‘België is al halve eeuw immuun voor een structurele begrotingscrisis. Kan corona dat doorbreken?’

‘Onze structurele uitdagingen inzake publieke financiën, vergrijzing, klimaatverandering en verouderde infrastructuur zullen het virus overleven’, schrijft Johan Albrecht van Itinera. ‘En die zullen nog prangender worden als onze politici blijven morrelen in de marge.’

Wordt 2020 een uitzonderlijk economisch rampjaar of toch een kanteljaar dat ingrijpende hervormingen inleidt? Een gedurfd en adequaat herstelbeleid kan de grote schade door de lockdowns op middellange termijn beperken. Klinkt logisch bij een economische krimp van tot 12% en dieprode begrotingscijfers. Met wat logisch oogt kopen we niets want een groot begrotingstekort is in ons land nooit een garantie geweest op ambitieuze hervormingen.

Tussen 1970 en vandaag genoten we van vele goede tot zeer goede economische jaren maar was het netto te financieren begrotingssaldo slechts vijf keer licht positief. Ook in de allerbeste economische jaren was het begrotingssaldo nooit uitgesproken positief, bijvoorbeeld hoger dan 2% van het BBP. Meer dan 25 begrotingsjaren na 1970 werden afgesloten met een netto te financieren overheidstekort van meer dan 3% van het BBP. Ons land is al een halve eeuw immuun voor een structurele begrotingscrisis. Kan het coronavirus deze immuniteit doorbreken?

België is al halve eeuw immuun voor een structurele begrotingscrisis. Kan corona dat doorbreken?

In het verlanglijstje van ingrijpende hervormingen staat een ambitieuze fiscale hervorming met stip op één. De toekomstige generaties verdienen een beheersbare overheidsschuld en een overheid die de toekomst kan voorbereiden. En wie kan tegen fiscale hervormingen zijn die onze economie op een duurzame en kwalitatieve in plaats van kwantitatieve manier doet floreren? Maar we praten ook al enkele decennia over fiscale vereenvoudigingen terwijl het aantal fiscale codes jaar na jaar blijft toenemen.

Op plaats twee in de hervormingshitparade vinden we meer doelmatige overheidsuitgaven. Onze begrotingstekorten zijn immers niet het gevolg van ambitieuze publieke investeringsprogramma’s om de toekomst van ons land voor te bereiden. Het aandeel van de publieke investeringen in het BBP daalde van 5,5% in de periode 1970-1980 tot 2,2% in de periode 1990-2020. Door dertig jaar vooral te kiezen voor een hoge consumptie – of de weg van de minste weerstand – zijn vanaf morgen belangrijke publieke investeringen nodig om onze basisinfrastructuur future-proof te maken. Zo steeg de bevolking van Brussel in de afgelopen 20 jaar met ongeveer 20% terwijl de capaciteit van het lokale openbare vervoer amper toenam. De tijdsverliezen door files in en Brussel namen wel sterk toe.

Op termijn muteert het coronavirus misschien tot een vervelende verkoudheid maar onze structurele uitdagingen inzake publieke financiën, vergrijzing, klimaatverandering en verouderde infrastructuur zullen het virus overleven. Wie hoopt op 2020 als kanteljaar, stelt vanzelf de vraag hoe een adequate beleidsreactie op belangrijke en goed voorspelbare uitdagingen zolang kon uitblijven? Hoelang wordt er al niet gedebatteerd over pensioenhervormingen en de kost van de vergrijzing? En intussen bestaat het internationale klimaatbeleid al bijna dertig jaar. Voor het uitblijven van een sterke beleidsreactie op grote uitdagingen bestaat geen eenduidig antwoord.

Het recente debat over onze negen excellenties met een bevoegdheid inzake volksgezondheid doet wel denken aan de cultuur van ‘organized irresponsibility‘ die Ulrich Beck introduceerde in zijn boeken Risk Society (1992) en World Risk Society (1999). In zijn analyse van de moderne risicomaatschappij zijn de globale markt en de complexe maar logge overheid voor Beck twee belangrijke uitingen van georganiseerde onverantwoordelijkheid. Beide instituties moeten geen verantwoording afleggen, ook niet tegenover zichzelf. Ondanks de welvaartscreatie van de laatste decennia leven we volgens Beck in toenemende mate in een ‘uninsured society’ en lijken we hierin te berusten.

We kunnen ons inderdaad niet verzekeren tegen de mogelijke impact van de klimaatverandering, biodiversiteitsverliezen, de uitval van cruciale infrastructuur of gecoördineerde cyberaanvallen. Het coronavirus werd op januari al op televisie aangekondigd maar zelfs de bouw van een noodhospitaal met een capaciteit van tienduizend bedden in Wuhan maakte niet de minste indruk. Wat later gingen we onbezorgd op Krokusverlof in Noord-Italië en de rest van het verhaal is gekend.

Het coronavirus confronteerde ons in maart 2020 o.a. met onze grote afhankelijkheid van de geglobaliseerde en anonieme bevoorradingsketen. Voor sommigen is het de schuld van het ‘marktdenken’ dat we lang over onvoldoende mondmaskers beschikten. Door de quarantaines in Hubei, Zuid-Korea en Noord-Italië vielen in maart 2020 heel wat Europese bedrijven plots zonder grondstoffen en onderdelen. Uit analyses van Resilinc bleek dat de duizend grootste bedrijven ter wereld begin maart afhankelijk waren van twaalfduizend producenten en logistieke spelers in zones met een lockdown of quarantaine wegens COVID-19.

Door het virus had ook een deel van de globale supply chain nood aan beademing. En beseffen we voldoende dat tachtig procent van alle actieve farmaceutische ingrediënten die in Europa gebruikt worden, ingevoerd wordt uit China en India? China is ook goed voor zestig procent van de wereldwijde productie van paracetamol. Deze afhankelijk is niet per definitie problematisch maar meer transparantie over de mogelijke implicaties is geen overbodige luxe.

Voorlopig wordt niet gewerkt aan een vaccin tegen ‘organized irresponsibility‘. De structurele uitdagingen worden nog prangender indien onze overheden blijven morrelen in de marge. Om de impasse door ‘organized irresponsibility‘ op termijn te laten muteren tot een model op basis van ‘organized responsibility‘ is een wervend maatschappelijk veranderingsproject essentieel.

Dit is bij voorkeur een ruim project waar niemand echt tegen kan zijn. Vandaag strijden we tegen het onzichtbare virus maar na deze strijd biedt het verhogen van de levenskwaliteit veel opportuniteiten. De focus van het beleid komt dan te liggen op meetbare veranderingen in de infrastructuren en in de publieke ruimte die de levenskwaliteit van de bevolking verhogen. En daarbij is er steeds een link met het coronavirus. Zo lieten de hotspots van conventionele luchtvervuiling een hogere coronamortaliteit noteren. Luchtvervuiling tast de longen en het immuniteitssysteem aan. Volgens het Europese Milieuagentschap overlijden in Europa jaarlijks meer dan 400 000 mensen vroegtijdig als gevolg van conventionele luchtvervuiling (in het bijzonder fijn stof).

Toch is een sterke verbetering van de luchtkwaliteit nog steeds geen uitgesproken beleidsambitie. Enkele grote steden boeken wel grote klimaat- en milieuwinsten en kunnen zo inspireren. Het succes van deze steden is dikwijls een verhaal van voldoende middelen en autonomie op het lokale niveau. Tijdens een lockdown light leef je best in een omgeving met voldoende groene zones. De vergroening van onze steden verhoogt de levenskwaliteit en past binnen een strategie van klimaatadaptatie. Groenzones in de stad beperken het urban heat island effect waarbij warmte lang wordt vastgehouden in asfalt en beton. Door rijstroken en parkeerplaatsen in de ruilen voor groenzones op maat van voetgangers en fietsers, geven we deel van de openbare ruimte die te lang opgeëist werd door de pendelaars in bedrijfswagens terug aan de lokale bevolking.

Door stap voor stap te investeringen in de juiste infrastructuur, in aantrekkelijke steden en mensen creëren we jobs en een positieve dynamiek. Hierdoor kan op termijn hopelijk ook het vertrouwen toenemen om ook de grote budgettaire kwesties structureel aan te pakken.

Johan Albrecht is senior fellow bij het Itinera Institute en doceert milieu-economische vakken aan de Universiteit Gent. Dit jaar verscheen zijn boek Coronashock. Hoe de coronacrisis de veerkracht van onze economie en samenleving kan versterken (Borgerhoff-Lamberigts).

Partner Content