Aapjes voor de leeuwen: mag de zoo gezonde dieren slachten?

surplusdieren
© Getty
Lotte Debrauwer
Lotte Debrauwer Medewerker Knack

Mogen dierentuinen gezonde dieren doden om plaats te maken voor andere dieren? Zoo Planckendael en Antwerpen houden vast aan een no-kill beleid, andere Europese parken doden hun surplusdieren wel. Hoe nobel zijn de principes van de Vlaamse dierenparken echt? En kunnen ze dat volhouden?

Sören Decraene is een Vlaamse dierenarts die in Zweden woont. Na een lang selectieproces vindt hij er de job van zijn leven. In januari 2023 start Sören als dierenarts in Kolmården, een van de grootste dierentuinen in het zuiden van het land. Hij kan er zijn specialisatie in chirurgie ten volle inzetten.

Vijf weken en vele dode dieren later besluit Sören een stap opzij te zetten – voor zijn eigen welzijn. Het is het begin van een lange zoektocht met veel slapeloze nachten. ‘Op het ene moment sta je dat beest te aaien en het gerust te stellen. En even later – pang – schiet je het door de kop. Daarvoor ben ik toch geen dierenarts geworden?’

Het doden van surplusdieren is nochtans een bekende tactiek. Surplusdieren zijn dieren die in dierentuinen zijn gekweekt, maar die na hun geboorte ‘niet meer nuttig’ blijken voor het kweekprogramma. Omdat hun genenpoel niet interessant is om mee te fokken, omdat het programma liever vrouwtjes dan mannetjes wil, of omdat er conflict is binnen een sociale groep.

‘Op het ene moment sta je dat beest te aaien en het gerust te stellen. En even later – pang – schiet je het door de kop.’

De kweekprogramma’s zijn Europees georganiseerd, onder de paraplu van EAZA, de European Association of Zoos and Aquaria. Per soort is één dierentuin verantwoordelijk, en die doet aanbevelingen voor het fokken en verplaatsen van dieren. De KMDA (Koninklijke Maatschappij Dierkunde Antwerpen), de organisatie achter Zoo Planckendael en Zoo Antwerpen, coördineert vanuit ons land het programma van zes soorten. Dat zijn de okapi, de congopauw, de bonobo, de monniksgier, de Mexicaanse soldatenara en het goudkopleeuwaapje.

Unieke afspraak

Als Sören in 2023 als dierenarts begonnen was bij Zoo Antwerpen of Zoo Planckendael, was alles anders gelopen. Die dierentuinen hanteren namelijk een no-kill beleid. En dat is best opvallend.

De bal ging aan het rollen in 2014. Toen doodde de zoo van Kopenhagen de tweejarige giraffe Marius. De genen van Marius waren oververtegenwoordigd in het kweekprogramma. Zijn Deense dierenarts schoot hem door het hoofd. Marius is een iconisch stukje dierentuingeschiedenis. Hij werd de posterboy van de discussie in Europa en ver daarbuiten.

Een jaar na Marius barstte ook in ons land het debat los. Dierenrechtenorganisatie Gaia bracht aan het licht dat de Zoo Planckendael een algazel en twee bizons had afgemaakt. Minister van Dierenwelzijn Ben Weyts (N-VA) greep de gelegenheid aan om Gaia en de KMDA rond de tafel te brengen. Het resultaat van die gesprekken? Een ‘no-kill charter’. Daarin engageert de KMDA zich om het doden van gezonde zoogdieren ‘niet als actief beheersmiddel in te zetten’.  

© Getty Images/iStockphoto

Knack kon geen voorbeeld vinden van soortgelijke afspraken met dierentuinen in andere landen. Er zijn wel Europese landen waar surplusdieren doden wettelijk niet is toegestaan, zoals bijvoorbeeld in Polen en Italië. In Duitsland kan het volgens de wetgeving alleen als er een ‘gegronde reden’ voor is. ‘Onze dierentuinwetgeving bevat geen verbod op de praktijk’, legt Lore Decommer uit, beleidsmedewerker bij Dierenwelzijn. ‘Het is een afweging die de dierentuinen zelf maken.’

Die afweging komt neer op het volgende: willen we individuele dieren beschermen of focussen we ons op soortbehoud? Het gros van de dierentuingemeenschap vindt dat we individuen moeten opofferen om in te zetten op genetische variatie in de kweekprogramma’s. Dat is een compleet problematisch idee, stelt ethicus Koen Margodt. Hij bestudeert al jaren de relatie tussen mens en dier en is verbonden aan het Jane Goodall Institute. Margodt, net als wijlen Jane Goodall een overtuigde veganist, vindt niet dat wij als mens zomaar een gezond dier mogen omleggen. Zijn Amerikaanse collega, bioloog Marc Bekoff, introduceerde zelfs de term ‘zoothanasie’ om de praktijk te benoemen.

Achter de schermen

Wat houdt zo’n no-kill beleid zonder ‘zoothanasie’ dan in? De zoo doodt geen surplusdieren, maar zoekt voor elk exemplaar ‘een gepaste bestemming’, zo luidt het charter. Dat kan via een transfer naar een andere zoo, herintroductie in de natuur, of het dier kan ook afgezonderd worden van de rest van de groep. Alles gebeurt steeds ‘met het welzijn van het dier voor ogen’, aldus het charter.

‘Twee volwassen moormaki’s zaten hier een jaar lang in een klein hok achter de schermen. We vonden geen plek voor hen.’

Maar is dat ook echt zo? Nee, zegt een verzorger in Planckendael. Hij geeft het voorbeeld van de moormaki’s, kokette halfaapjes uit Madagaskar. ‘Een tijd geleden zaten hier twee volwassen vrouwtjes een jaar lang in een klein hok achter de schermen. We vonden geen plek voor hen.’ De zoo had verschillende keren gekweekt met vrouwtje Kimmie in de hoop op een mannelijk jong – zonder succes. Het gevolg? Ze zaten met veel vrouwtjes opgescheept die ze moeilijk kwijt raakten.

In een ander deel van het park, bij de bonobo’s, wijst een verzorger de verschillende apen aan. Niet makkelijk om ze uit elkaar te houden, ‘maar gelukkig is een van de bonobo’s kalend, dus die haal je er zo uit’, lacht ze. Met meer dan twintig van de imposante mensapen in huis bereikt de zoo stilaan haar grenzen. ‘Alle vrouwtjes zitten aan de pil’, zegt de verzorger. ‘Dat is de beste manier, want dat is omkeerbaar. We kunnen ook een implantaat steken, maar soms blijven vrouwtjes onvruchtbaar als we dat weer wegnemen.’

‘Dierentuinen zijn bijna pretparken: attracties, souvenirwinkels, fastfood, shows, … Hoe kan dat dé plek zijn om bedreigde diersoorten te redden?’

Tijdelijke of permanente geboortebeperking is het middel bij uitstek om surplusdieren te vermijden. Maar veel dierentuinen zijn koele minnaars van contraceptie, omdat het problemen kan geven met de gezondheid en het welzijn van dieren. Arne Lawrenz, directeur van de Duitse zoo Wuppertal, vindt dat je voortplanting niet mag wegnemen: ‘Een kroost grootbrengen brengt cruciale verrijking in een dierenleven’.

Goudkopleeuwaapje © Getty

Bang voor het publiek

Uiteraard ga je voor zulke beslissingen niet over één nacht ijs. Sinds 2019 moeten Vlaamse dierentuinen een ethische commissie aanstellen. Die moet het zoomanagement onder meer adviseren over de kweekplanning, surplusdieren en het afzonderen van dieren.

Hilde Vervaecke, gedragsbioloog en docent aan de Odissee Hogeschool, was een van de voortrekkers van de ethische commissies. ‘Dat die verplicht zijn is een goede zaak, maar in de praktijk is er nog veel werk aan de winkel’, zegt ze in een telefoongesprek. ‘Het ontbreekt dierentuinen nog aan expertise om goed na te denken over ethische vraagstukken.’ Daarom organiseerde de Dienst Dierenwelzijn in januari een netwerkevenement voor de ethische commissies. In het verslag van dat event, dat Knack kon inkijken, staat dat ‘dierentuinen hun ethische beslissingen vaak niet kenbaar maken uit vrees voor negatieve oordelen vanuit het publiek’.

Niemand wil zich aan de kwestie verbranden, dat wordt duidelijk tijdens ons onderzoek. Ja, de KDMA past nog altijd een no-kill beleid toe, maar veel meer dan dat wil woordvoerder Ilse Segers van de KMDA niet kwijt. Onze vraag naar praktijkvoorbeelden en cijfers over contraceptie en isolatie blijft onbeantwoord. Knack probeerde in contact te komen met Bellewaerde, dat een visie rond populatiebeheer aan het uitwerken is, maar kreeg geen respons.

‘De natuur is geen Disneyfilm, en dat mogen bezoekers ook weten.’

En dan is er nog die andere grote dierentuin in België, Pairi Daiza. Ook zij spraken zich publiekelijk al vaak uit voor een no-kill beleid. ‘We zijn er niet om dieren te doden’, laat woordvoerder Johan Vreys weten. Maar een bezoek om dat beleid in actie te zien? Dat zit er niet in.

© Getty

Disneyfilm

Het kan ook anders. In de Rotterdamse dierentuin Blijdorp hoef je zelfs niet met een woordvoerder te spreken om bij te leren over het surplusbeleid. Op bordjes bij de dierenverblijven worden bezoekers ingelicht over ‘verdwenen’ dieren die gedood zijn en geserveerd aan de vleeseters. In de Duitse Zoo Wuppertal hangt een verzorger een compleet geitenkadaver rond een boom  in het leeuwenverblijf, zo zien we in een documentaire van Deutsche Welle. Het publiek reageert geschokt, maar zoodirecteur Arne Lawrenz legt meteen uit: ‘De natuur is geen Disneyfilm, en dat mogen bezoekers ook weten.’

Eén ding staat vast: de publieke opinie is niet mals als de zoo populaire dieren doodt. Dat ondervond de Duitse zoo van Nuremberg afgelopen zomer. Het park kreeg veel kritiek nadat het twaalf overtollige bruine bavianen had gedood en aan de roofdieren gevoerd. Activisten probeerden zelfs de zoo binnen te dringen om de beslissing tegen te houden, maar tevergeefs.

‘Dat ligt zo moeilijk,’ zegt gedragsbioloog Hilde Vervaecke, ‘omdat dierentuinen van het publiek een soort basisvertrouwen krijgen, ook al weet men niet wat daar precies gebeurt. Het doden van gezonde dieren strookt niet met het beeld dat mensen hebben van een dierentuin.’

‘Als dierentuinen echt zouden focussen op herintroducties, zou de zoo er heel anders uitzien, met veel minder en veel kleinere soorten.’

Vervaecke wijst ook op de financiële impact van een no-kill beleid. ‘Met steeds strengere dierenwelzijnsnormen wordt het moeilijker voor dierentuinen om rond te komen. Surplusdieren doden kan dan een economische beslissing zijn. Want het voortbestaan van dierentuinen is niet gegarandeerd.’  

Ark van Noach

En daarmee brengt Vervaecke ons bij de olifant in de kamer. Heeft de zoo nog een toekomst?

Dierentuinen presenteren zichzelf graag als een moderne ark van Noach met reservepopulaties voor de natuur. Maar de cijfers tonen aan dat slechts 60 procent van de dieren in EAZA-dierentuinen daadwerkelijk bedreigd is. ‘Als dierentuinen zouden focussen op herintroducties, dan zou de zoo er heel anders uitzien’, beweert Koen Margodt. ‘Je zou er veel minder en kleinere soorten houden die belangrijk zijn voor de biodiversiteit, zoals kleine primaten, rode panda’s en amfibieën.’

De Zweedse onderzoeker Helena Pedersen vraagt ons uit te zoomen: ‘Kijk nu eens goed naar een dierentuin. Dat zijn bijna pretparken: attracties, souvenirwinkels, fastfood, shows… Hoe kan zo’n commerciële omgeving in hemelsnaam dé plek zijn om bedreigde diersoorten te redden?’

© Getty Images/iStockphoto

Rookgordijn

Sören Decraene moest in Kolmården pasgeboren leeuwenwelpjes chippen, terwijl net daarvoor drie leeuwen van anderhalf jaar afgemaakt waren wegens plaatsgebrek. ‘Dat klopt toch niet?’ vraagt de dierenarts zich hardop af. ‘Volgens mij wilde de zoo gewoon nieuwe welpen om bezoekers te trekken.’ Ethicus Margodt ziet in het ‘populatiebeheer’ van dierentuinen vooral een rookgordijn: ‘Als dierentuinen jonge, gezonde dieren doden, is dat vooral om het voortbestaan van de zoo te verzekeren.’

Sören rijdt nu met zijn veterinärklinik op wielen door het Zweedse platteland, ver weg van dierentuinen. Hij is opgelucht, want hij heeft weer plezier gevonden in zijn werk. ‘Het surplusdoden heeft mijn geloof in dierentuinen kapotgemaakt, maar ik wist wel dat ik nog als dierenarts wilde werken.

Zo’n 1500 kilometer naar het zuiden, in Vlaanderen, is de kwestie nog lang niet van tafel. Doden of niet doden? Het is de vraag die boven de toekomst van de dierentuinen blijft hangen.

Dit artikel kwam tot stand met steun van Journalism Fund Europe.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise