De comeback van Frank Vandenbroucke, de terugkeer van de verbannen prins

Frank Vandenbroucke © Belga Image
Walter Pauli

Met de terugkeer van de welhaast legendarische politicus Frank Vandenbroucke als ‘superminister’ van Volksgezondheid, Sociale Zaken en vicepremier, heeft Conner Rousseau vijand maar vooral ook vriend verrast. Maar wie was (en is) Vandenbroucke, een socialist die vaak meer bijval kreeg buiten dan binnen zijn eigen partij?

Al tijdens de regeringsvorming was geweten: de partij die ‘volksgezondheid’ kan binnenrijven, liefst in combinatie met sociale zaken, beschikt in deze covidtijden over een superminister, zelfs een potentiële schaduwpremier. Conner Rousseau kon de meest begeerde ministerpost uit het hele pak binnenrijven en benoemde tot minister een naam waaraan veel socialisten misschien wel dachten, maar die ze toch niet meer voor mogelijk hielden: Frank Vandenbroucke.

‘He’s back, bitches’: met die zeer conneriaanse zin kondigde de SP.A-voorzitter de terugkeer aan van de verloren prins. Achteraan, nog altijd wat jongensachtig lachend, ziet men het gekende profiel van een man die ooit de grootste politieke belofte was die de SP.A in huis had.

Het is ook een greep met een zeker risico, want de wortels van Frank Vandenbroucke gaan vér terug. Door toedoen van Louis Tobback (toen zelf nog een kwieke veertiger) belandde hij in de vroege jaren tachtig bij de socialistische studiedienst. In 1985 was hij op zijn 30ste lid van de Kamer, in januari 1989 volgde Frank Vandenbroucke (hij was nog altijd ‘maar’ 33) Karel Van Miert op als voorzitter van een partij die toen nog SP heette. Januari 1989: de Berlijnse Muur stond toen overeind, Nelson Mandela zou nog ruim een jaar de gevangene zijn van het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime, en in eigen land leek het erop alsof er nooit een einde zou komen aan de regeerperiode van koning Boudewijn – die zou pas vier jaar later sterven.

In januari 1989 zou het nog meer dan vier jaar duren vooraleer Conner Rousseau geboren zou worden, en eerste minister Alexander De Croo was toen een 13-jarige scholier die zijn eerste puistjes nog moest krijgen. Toen al was Frank Vandenbroucke een leidende figuur in de Belgische politiek. Hij zou dat ook meer twintig jaar blijven, tot hij bij de Vlaamse verkiezingen van 2009 werd kaltgestellt door zijn eigen partij en de eer aan zichzelf hield: in 2011 pikte de meest professorale van alle politici de draad weer op van zijn academische carrière en werd hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam.

In januari 1989 zou het nog meer dan vier jaar duren vooraleer Conner Rousseau geboren zou worden en was Alexander De Croo een 13-jarige scholier die zijn eerste puistjes nog moest krijgen. Toen al was Frank Vandenbroucke een leidende figuur in de Belgische politiek.

Bijna tien jaar later maakt hij de politieke comeback van het jaar en komt er nog een hoofdstuk aan een blijkbaar nooit eindigende loopbaan van een man met ongewone kwaliteiten, en tegelijk met een paar opvallende gebreken.

Er was weinig in de eerste jaren van het leven van Frank Vandenbroucke dat wees op een carrière in de Socialistische Partij (SP). Hij komt uit een katholiek Leuvens nest met West-Vlaamse roots (via een grootmoeder is hij verwant met Cyriel Van Hauwaert, de legendarische flandrien die begin vorige eeuw nog voor de Eerste Wereldoorlog Bordeaux-Parijs, Parijs-Roubaix en Milaan-Sanremo won).

Zijn vader, Jozuë Vandenbroucke, een Vlaamsgezinde arts, hoorde tot de kopstukken die in de jaren zestig pleitten voor de splitsing van de Leuvense universiteit. Tegelijk pionierde vader Vandenbroucke ook in de eerstelijnsgeneeskunde. Vlaamsgezind en sociaal, zij het in omgekeerde volgorde, zouden twee kenmerken van zijn zoon worden.

Rebelse leerling

Al zag het daar niet meteen naar uit. Frank Vandenbroucke was tegelijk een briljant als bijzonder rebelse leerling. Sign of the times in de vroege jaren zeventig, waar hij met zijn lange haren op het Sint-Pieterscollege het gezicht van de contestatie werd. Niet alleen daar. Hij verzette zich fel tegen urbanistische projecten van een ijverige Leuvense schepen en zette daar op buurtcomités en actiegroepen tegen op. Zo leerde Frank Vandenbroucke meteen zijn tegenstander kennen: Louis Tobback.

Ze hebben elkaar nog een tijd ontlopen. Vandenbroucke ging in Leuven economie studeren, zette die studie verder in Cambridge. Intussen omarmde hij het marxisme, en belandde in het nationale bestuur van de Trotskistische partij, de Radicale Arbeiders Liga (RAL). Radicaal waren ze zeker, maar deze splinterpartij een ‘Liga’ noemen is haar minstens één klasse te hoog inschatten. Vandenbroucke zag dat ook wel in: hij was toen al ambitieus, radicaal in zijn denken (en het halen van zijn gelijk), maar radicaal werd steeds minder extremistisch.

In de jaren tachtig was de SP in de oppositie geraakt, en ondanks verwoede pogingen om daaruit te komen, lukte dat slecht. Maar de partij gebruikte haar tijd nuttig. Karel Van Miert bespeelde in die laatste jaren van de Koude Oorlog met veel kunde het buitenlandse thema (raketten, Zaïre), waardoor de SP afstand nam van haar biefstuksocialistische imago. En Louis Tobback was bekend – berucht – als orator op de parlementaire tribune.

Het echte belang van die laatste lag in de uitbouw van de studiedienst Sevi, waar hij knappe koppen verzamelde. Een partijkaart was geen vereiste (die volgde meestal toch wel). Ondermeer Johan Vande Lanotte werd toen aangetrokken, Rik Coolsaet, alsook Frank Vandenbroucke.

Studax

Er waren twee Vandenbrouckes. Intern was er de studax, die boeken schreef waarin hij zich profileerde als een nieuwe Hendrik De Man. De Man was de legendarische professor-politicus die, voordat hij in de nieuwe orde sukkelde, in de jaren dertig de Belgische Werkliedenpartij niet alleen een ‘Plan’ aanpraatte om de crisis te lijf te gaan, maar ook een ethisch socialisme voorstond.

Al in 1981 bepleit hij ‘een socialistisch alternatief’, waar hij waarschuwt dat veel politieke keuzes ook onaangename consequenties hebben, en dat partij en vakbeweging ook die aan de bevolking moeten uitleggen, en verdedigen. Op dat ogenblik is Vandenbroucke nog maar 27.

Naar buiten toe heeft Vandenbroucke allerminst de reputatie van ‘beheerssocialist’. Dat komt ondermeer door de kiescampagne van 1987, waar hij de jonge reclameman Wim Schamp onder de arm neemt. Die lanceert hem in 1985 met een voor die tijd bijzonder hippe campagne, ‘Franky goes to Brussels’. Vandenbroucke wordt verkozen, en vrienden houden vol dat ze hem die verkiezingsnacht zowat de enige keer in zijn leven stomdronken hebben gezien.

33 en voorzitter van de SP

Vandenbroucke is een verstandig en scherp debater, en komt op BRT-programma’s als ‘Confrontatie’ ook goed als jonge criticus van het rooms-blauwe herstelbeleid. Bij de SP maakt het gremium dat de partij in handen heeft, grote plannen voor het jonge talent. Karel Van Miert wil na tien jaar voorzitterschap weg – hij lonkt naar de Europese Commissie – en de aangewezen man om hem als vooriztter op te volgen is Louis Tobback.

Uiteindelijk beslist men in 1988 om Tobback toch naar de nieuwe regering-Martens te sturen, en het partijvoorzitterschap over te laten aan de belofte uit Leuven. Op zijn 33ste is Frank Vandenbroucke voorzitter van een belangrijke regeringspartij.

Meer dan veel andere socialisten beseft Vandenbroucke al dat zijn politieke familie een probleem is. Hij komt op het voorplan in het jaar dat in december de Berlijnse Muur zou vallen, het wereldbeeld van veel mensen zou kantelen en de term ‘socialisme’ veel van zijn oude aantrekkingskracht verloor. En, fundamenteler nog, dat de keuze voor de collectieve aanpak van maatschappelijke problemen, veel minder evident was dan voordien.

Oppositiejaren

In de oppositiejaren was het veilig schieten op het ‘neo-liberale’ herstelbeleid, en buitenlandse voorbeelden als het Thatcherisme en de Reaganomics werden door SP en ABVV graag en handig gebruikt om het individualistische model in diskrediet te brengen. Maar, ondanks een retour du coeur die zusterpartij PS bepleitte, zag de toekomst er niet rooskleurig uit, laat staan roodkleurig.

Het zou snel duidelijk worden dat België zou moeten inleveren, vanaf 1992 en het Verdrag van Maastricht zelfs imperatief, om de nog op te richten ‘Euro’ te halen. Welk verhaal moesten de socialisten in die context vertellen. Vandenbroucke begon eraan, met de voortvarendheid van een jonge dertiger. Hij betaalde leergeld, maar zijn partij dus ook. Socialistische symbolen als ‘de vuist met de roos’ vond hij oubollig en wilde hij afstoffen, maar de wat wuftere hand met een sierroosje, waar hij mee uitpakte, is door de basis nooit aanvaard als partijsymbool. Die kleine anekdote is een oppervlakkige illustratie van een diepere interne twist. Vandenbroucke wilde vooruit, de partijdeuren openzetten, andere mensen aantrekken, en een deel van de basis ging op de rem staan.

Dat is een understatement voor sabotage. Het kan vreemd klinken voor een partij die werkt aan een samenleving’ zonder rang of stand’, maar in het geval van Vandenbroucke werd zijn afkomst een reden om hem belachelijk te maken. ‘Broekske uit Leuven’, een ‘kaloot’ nog wel.

Toen hij op uitnodiging van het Davidsfonds zijn nieuwe denken neerschreef in een boekje ‘Over dromen en mensen’, was dat voor sommige aartsprogressieven één brug te ver. Speciaal voor de eigen achterban moest er een overdruk komen met het logo van ‘Socialistische Standpunten’, dat men toch maar geen boekje van het Davidsfonds, zo Vlaams en katholiek, moest aanraken.

Lees verder onder de foto

De comeback van Frank Vandenbroucke, de terugkeer van de verbannen prins
© BI

Strijd om de macht

Dat lijkt petite histoire, maar het was wel degelijk een strijd om de macht. Frank Vandenbroucke werd intern alsmaar minder op handen gedragen. Hij werkte een deel van de oude garde buiten (ook om zo nieuwe inzichten en een nieuwe stijl te kunnen introduceren) en wilde de macht van de federaties beperken, en dat wilde in die federaties ongeveer niemand.

Hij stootte in die tijd ook op een zwarte kas, en zijn (niet opgevolgd) bevel aan penningmeester Etienne Mangé ‘verbrand dat geld’ zou hem later politiek de das omdoen. Niet alleen doordat ‘Knack’ dat nieuws naar buiten bracht, maar vooral omdat een Gents links-vrijzinnig advocaat en toen als links en vrijzinnig geboekstaafd journalist (genaamd Siegfried Bracke) inspireerde om op een persconferentie een fatale vraag te stellen: ‘Wist u niet dat het verbranden van geld onwettig is?’

Maar dat is vooruit lopen op de geschiedenis. Vandenbroucke werkte fanatiek door aan partijvernieuwing, maar dat lukte dus maar half. De regering-Martens eindigde in chaos, met PS-dreigementen van ‘institutionele atoombom’, en die kwamen na affaires als die van Whalid Khaled (een Palestijns terrorist die vrijelijk rondliep op de Grote Markt in Brussel, nog wel met een visum dat hem wetens en willens overhandigd was door Belgische diplomatieke diensten), waar ministers Eyskens en Tobback verbaal slaags geraakten, en die laatste niet onterecht stelde: “Dit is een apenland.”

‘Zwarte Zondag’

Bij de verkiezingen van 1991 stuurde de kiezer de rekening van dat ‘apenland’ door naar de regenten ervan. In een stembusgang die bekend werd als ‘Zwarte Zondag’, waren Vlaams Blok en Agalev (nu Vlaams Belang en Groen!) de grote winnaars, plus Rossem, een zootje ongeregeld rond Jean-Pierre Van Rossem, die op dat ogenblik zelf in de gevangenis zat.

De PVV (nu Open VLD) won ook wat, maar de grote verliezers waren CVP (nu CD&V) en SP (nu SP.A, straks Vooruit): de christen-democraten zakten voor het eerst onder de grens van de dertig procent, de socialisten onder die van twintig. Voorzitter Vandenbroucke was voor zijn eerste grote electorale examen gebuisd.

Dat lag natuurlijk minstens zo veel aan de politieke en maatschappelijke context dan aan hemzelf, maar het begon toch te dagen dat zijn grootste talent niet het bespelen van de kiezer was. En het wordt in de meeste politieke overzichten over het hoofd gezien, maar in die jaren werd VTM gesticht. De komst van de commerciële zender zou na enige tijd ook de nieuwsgaring van de publieke omroep diepgaand beïnvloeden en veranderen, en nadien in cascade ook die van kranten en tijdschriften. Ook politici met serieux moesten meer dan ooit zien hoe zich te verkopen.

Na voor de SP succesvolle gemeenteraadsverkiezingen van 1994 voerde de partijtop een grote ‘rocade’ door. Louis Tobback werd voorzitter, Frank Vandenbroucke minister van Buitenlandse Zaken (hij verving Willy Claes, die als secretaris-generaal naar de NAVO vertrok), en Johan Vande Lanotte promoveerde tot minister van Binnenlandse Zaken.

Ook al was het in de tijd van Dehaene I niet gemakkelijk aan politiek doen, vooral door de scherpe inleveringen en de strakke budgettaire lijn die werd aangehouden, toch zagen de Vlaamse socialisten de toekomst hoopvol toe. De liberalen werden namelijk in de oppositie gehouden, en dat was al heel wat.

Sabbatical leave

Frank Vandenbroucke zocht een nieuwe plaats. Het werd steeds duidelijker dat hij, de man die zo vaak gelijk had, moeite had om ook gelijk te krijgen. Dat wil zeggen: anderen overtuigen. Hij had bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 een verpletterende overwinning behaald in Scherpenheuvel-Zichem, maar was zo zelfverzekerd (zeg maar arrogant) bij het onderhandelen dat de bonzen van de andere lokale partijen een bestuursakkoord maakten achter zijn rug om, en de mega-winnaar toch in de oppositie belandde.

Toen een jaar later de Agusta-affaire etterde en overwaaide van de PS tot bij de SP, heeft Vandenbroucke gedaan wat hij meende te moeten doen. Hij heeft het gerecht zelf ingelicht over toestanden die hij aantrof, ondermeer de kluis met niet-geboekt geld. Een paar dagen later nam hij ontslag op buitenlandse zaken, en sprak Tobback van ‘het einde van een politieke generatie’.

Vandenbroucke besefte dat hij maar beter de luwte opzocht. Hij trok op sabbatical leave naar Oxford, juist in de periode dat Tony Blair Labour veranderde tot New Labour, de ‘Derde Weg’ propageerde en, niet onbelangrijk, voor het eerst in jaren de Conservatives kon verslaan in de verkiezingen. Vandenbroucke was geen slaafs adept van die Derde Weg, maar hij vond er inspiratie voor zijn variant ervan, wat later onder de paars(groene) regeringen Verhofstadt I en II (1999-2003 en 2003-2007) ‘de actieve welvaartstaat’ zou heten.

Later, dat wil zeggen, na weer een forse verkiezingsnederlaag in 1999. De dioxinecrisis was de oorzaak, maar er was meer aan de hand, ook bij de SP. Die partij betaalde met vertraging de prijs voor Agusta, en als partij was er weinig verhaal bij nieuwe maatschappelijke evoluties, zeker niet als die op scherp werden gezet bij crisissen als de Witte Mars en de affaire-Dutroux.

‘De Teletubbies’

Soms kan een nederlaag kansen bieden. Een nieuwe generatie nam de SP over en veranderde in 2001 de naam in SP.A – Socialistische Partij Anders. Reclameman Patrick Janssens werd voorzitter, Steve Stevaert het nieuwe boegbeeld, Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke waren de sterkhouders in de federale regering.

Bij het grote publiek blijft die paarse periode hangen als die van het ‘gratis-verhaal’ van Stevaert, maar ook de rol van een Vandenbroucke of Vande Lanotte was essentieel. Vande Lanotte werd zelfs door oppositieparlementslid Herman Van Rompuy eventjes geprezen om zijn ‘zilverfonds’ (de intenties waren ok, de invulling van dat ooit zo veelbelovende project bleek achteraf een macabere farce), en Vandenbroucke zorgde met ingrepen als de maximumfactuur voor een merkbare innovatie in de organisatie van de gezondheidszorg. Het waren dit soort ingrepen die het nieuwe SP.A-verhaal legitimeerden voor een steeds bredere basis.

Elf jaar nadat Vandenbroucke door zijn eigen partijgenoten feitelijk uit de SP.A-top gezet was, heeft Conner Rousseau die ban gebroken.

Vandenbroucke liet zich mee verkopen als een van de ‘Teletubbies’, een wat infantiele naam van wat in vroegere decennia ook al bestond en toen ‘De Bende van Vier’ (of Vijf) heette: de socialistische sterkhouders die, los van partijbureau en andere structuren, onder elkaar de lijn van de partij bepaalden. Kort voor de verkiezingen van 2003 zou daar Freya Van den Bossche bijkomen, maar dat was eigenlijk een puur electorale operatie.

Dat vrolijke clubje vertoonde intern steeds meer scheuren. Patrick Janssens voelde ook wel dat hij in de schaduw stond van de nieuwe sterke man, Steve Stevaert, en koos voor het Antwerpse burgemeesterschap, nadat ondermeer door zijn opstelling Leona Detiège was gevallen in de Visa-affaire. Vande Lanotte en zeker Vandenbroucke werden kritischer en kritischer tegen het ‘gratis’-verhaal, en vooral tegen de manier hoe het werd verkocht.

Vandenbroucke vond dat met ‘gratis’ uiterst selectief moest worden omgesprongen: ja tegen (redelijk) gratis reguliere tandverzorging voor kinderen tot twaalf, maar neen tegen gratis theatertickets, gratis friet voor studenten, gratis condooms op festivals, gratis spaarlampen en gratis dit en dat: we verzinnen het niet, dat waren allemaal ideeën die in die jaren de pers haalden, toffe ideetjes van zichzelf uitermate tof beschouwende Vlaamse socialisten.

De speeltijd is voorbij

Frank Vandenbroucke begon de rol van Cassandra te spelen: wellicht ook als middel om voor zijn opvattingen een podium te zoeken, maar toch vooral omdat hij het echt meende. Eerst samen met Johan Vande Lanotte, een bijzonder scherpe Vrije Tribune, vervolgens alleen, in oktober 2004, uitgerekend op het moment dat Steve Stevaert op reis was naar Cuba. Als ex-trotskist had Vandenbroucke sowieso geen goed oog in de steeds opzichtigere vrijage van zijn partij met Fidel Castro en zijn communistische regime op Cuba. Bovendien vond Vandenbroucke dat Stevaert en zijn getrouwen ook in eigen land hun politieke kerntaak aan het veronachtzamen waren: als sociaaldemocraten al niet meer waken over de architectuur van de welvaartstaat, wie dan wel? De bottomline van de kritiek van Frank Vandenbroucke was steeds dezelfde: de speeltijd is voorbij. Tijd voor ernstig werk, voor een moeilijker verhaal naar de kiezer vooral.

Zo groeiden de partijen uit elkaar, binnen de socialistische partij. Vandenbroucke werkte door, op zijn manier. Voortvarend, maar ook energiek. Zijn reputatie dat hij hard werkte klopte met de werkelijkheid. Journalisten konden hun lach amper bedwingen toen Vandenbroucke na een persconferentie, voor één keer mét maaltijd (het waren de meer copieuze eters van de Socialistische Mutualiteit die voor de organisatie tekenden), zijn kabinetsmedewerkers aanmaande: “Neem vis. Die gerechten zijn vlugger gaar, en kunnen we sneller terug aan het werk.” Zijn reputatie als asceet kwam er niet zo maar.

Lees verder onder de foto

Frank Vandenbroucke.
Frank Vandenbroucke.

Maar met zijn ernst en dossierkennis dwong hij bewondering af, en zijn persoonlijke reputatie stelde hem in staat om een eigen netwerk uit te bouwen. Als minister had uitstekende contacten met de betere ambtenaren, ook al hadden die niet ‘zijn’ kleur, met werkgevers als Unizo-baas Karel Van Eetvelt, met de top van het katholiek onderwijs (‘de Guimardstraat’) toen hij Vlaams minister van onderwijs was, en vooral in de academische wereld – dat laatste netwerk stopte niet aan de landsgrens.

In Nederland maakte hij indruk bij een lezing voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, war resulteerde in een tekst waarin hij zijn doelstellingen grondig verwoordde: “Naar een nieuwe sociale investeringsagenda’. Dat lag dan weer niet goed bij partijleden. “Frank krijgt vooral applaus van mensen die nooit voor de SP.A zullen stemmen.” Daar was iets van. En zoals vaak is als twee partners van elkaar vervreemden, ligt de schuld nooit exact in het midden, maar zoeken beiden best bij zichzelf naar hun verantwoordelijkheid in die breuk.

Want Vandenbroucke kreeg steeds duidelijker tegenwind. Na de verkiezingen van 2003 verteerde de PS hem niet meer, eerst niet op Sociale Zaken, nadien ook niet op Arbeid. Zijn hervormingen werden afgedaan als ‘anti-Waalse besparingen’, en men had zeker geen oor voor zijn steeds luider pleidooi voor ‘een sociale staatshervorming’. Vandenbroucke waarschuwde ervoor dat, als we de sociale verzorgingsstaat betaalbaar moeten houden, substantiële delen ervan naar de deelstaten zullen moeten, dit om het failliet van de federale staat te vermijden, en het dan onvermijdelijke over kop gaan van de sociale zekerheid.

Vlaamse regering

In 2004 koos hij voor de Vlaamse regering. Als er al commentaar op het optreden van Vandenbroucke kwam vanuit het socialistische hoofdkwartier, was dat negatief. Men vond hem een egoïst: pleiten voor beduidend meer middelen voor sociale zaken toen hijzelf minister van sociale zaken was (vandaar dat fameuze groeipad in de gezondheidszorg), en op het ogenblik dat hij naar Vlaanderen verhuist, vrije tribunes schrijven waarin hij bepleit dat dit groeipad naar beneden moet. Men vond hem dit en dat. Maar goed was het nooit.

Anderzijds ging Vandenbroucke ook zonder veel omkijken door. Toen de SP.A-fractie in de Vlaamse regering op een bepaald ogenblik de forcing wilde voeren tegen een christendemocratisch minister, liet Vandenbroucke de belaagde collega weten: ‘Maak u maar geen zorgen’. Hij joeg de SP.A-fractie terug haar mand in. Met Steve Stevaert werden de relaties zelfs zuur. Het stak Stevaert dat Vandenbroucke zo veel complimenten kreeg, dat de politieke commentaar bijwijlen hagiografische trekjes kreeg, terwijl zijn optreden soms haaks stond op de partijlijn. Dat gevoel van onbehagen werd groter.

En Frank Vandenbroucke werd zeker niet tegen zichzelf beschermd. Dat komt door een andere ontwikkeling binnen de SP.A. Ooit waren de Vlaamse socialisten berucht om hun partijtucht. Die brokkelde volledig af. Het werd een belangenclub: in Antwerpen deed Patrick Janssens zijn ding, Johan Vande Lanotte deed in de federale regering precies wat hij wilde (en in Oostende, en tussen 2005 en 2007 ook als partijvoorzitter, zelfs al stond zijn lijn haaks op die van zijn voorganger Steve Stevaert), Limburg dopte vanzelfsprekend zijn boontjes liefst zelfs, en liefst zonder pottenkijkers van buiten.

Frank Vandenbroucke hoeft niet meer herverkozen te raken, dus hij kan nog meer dan vroeger zich concentreren op het juiste beleid.

In deze krabbenmand kon dus ook Frank Vandenbroucke zijn gang gaan. Hard werkend, geïnspireerd door wat hij zag en vond dat juist en goed was. En hij zou zeker geen rekening houden met een partij waarvan een aantal ontwikkelingen hem steeds minder zinden. En de partij lustte hem ook minder.

Dat kwam ook door brutaal en eigengereid optreden intern: Vandenbroucke was er de man niet naar om zich de kaas van het brood te laten eten. Met partijvoorzitter Caroline Gennez (2007-2011) daalden de verhoudingen tot ver onder het vriespunt. Toen Gennez hem na de Vlaamse verkiezingen niet meer in de Vlaamse regering loodste, was dat evenwel een beslissing die op ruime consensus kon rekening bij ’the powers that be’ in de SP.A. Achteraf werd duidelijk dat die ‘oude krokodillen’ zelfs aangedrongen hadden op de verwijdering van Vandenbroucke, omdat hij té eigengereid optrad en steeds nadrukkelijker vond dat de partij zich naar zijn inzichten te plooien had, in plaats van omgekeerd. De manier waarop Gennez dat deed, was evenwel zonder stijl.

Er zat zelfs een schofterige kant aan, zo bleek toen een hele tijd nadat de operatie zich had voltrokken, in De Standaard een mail uitlekte van een zekere Bartheld Schutyzer. Op een handjevol getrouwen van Gennez na, kende geen enkele SP.A’er de man – het ging ome een goede vriend van de voorzitter, iemand die Gennez wel eens meer van persoonlijk, discreet advies voorzag. Maar ineens lag open en bloot op straat hoe de SP.A-top neerkeek op partijgenoten, zelfs op een politieke ‘reus’ als Vandenbroucke. De denigrerende toon waarop een buitenstaander als Schutyzer niet alleen Vandenbroucke, maar ook andere partijgenoten bejegende, zei alles waarom deze SP.A zo moeilijk aansloeg bij het grote publiek. Men was niet integer en sprak met dubbele tong. Mensen – kiezers, maar ook leden – hoeven niet alle finesses te weten om dat spontaan aan te voelen.

Vandenbroucke was niet zomaar gedegradeerd: hij was geliquideerd. In figuurlijk zin had zich gewoon een politieke moord voltrokken. Elke partijgenoot wist dat, maar iedereen hield zijn mond. Zelf Vandenbroucke hield het in zijn commentaar zuinig bij “een kwetsuur die moest helen.” Er vloeide toen overigens wel meer bloed. Ministers als Ingrid Lieten (ter vervanging van de even onbarmhartig gedumpte Peter Vanvelthoven), Pascal Smet en Freya Van den Bossche (tot haar verbazing werd ook Kathleen Van Brempt geloosd) moesten de socialistische aanwezigheid in de Vlaamse regering veel beter tot hun recht doen komen. De geschiedenis is gekend: de hele operatie is uitgelopen op een gigantisch fiasco, Ingrid Lieten zelf heeft intussen op haar beurt de politiek al lang weer verlaten, Pascal Smet trok zich terug in het Vlamingenreservaat genaamd Brussel.

Joop Den Uyl-leerstoel

Naar buiten toe stelde Vandenbroucke zich nog een tijdje loyaal op, al verrieden sommige tv-beelden (zijn eerste aanwezigheid in het Vlaams Parlement, achteraan de SP.A-banken) dat hij zich ongemakkelijk voelde. Hij werd in 2010 lijstduwer voor de Senaat – een eerste rehabilitatie -, deed het (zeer) goed bij de kiezer en kwam tijdens de beruchte en mislukte onderhandelingen tussen socialisten en N-VA terug in het onderhandelingsteam van zijn partij – men zag tijdig in dat men extra brains voor de staatshervorming best kon gebruiken. Maar door een aantal kleine incidenten liep het ook toen fout en was er eigenlijk geen plaats meer voor Vandenbroucke.

Hij was geen man om in de marge te priegelen of in de Senaat te beschimmelen. Hij concentreerde zich opnieuw op met wetenschappelijk werk en liet zich weer gelden in academische discussies. Aan de Leuvense Universiteit, waar hij werd aangesteld als gewoon hoogleraar, maar ook samen met Bea Cantillon in Antwerpen, waar hij de Herman Deleeck-leerstoel bezette. En uiteindelijk hij was zeer verguld toen hem als eerste buitenlander de Joop Den Uyl-Leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam werd aangeboden. Ook in Oxford wordt naar hem geluisterd. Het was een uitweg met meer kansen dan de politiek hem nog kan bieden. Vandenbroucke is namelijk nooit een altruïst pur sang geweest. En een politicus die een kwarteeuw aan de top van de Wetstraat meedraaide, hoefde men niets wijs te maken. Hij wist dat zijn rol in de nationale politiek uitgespeeld was.

Op zijn manier bleef Frank Vandenbroucke een missionaris van zijn eigen geloof, een beetje prekerig soms, zich wat heiliger voortdoend dan hij zelf was, maar toch en vooral: a man with a mission, een politicus met een project.

Want wat men ook op hem aan te merken had en heeft – en vaak niet eens onterecht: met het vertrek van Frank Vandenbroucke verloor de SP.A in 2011 een politicus van een zeldzaam kaliber. Een man met een overtuiging: niet klassiek ideologisch of levensbeschouwelijk, maar maatschappelijk. Hij droomde van een betere en meer rechtvaardige samenleving, hij vond dat de solidariteit die we samen moeten opbrengen ook betekent dat iedereen daarvoor inspanningen moet leveren, en dat was de drive voor zijn denken en handelen.

Zijn reputatie als ‘dienaar en beijveraar van het algemeen belang’ bleef ongeschonden. Toen een kleine tien jaar geleden er dringend behoefte was aan een nieuw kader voor de pensioenen, werd er twaalfkoppige ‘Commissie Pensioenen 2020-2040’ aangesteld. Toen die commissie haar eindrapport neerlegde, had iedereen het over ‘de Commissie-Vandenbroucke’: zo groot was zijn invloed op het werk. Nadien werd Vandenbroucke ook voorzitter van de Academische Raad van Pensioenen. Pikant detail: de jonge minister van Pensioenen die Vandenbroucke voor die commissie heropviste, was Alexander De Croo – vanaf nu ‘zijn’ premier.

Op zijn manier bleef Frank Vandenbroucke een missionaris van zijn eigen geloof, een beetje prekerig soms, zich wat heiliger voortdoend dan hij zelf was, maar toch en vooral: a man with a mission, een politicus met een project.

Elf jaar nadat Vandenbroucke door zijn eigen partijgenoten feitelijk uit de SP.A-top gezet was, heeft Conner Rousseau die ban gebroken. De Vlaamse socialisten vaardigen meteen een onwaarschijnlijk zwaargewicht af in de federale regering, met op ‘zijn’ terrein meer dossierkennis dan de verzamelde kabinetten van de politieke concurrentie samen. Hij hoeft niet meer herkozen te raken, dus hij kan nog meer dan vroeger zich concentreren op het juiste beleid – hij moet natuurlijk wel mee ervoor zorgen of op zijn minst niet verhinderen dat de SP.A opnieuw méér kiezers dan vandaag aantrekt, dus een goede verstandhouding met Conner Rousseau is hoe dan ook nodig. Al twijfelt niemand die zich nog kan herinneren hoe Frank Vandenbroucke ooit woog op de regeringen waarvan hij deel uitmaakte, dat er vroeg op laat opnieuw een ‘gezonde spanning’ zal optreden tussen partij en regering.

Maar kan het wel anders, dan dat er ook andere Vlaamse socialisten eigen klemtonen leggen die onvermijdelijk zullen verschillen van die van de jonge voorzitter? In een portret dat Knack onlangs van de SP.A maakte, merkte marketeer Fons Van Dyck op: ‘Een zanger is een groep’. De socialistische partij wordt vandaag te fel vereenzelvigd met de jonge voorzitter alleen, andere ’toppers’ zijn dringend nodig. Met het aantrekken van Frank Vandenbroucke heeft de SP.A de ritmesectie alvast op punt gesteld: boenk-boenk-boenk, he zal en moet met de sociale zekerheid en de volksgezondheid weer vooruit gaan – Vooruit, jawel: met de kritiek dat Vooruit alleen maar een pr-operatie is, is meteen afgerekend met de komst van Frank Vandenbroucke. Socialisme gaat ook weer over inhoud.

Dit artikel is een geactualiseerde, aangevulde en deels herschreven versie van ‘Leven en Werken van Frank Vandenbroucke’ dat op knack.be op 24 september 2011 verscheen, toen Vandenbroucke ontslag nam uit de senaat en het er op leek dat hij de actieve politiek definitief achter zich liet.

Partner Content