‘Hoe leugens, haat, en onwaarheden vermijden online? Dat laten we beter niet aan de techbedrijven over’

‘Mark Zuckerberg en anderen hebben al genoeg macht. We willen ze toch niet ook nog eens de bewakers van de waarheid maken?’ schrijft Jean-Claude Burgelman over het opschorten van de accounts van Donald Trump op sociale media.

Sinds het ‘Cambridge Analytica’-schandaal van 2018 – waarbij uitlekte hoe het bedrijf private gegevens van Facebook-gebruikers inzette om de Trump-campagne van 2016 mede te beïnvloeden – krijgen de grote communicatieplatformen zoals Twitter en Facebook alsmaar meer de kritiek te horen dat ze de verspreiders zijn van alles wat een democratie geweld aandoet.

Met als culminatie van dit proces wat we vorige week te zien kregen, meer bepaald de bestorming van het Capitool door fanatieke Trumpaanhangers die, zo blijkt, daartoe aangespoord en voorbereid werden via de deze communicatiekanalen. Meteen nadat Twitter en Facebook de accounts van de aanvuurder-in-chief afsloten, barstte een nieuwe rel los: is het eigenlijk wel aan deze techplatformen om dit te doen?

Zo is het nooit goed, moet Zuckerberg gedacht hebben nadat hij zich jaren verweerde tegen de kritiek dat hij nooit optrad tegen alle schadelijke inhoud die op zijn platform gepost werd, en dan nu eindelijk iets goed deed.

Het is net dat soort kritiek die er onder andere de Europese Commissie toe inspireerde om in december 2020 een pakket maatregelen voor te stellen – onder de noemer Digital Services Act – die dit in Europa zouden moeten beteugelen.

Niemand zal betwisten – tenzij de aanhangers van Qanon en aanverwanten – dat het een significant probleem is wanneer eender wie eender wat kan zeggen zonder daarbij amper belemmerd te kunnen worden. Zeker niet iemand die om allerhande redenen niet wil aanvaarden dat hij een paar miljoen stemmen minder heeft dan de winnaar van de verkiezingen, en die al vier jaar rechtstreeks halve en hele leugens communiceert met ondertussen 80+ miljoen Twittervolgers.

Hoe leugens, haat, en onwaarheden vermijden online? Dat laten we beter niet aan de techbedrijven over.

Maar is dit de fout van Twitter of Facebook en moeten, meer algemeen, deze platforms verantwoordelijk worden geacht voor alles wat bij hen circuleert en ingaat tegen wat een democratie toelaatbaar acht?

Het antwoord is volgens mij twee keer neen.

Ik zou dit tamelijk ingewikkeld kunen onderbouwen door erop te wijzen dat beide platforms distributiekanalen zijn die niemand verplicht is te volgen, en dus als telecommunicatiediensten gereguleerd worden (tot nog toe) en niet als inhoudsdiensten. En dat het niet is omdat de diensten van deze digitale platformen convergeren met inhoudsdiensten dat de beleidscriteria van beiden kunnen gemengd worden.

Maar om het simpel te houden: net zoals het bedrijf dat een autosnelweg aanlegt en exploiteert niet kan verantwoordelijk gehouden worden als er iemand te snel op die snelweg rijdt en daarbij brokken maakt (tenzij het te wijten is aan een gat in het asfalt), kan een digitaal platformbedrijf onmogelijk verantwoordelijk gesteld worden voor de nonsens die iemand die daar gebruik van maakt, verspreidt.

Want stel dat Twitter en co daarvoor toch verantwoordelijk zouden worden gesteld, dan rijst onmiddellijk de vraag op basis van welke competentie en welke rechtsgrond. En zelfs als zou dat kunnen gedefinïeerd worden dan nog blijft de vraag waar de lijn getrokken wordt? Trump niet? Poetin wel? Qanon niet? De anti-vaccineerders wel? Proud Boys niet? Gouden Dageraad wel? Etc etc …

Deze distributieplatforms zijn geen mediabedrijven en kunnen dan ook als dusdanig niet geacht worden op te treden ten overstaan van de inhoud die er op hun platforms circuleert. Want indien dit wel zou gebeuren dan zou dit impliceren dat aan die platforms een codex, wordt gegeven van issues die wel en niet mogen, van manieren waarop wel en niet over issues geschreven wordt, enzovoort ….

Kortom, alleen in autoritaire regimes kan zoiets sluitend worden opgezet.

Maar dat willen we nu net vermijden.

Dus laten we alles maar zoals het is? Verre van, maar niet door tegen de drager van de communicatie op te treden (de digitale platforms) maar wel tegen wie die platforms gebruikt.

Want wat Trump doet, of Qanon of wie dan ook, is niet zomaar communiceren met hun kiezers of volgers in eenvoudige relatie tussen punt A en punt B. Dat laatste is belangrijk: ik mag gelijk welke haat of leugen aan gelijk wie per brief- of WhatsApp – sturen. Want alleen de ontvanger(s) die ik selecteer krijgen het te lezen. In zo’n relatie is de communicatie privé en zolang we niet in een dictatuur leven moet dat ook zo blijven.

Maar de manier waarop Twitter en andere platformen een drager verlenen voor bepaalde communicatie, is niet hetzelfde als de absolute vrijheid van meningsuiting die elkeen privaat geniet. In feite gebruiken Trump et al. deze bovendien universele digitale platformen om van een punt (henzelf) naar multipunten te communiceren. En dat is verre van als privé te catalogeren.

Met andere woorden: als Trump aan 82 miljoen mensen iets Twittert, of Qanon via Facebook die doorklikt en dus aan X miljoen oproept het Capitool te bestormen, dan is dat geen bilateraal proces, maar een ”broadcast”.

Een subtiel maar essentieel verschil want ”broadcasting” is wel gereguleerd en daar hebben we wel veel ervaring mee, alsmede een adequaat reguleringskader, met name het mediarecht en bij uitbreiding de rechten die het pluralisme en samenleven in een democratische staat regelen. Om het scherp te stellen: niemand kan iemand verbieden een WhatsApp-bericht aan een kennis te zenden die Hitler ophemelt, maar de wet laat niet toe antisemtisme breder dan interpersoonlijk te verspreiden.

Wat op deze platformen gebeurt, kan dus enkel efficiënt worden aangepakt, en zonder perverse censuureffecten te genereren, door wie of wat twittert of een website gebruikt die openlijk toegankelijk is – net zoals elkeen om het even welke krant kan kopen – als een massamedium te beschouwen. En dat impliceert dat die wie of wat derhalve onderhevig is aan de vigerende mediawetgeving – in de meest brede betekenis – in het land van gebruik.

Daaruit volgt dat Twitter en Facebook zelf geen media zijn, niet kunnen opgeroepen worden zich als media te gedragen of op te treden, maar diegenen die er gebruik van maken door actief te communiceren, wel. En deze ”zenders” moeten aangepakt worden, op basis van de bestaande wetgeving en dus via de bestaande juridische kanalen.

Wie iemand doodt door te snel op de snelweg te rijden, is de verantwoordelijke van de doodslag en zal door de politie aangehouden worden, niet het bedrijf dat de autoweg aanlegde of onderhoudt.

Wie op de autostrades van de digitale wereld oproept tot het plegen van een staatsgreep, moet daarop ter verantwoording geroepen worden op basis van de bestaande wetten, en niet het digitale bedrijf dat het plaform verleent.

Het is aan de beleidsverantwoordelijken en het juridisch apparaat om achter de haatverspreiders aan te gaan, duidelijk te zeggen wat niet kan (zoals het voorbeel van anitsemitisme stelde) en die taak niet af te schuiven op de platformen waarop die haat of leugen circuleert.

Zuckerberg en anderen hebben al genoeg macht. We willen ze toch niet nog eens de bewakers van de waarheid maken?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content