug naar de auto. We liepen anderhalve kilometer in twee minuten, denk ik, maar het leken er wel tien. Mijn vriend was een voetballer. Als kickbokser kon ik hem niet bijhouden. Shit, ze gaan me pakken, dacht ik. Maar we bereikten de auto zonder problemen. Via sluiproutes, waar de politie nooit zou staan, reden we terug de grens met Nederland over.
Aan de ene kant was ik blij dat het gelukt was zonder gepakt te worden. Aan de andere kant voelde ik me slecht. Ik hoopte dat die man niets ergs was overkomen of dat er überhaupt niemand thuis was. Dat was toen mijn enige zorg. Dat buren de knallen hadden gehoord, boeide me niet.
Mijn vriend, die alles had gefilmd, stuurde de video naar de patron via een nepaccount op Snapchat, dat we daarna meteen verwijderden. De patron zag dus dat ik het hele magazijn had leeggeschoten.
Een dag later stond mijn telefoon vol berichten: ‘De patron wil je spreken.’ Ik reed met mijn Vespa naar een shisha-lounge waar de patron me ophemelde: ‘Ik ga vaker met je werken. Binnenkort komen er meer wapens binnen voor leukere en makkelijkere opdrachten. Je kunt beter gaan uithalen (cocaïne, nvdr) in de havens, daar krijg je veel meer geld voor.’ Na één geslaagde klus was ík nu het mannetje.
Mijn geld zou ik pas een paar dagen later krijgen, zei hij. Uiteindelijk kreeg ik maar 3500 euro. ‘Dat is ook maar wat ik heb gekregen,’ zei de patron, ‘maar binnenkort verdien je toch meer geld.’ Ik kwam er snel achter dat de criminele wereld vol zit met dat soort rattenstreken. Alles is vies.

Een week later nam ik ontslag in de supermarkt. Ik besloot om meer criminele zaken te doen. Snel daarna gaf de patron me opnieuw de opdracht om een dief een pak slaag te geven, deze keer in Ekeren. Ik was gestegen in de hiërarchie en mocht de klus ook doorgeven, maar besloot om het zelf te doen.
Deze keer hadden we wél een naam gekregen. Ik schreef zijn naam en adres op een envelop en deed me weer voor als een bezorger van PostNL. Ik klopte aan bij het adres in de straat Geestenspoor in Ekeren. Een vrouw deed open. Ik schaamde mij kapot, ik had me nog nooit zo slecht gevoeld. Van vrouwen en kinderen blijf ik af, ook als crimineel had ik bepaalde standaarden.
Ze oogde heel zenuwachtig, maar bleef mij ondervragen in de deuropening. Ze zei dat ik de vorige eigenaar van haar huis zocht. Uiteindelijk zei ik dat ik niet voor haar kwam, maar inderdaad voor die vorige bewoner. Ik bood mijn excuses aan en deed heel lief tegen haar.
Terug bij mijn maten in de auto zei ik: ‘Wat ga ik hier aanbellen bij een vrouw? Wat een amateuristisch gedoe!’ Ik vermoedde dat ze de politie had gebeld. ‘We hebben alleen aangebeld, boys, niets aan de hand.’ Mijn vriend had een honkbalknuppel bij, maar verder was er niets abnormaals.
De vrouw had ons het adres gegeven waar die vorige eigenaar zou wonen. Ik vermoedde dat ze loog, maar we reden erheen. Het adres bleek in een villawijk vol bewakingscamera’s te liggen.
Opeens zag ik een agent op een motor voor mij en politiewagens achter mij. Ik stapte als eerste uit met mijn handen in de lucht. Een agent pakte me bij mijn nek en duwde mijn hoofd keihard tegen de combi. ‘Ik werk mee, ik ben rustig’, zei ik. Hij draaide zich om en sloeg me weer tegen het politiebusje. Bij het ‘fouilleren’ sloeg hij me over mijn hele lichaam. Iemand in een zwakke positie slaan: dat doe je niet. Ik werkte rustig mee, want ik wilde niet in paniek raken.
In het politiebusje werden we naar het politiebureau gebracht. Ik kon alleen maar denken aan mijn telefoon die ze in beslag hadden genomen: shit, daarop staat nog de video van hoe ik heb geschoten in Beveren. Ze gaan die vinden en ik ga misschien een jaar weg (naar de gevangenis, nvdr).
‘Ik was constant bang. Niet zozeer voor mijzelf, maar vooral dat mijn moeder of zusje iets zou overkomen.’
Mijn medeverdachten en ik legden verklaringen af die overeenstemden: we wilden gewoon een brief afgeven. De chauffeur nam die honkbalknuppel op zich. Onze telefoons en de auto werden in beslag genomen. De politie heeft mijn telefoon doorzocht, maar als bij wonder vonden ze die bewuste video uit Beveren niet. We werden vrijgelaten.
Aan de patron liet ik weten dat we geveegd waren. ‘Niets aan de hand’, zei hij, maar we kregen geen geld. Met het geld van de klus in Beveren kocht ik een nieuwe iPhone en ik gaf de chauffeur 500 euro, omdat hij zijn auto kwijt was.
Een dag later werd dat huis in Ekeren tóch beschoten, terwijl ik de patron had laten weten dat er een vrouw op dat adres woonde. Hij had andere jongens op de klus afgestuurd. Het huis moest beschoten worden. Punt. Wij wisten van niets, dat zweer ik op mijn moeder.
De maanden erna bleef ik klussen aannemen van de patron. Ik heb nog drie à vier aanslagen gepleegd in België en Nederland: mensen bedreigen, schieten, vernielingen, autobrandstichting… Gelijksoortige dingen, maar nooit met dodelijke slachtoffers.
Ik werd altijd per klus betaald, meestal 3000 à 5000 euro. Soms kreeg ik een pot van 8000 à 15.000 euro voor een opdracht, maar dan moest ik ook zelf de chauffeur en het wapen regelen. Ik hield dus veel minder over.
Op een bepaald moment raakte een maat een automatisch wapen kwijt, dat ik had geleend van de patron. Hij zei: ‘Nee, pik, jij bent die kwijtgeraakt. Dokken!’ Ik moest hem toen 6000 euro. Het bleef zeer zakelijk.
Doordat ik mijn job had opgezegd en was gestopt met studeren, viel de structuur in mijn leven weg. Ik kocht snoep voor mijn zusje en cadeautjes voor mijn moeder. Het was de eerste keer dat ik die mogelijkheid had. Mijn ouders dachten dat ik geld verdiende door parfums te verkopen via Snapchat. Dat deed ik ook, maar ik verdiende een veelvoud door de vuurwapens die ik had gebruikt door te verkopen.
Ik kreeg een gat in mijn hand. Een jas van Canada Goose, een broek van 300 euro en schoenen van 1000 euro. Eindelijk kon ik me goed kleden zoals alle andere jongens. Ik zag er goed uit, maar was van binnen helemaal leeg.
Mijn emoties overheersten mij. Grenzen vervaagden. En ik was constant bang. Niet zozeer voor mijzelf, maar vooral dat mijn moeder of zusje iets zou overkomen. Als iemand zich op straat tegen je keert, kan die jou of je naasten een leg day bezorgen: ze schieten in je been.
Ik zat in twee werelden en had twee gezichten. Toen ik criminele feiten pleegde, was ik constant onzeker en hypocriet. Door films over Pablo Escobar dacht ik dat criminelen straight eerlijke mannen waren. Het omgekeerde is waar. Oprecht zijn als crimineel is onmogelijk. Maar het was mijn eigen keuze. Niemand heeft een wapen tegen mijn hoofd gezet en me verplicht om die daden te plegen.

Tijdens die zomer waarin ik criminele feiten pleegde, had ik voortdurend een slecht gevoel in mijn onderbuik. De stress was constant. Als moslims geloven wij in fitra: elke mens is van nature geneigd tot het goede. Ik kon mijn ouders niet meer aankijken. Het besef dat ik slecht bezig was, daalde langzaam in. Yassin, je moet je herpakken, dacht ik. Yassin, je bent een jongen met intellect. Yassin, zo hebben je ouders je niet opgevoed.
Het kantelde toen op 7 september 2022 iemand uit de wijk naar mij toe kwam en op zijn telefoon een artikel van de NOS (de Nederlandse publieke omroep, nvdr) liet zien. Hij dacht dat ik een brave jongen was en wilde me waarschuwen voor de jongens met wie ik omging. Ik dacht dat de dingen die ik deed onbelangrijk waren. Dat zoiets het nationale nieuws en de kranten haalde, was een schok.
Met die spijkerbom in Antwerpen had ik niets te maken, maar de chauffeur was de man die me naar mijn eerste aanslag in Beveren had gebracht. Hij was nu opgepakt. Thuis begon ik meteen te googelen op mijn laptop. Ik vond nieuwsuitzendingen en krantenartikels over wat ik zelf gedaan had. What the fuck!
Ik zocht ook op welke celstraffen daaraan gekoppeld waren. Ik dacht dat je maximaal een jaar moest zitten voor zoiets. Maar ik las dat iemand uit Alphen aan den Rijn, die ook in België had geschoten, vijf jaar had gekregen. Shit. Voor een jongen van negentien zijn dat hoge straffen. Toen kreeg ik het benauwd: ik mag écht niet gepakt worden.

Mijn hele leven gaat naar de tering als ik nu niet stop, dacht ik. Door die nieuwsberichten te lezen, viel het kwartje. Ik ging naar de patron: ‘Ik stop.’ Hij probeerde me te overhalen met een klus voor 12.000 euro. Hij dreigde met geweld tegen mijn familie.
Maar ik hield voet bij stuk en zei: ‘Luister, ik stop ermee omdat ik mijn familie op de eerste plaats wil zetten. Dit is slecht. Kijk in mijn ogen. Als er iets gebeurt met mijn familie, ben jij de eerste die ik opzoek. Je weet dat ik dat durf.’ Hij keek me aan, geloofde me en sindsdien heb ik de patron nooit meer gezien of gesproken.
Ik ken de identiteit van de patron, maar zal hem nooit snitchen. Zijn naam aan de politie geven betekent dat er een prijs op mijn hoofd komt te staan. Dan vrees ik dat ik word vermoord, of mijn familie. Ik zit liever een paar jaar langer in de gevangenis dan dat mijn moeder wat wordt aangedaan.
Door mij te verdiepen in het nieuws over het drugsgeweld, dat ik ook zelf had aangericht, besefte ik hoe moreel fout het was. Ik ontdekte wat zoiets doet met slachtoffers en omstanders. Op het moment dat je zulke dingen doet, besef je dat niet echt.
Ik las ook over dat meisje dat gedood was door een andere schutter (begin 2023 stierf in Merksem een meisje van elf bij een beschieting van een woning door drugscriminelen, nvdr). Toen dacht ik: Yassin, wist jij exact waar die persoon stond wiens woning je beschoot in Beveren? Kon je dat weten? Voor hetzelfde geld had ik iemand gedood.
Ik brak met mijn vrienden uit het milieu, zocht weer een baantje en was begonnen aan een studie sociaal werk aan de hogeschool. In oktober 2022 had ik mijn leven weer op de rails. Op 22 februari 2023 werd ik opgepakt door de DSI (Dienst Speciale Interventies van de Nederlandse politie, nvdr).
‘Een jas van Canada Goose, een broek van 300 euro en schoenen van 1000 euro. Eindelijk kon ik me goed kleden zoals alle andere jongens.’
Witte busjes met zwaarbewapende agenten blokkeerden mijn huis. De deur werd ingebeukt, mijn moeder schreeuwde toen de politieagenten met bivakmutsen binnenstormden. ‘Handen omhoog! Politie!’ Ik liep naar beneden. Ze waren hardhandig, maar het was proportioneel, niet zoals de politie in België.
Samen met mijn buurjongen, met wie ik de aanslag in Beveren had gepleegd, werd ik meteen naar het dichtstbijzijnde politiebureau gebracht. Daar waren ook twee rechercheurs die met een Vlaams accent spraken. Toen wist ik hoe laat het was.
Er werd een foto gemaakt van mij in mijn onderbroek. De rechercheurs vroegen waar mijn telefoon was. Ik was zo dom om te zeggen dat ze die eerder in Ekeren in beslag hadden genomen. Zo heb ik mezelf verraden.
Zonder die telefoon hadden ze geen bewijs tegen mij voor de aanslag in Beveren. Op de ANPR-camera’s van de vluchtende wagen was ik niet te zien, want ik zat achterin. Maar doordat ze mijn simkaart, met een abonnement op mijn eigen naam, konden traceren, wisten ze dat ik in dezelfde auto zat als mijn medeverdachten.
Tegen de politie ben ik altijd vriendelijk geweest. Ik wilde ook de verantwoordelijkheid nemen voor mijn daden. Tijdens mijn voorlopige hechtenis durfde ik mijn ouders niet te bellen. Ik schaamde me diep.
Later heb ik alles opgebiecht aan mijn ouders. Ze waren diep teleurgesteld, maar zijn me blijven steunen. Toen ik uitgeleverd zou worden aan België, regelde mijn moeder de Vlaamse advocaat Brecht Pype voor mij. We spraken af in Breda aangezien ik Nederland niet mocht verlaten. Hij tekende op een blaadje de mogelijke uitkomsten van mijn proces, de details van de overleveringsprocedure en hoe Belgische gevangenissen werken.
Het best case scenario was een straf met uitstel, maar volgens Pype geven Belgische rechters dat in zaken van drugsgeweld zeer moeilijk. Waarschijnlijker was dat ik vijf of zes jaar zou krijgen, want ze hadden veel bewijs tegen mij. Gelukkig vertelde hij me ook dat ik in België na één derde van mijn straf kon vrijkomen als ik me goed zou gedragen en aan mijn toekomst zou werken. Na enkele weken kon ik, onder strikte voorwaarden, in Nederland mijn proces afwachten.

Ik betuigde spijt, werkte mee met de politie, maar vertelde alleen de waarheid over wat bewezen was. Waarom zou ik mezelf in de vinger snijden? Door meer te bekennen zou ik langer moeten zitten. Alleen een debiel doet dat. Dat zou mijn familie nog meer pijn doen en de maatschappij niets bijbrengen.
Voor de aanslag in Beveren heb ik vier jaar gekregen voor wapendracht, lidmaatschap van een criminele organisatie en vernieling (door de impact van de kogels, nvdr). Voor Ekeren kreeg ik slechts één jaar, omdat ik al een zware straf had gekregen voor Beveren. Pype raadde me aan niet in hoger beroep te gaan, want dan riskeerde ik hogere straffen. Ik vind de straffen die ik gekregen heb terecht. Wat ik gedaan heb, kan niet door de beugel.
Dat neemt niet weg dat de detentieomstandigheden in België krankzinnig en inhumaan zijn. Nederland stelde voorwaarden aan mijn uitlevering, zoals voldoende luchten per dag en niet met meer dan drie in een cel, maar in Belgische gevangenissen hebben ze daar schijt aan.
Ik heb drie maanden in de gevangenis van Mechelen en vier maanden in de Antwerpse Begijnenstraat gezeten.
De gevangenis in de Begijnenstraat is misschien de gekste van heel Europa. Je leeft er zonder rechten. Op de wandeling zag ik ratten. Ik sliep op de grond, in een kleine cel. Ik moest naar het toilet gaan terwijl de anderen erop stonden te kijken. Je kon elkaars uitwerpselen ruiken. De cellen waren zo vies dat ik er pukkels van op mijn huid kreeg. Mensen sloegen elkaar de tanden uit voor een sigaret. Het kon cipiers niet schelen dat gedetineerden elkaar neersteken. They don’t give a fuck.
Ik kon er makkelijk aan een gsm raken. Je betaalt iemand die een iPhone gewoon over de muur van de gevangenis gooit. Sommige cipiers smokkelen ook gsm’s binnen, maar dan kost het meestal wat meer.
Ook drugs en messen komen zo binnen. Gedetineerden roken cocaïne op de wandelplaats. Voor vijf gram hasj kun je een junkie vragen om iemand voor jou neer te steken. Voor ik er aankwam, was er zelfs eens een vuurwapen over de muur gegooid. In de gevangenis is het gevaarlijker dan op straat. Ik heb meer drugs en wapens gezien binnen de muren dan erbuiten.
‘De gevangenis in de Antwerpse Begijnenstraat is misschien de gekste van heel Europa. Het kan cipiers niet schelen dat gedetineerden elkaar neersteken. They don’t give a fuck.’
De gevangenis is een jungle waar iedereen in overlevingsmodus zit. Een verkeerde blik kan de aanleiding zijn tot een vechtpartij. Gelukkig ben ik een goede vechter, dus kon ik mijn mannetje staan. Een keer stond een man met een mes voor mijn neus: ‘Ik ga je doodsteken!’ Ik bleef kalm en zei ‘steek maar’. Als je in paniek raakt, krijgen ze een machtig gevoel. Je moet nuchter blijven om te tonen dat je de sterkste bent. Door te kickboksen weet ik hoe ik met zo’n situatie om moet gaan.
Cipiers kunnen je niet helpen. Als je bij hen gaat klikken, word je geboycot door iedereen. Terwijl je in het cachot net vrienden nodig hebt om te overleven.
Mijn vader hield me voor dat als ik vrij zou komen met mijn verstand en gezondheid intact, ik had gewonnen. Dat was mijn enige doel in die zware periode. Ik heb zo veel mogelijk gebruikgemaakt van de mogelijkheden die de gevangenis bood. Ik las boeken van Robert Greene, volgde cursussen en sprak veel met de psychosociale dienst. Doordat ik nooit drugs heb gebruikt, kwam ik zelden echt in de problemen. Ik hield me gedeisd.
Uiteindelijk heb ik 21 maanden in de gevangenis gezeten. Door mijn goede gedrag en een erkend gratieverzoek aan de Nederlandse koning kon ik in juli 2025 vrijkomen.
Veel 23-jarigen zijn afgestudeerd. Ik kan nu pas beginnen mijn leven op te bouwen. Maar het is nooit te laat. Nooit doe ik nog criminele zaken. Ik sta nu sterk in mijn schoenen. Ik vraag vergiffenis aan God, mijn slachtoffers en de Belgische maatschappij.
Ik ben dankbaar voor waar ik nu sta, maar als ex-gedetineerde heb ik natuurlijk een maatschappelijke achterstand. Ik ben niet kieskeurig voor een nieuwe baan, maar met een gat in mijn cv en een strafblad is veel onmogelijk. Nu wil ik een half jaar sparen om dan weer sociaal werk te gaan studeren.
Met mijn ervaring wil ik jongeren van de straat houden. Je bent slim als je leert van je eigen fouten, maar een genie als je leert van andermans fouten. Ik heb beide paden bewandeld. Het criminele pad gedurende een korte periode en het rechte pad veel langer. Een huis bouwen duurt jaren, maar je kunt het slopen in een paar dagen. Dat wil ik hen bijbrengen.
Jonge criminelen moeten weten wat detentie met je doet: het kost je veel, het is overleven, je verspilt de belangrijkste jaren van je leven, leven met een strafblad is zwaar enzovoort. De hoge straffen voor drugscriminelen zijn terecht, maar de reclassering moet beter. Dat mijn medeverdachten, die weldra vrijkomen, opnieuw het slechte pad kiezen is zéér waarschijnlijk.
Hoe dan ook is de bestrijding van drugsgeweld dweilen met de kraan open. In de wijken waar ik opgroeide kunnen duizenden jongens in de klauwen van de patron belanden. Zij krijgen meer slechte dan goede voorbeelden. Buurtcoaches die werken met jongeren heb ik nooit gezien. Terwijl die jongens zo’n behoefte hebben aan positief contact, goede voorbeelden en mensen die hen begrijpen.
Kansarmoede en racisme drijven je naar een bepaalde hoek. Maar uiteindelijk is het ieders individuele keuze om in de criminaliteit te stappen. Mijn zussen en broertje kwamen uit dezelfde baarmoeder. Zij hebben wel de goede keuzes gemaakt, ik niet.
Hopelijk heb ik tegen mijn dertigste mijn eigen gym om jongeren te inspireren. Als kickbokstrainer wil ik iets teruggeven aan de maatschappij.
Zo gingen we te werk
Knack kwam in contact met Yassin via zijn Vlaamse en Nederlandse advocaat. Op het moment van het eerste telefonische contact zat hij zijn straf uit in de gevangenis van Lelystad. Op 13 juli 2025 stuurde hij via WhatsApp een bericht om te zeggen dat hij vrij was en dus buiten de gevangenismuren kon afspreken. Dat gesprek van drie uur vond in Rotterdam plaats.
Yassin wilde zijn verhaal delen zodat anderen kunnen leren uit zijn fouten. Waar mogelijk hebben we zijn versie van de feiten gecheckt aan de hand van nieuwsberichten, juridische documenten, beeldmateriaal, gesprekken op de plaatsen van het delict en andere bronnen. Wat we konden checken klopte.
Niet alles viel te verifiëren. Zo zijn onder meer wat hij vertelde over zijn omgang met de patron en de prijzen die hij daarbij noemt moeilijk na te gaan. De feiten waarvoor hij veroordeeld is, heeft hij in detail uit de doeken gedaan. Over de zaken waarvoor hij niet veroordeeld is, wilde hij weinig of niets kwijt. Idem voor de identiteit van de patron.
*Om veiligheidsredenen is Yassin een schuilnaam. Zijn echte naam is bekend bij de redactie.