Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

Met haar tweede roman, ‘De kraaien zullen het zeggen’, bevestigt Ann-Marie MacDonald het vele goeds dat over haar debuut is geschreven. Al is er één maar.

Ann-Marie MacDonald, ‘De kraaien zullen het zeggen’, uit het Engels vertaald door Marion Op den Camp en Maxim de Winter, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 811 p., euro 22,50 (pb) / 29,50 (geb.).

We schrijven 1962. Een uitstekend wijnjaar, al moet dat dan nog blijken, en ook om andere redenen memorabel. Fidel Castro sluit een handelsverdrag met de Sovjet-Unie van Nikita Chroesjtsjov, wat dus ook het begin is van het Amerikaanse handels- embargo tegen Cuba. John Glenn is de eerste Amerikaan in een baan om de aarde – de eerste mens was, bijna twee jaar eerder, een Rus: Joeri Gagarin. Adolf Eichmann, de administrateur van de holocaust, die ervoor zorgde dat al de transporten naar de uitroeiingskampen zo gesmeerd liepen, wordt in Israël na een geruchtmakend proces ter dood veroordeeld en opgehangen. Het Belgische voogdijgebied Ruanda-Urundi wordt onafhankelijk als de twee aparte staten Rwanda en Burundi. De VS laten boven het Zuidzee-eilandje Johnston een waterstofbom ontploffen. Telstar, de eerste communicatiesatelliet, wordt gelanceerd. President John F. Kennedy verklaart dat er voor het decennium om is mensen – Amerikaanse mensen, welteverstaan – op de maan zullen wandelen.

Later op het jaar, in oktober en november, woedt de Cubaanse crisis tussen Washington en Moskou. De laatste van de ‘Marsen op Brussel’ stapt door de straten van de hoofdstad; de grens tussen de verschillende taalgebieden in België wordt bij de wet vastgelegd. Rik Van Looy wint de Ronde van Vlaanderen, Jacques Anquetil de Ronde van Frankrijk. How the West Was Won verovert de bioscopen, de Beatles zingen ‘Love Me Do’.

Niet al deze gebeurtenissen spelen een even grote rol in De kraaien zullen het zeggen, maar in deze roman, haar tweede, situeert de Canadese Ann-Marie MacDonald het leven van haar hoofdpersonages wel expliciet tegen de achtergrond van de toenmalige wereldpolitiek, die beheerst wordt door de ruimtevaartwedloop en de Koude Oorlog (het jaar voordien, 1961, is in Berlijn de Muur gebouwd). Dat is ook het grootste verschil met haar fenomenale debuut, Laten wij aanbidden (1997), dat in de eerste helft van de twintigste eeuw speelt, al klonken ook daar bij gelegenheid echo’s van de Grote Wereld in door. Maar er is ook op zijn minst één overeenkomst: ‘De vogels zagen de moord’, zo luidt de eerste zin op de eerste van de 811 pagina’s. Laten we niet denken dat dit wél een idyllisch verhaal wordt. Al begint het natuurlijk wel zo, want MacDonald houdt van drama en verstoring, en dus moet er eerst ook wel iets zijn dat verstoord kan worden: ‘In 1962 is het nog mogelijk dat een autorit het hoogtepunt van de week is voor een gezin. Als een koning achter het stuur op vier met staal versterkte banden, de wijde wereld in. Rijden maar, we zien wel waar we uitkomen. Hoeveel kilometer nog, pap?’

Vader Jack McCarthy, een voormalig gevechtspiloot van de Royal Canadian Air Force, is net met zijn gezin op weg naar de basis Centralia, in de inderdaad centraal gelegen provincie Ontario, waarheen hij uit Duitsland is overgeplaatst. Hij zal er de officierenschool gaan leiden. Zijn vrouw Mimi, een Acadienne (Franstalig Canadese), zal er haar eer in stellen hun nieuwe huis daar binnen een week helemaal op orde te hebben. De kinderen, Mike, bijna twaalf, en de achtjarige Madeleine zullen weer nieuwe vriendjes maken, en het leven zal goed zijn.

MacDonald neemt er haar tijd voor, om dat goede leven te schilderen. Wat zijn het toch een keurige mensen, daar in Canada, veertig jaar geleden. Men geeft weleens een feestje, er is bios- coop. De gedachte dat er zich iets anders zou kunnen voordoen dan groeiende voorspoed en welvaart komt bij niemand op. Ja, die Russen en die Amerikanen, en die raketten en zo, jawel, jawel – maar ons zal het goed gaan, wij werken hard, wij zijn decente mensen.

En dat is ook zo. Hoewel… De wereldpolitiek wringt zich Jacks bestaan binnen als hij ingaat op het verzoek van zijn vroegere vlieginstructeur om te helpen bij de opvang van een overgelopen raketwetenschapper uit – denkt hij althans – de USSR, die uiteindelijk bij de Amerikaanse NASA terecht moet komen. Het klinkt spannender dan het blijkt te zijn: hij moet deze Oskar Fried af en toe een boodschap bezorgen of hem ergens heen te brengen, meer niet. Maar het moet wél geheim blijven. Daardoor begint Mimi, die niets anders te doen heeft dan zich met hun sociale leven te occuperen, te vermoeden dat hij een affaire heeft. En ze waren nog wel zo gelukkig met elkaar.

ONPRETTIGER DINGEN

Ondertussen zijn er met Madeleine nog heel wat onprettiger dingen aan de hand, in het nablijfklasje bij de nieuwe leraar, meneer March. En niet alleen met haar. Als goed een halfjaar nadat de McCarthy’s zich in Centralia hebben gevestigd een van die andere meisjes, Claire McCarroll, verkracht en levenloos wordt aangetroffen, liggend in een weiland aan de rand van het bos, gaat er een schok door de kleine gemeenschap.

Op dat punt begint MacDonald de complexe intrige van De kraaien zullen het zeggen te ontvouwen. Voor de moord gaat een onschuldige de gevangenis in. Jack McCarthy had dat kunnen verhinderen, maar door omstandigheden in verband met zijn ‘NASA-opdracht’ kan hij het alibi van de verdachte niet bevestigen, omdat hij dan zijn eigen geheim zou moeten onthullen. Ook Madeleine heeft een stuk van de puzzel die de moord is in handen, maar ze doet er niets mee.

Het is het kernthema van het hele boek: hoe funest zwijgen kan zijn, dat misplaatste discretie een leugen is, en dat leugens levens kunnen vernietigen. MacDonald trekt dat ook door naar de grote wereld, waar, bijvoorbeeld, het maanlandingsprogramma van de NASA veel te danken blijkt te hebben aan voormalige nazi’s als Wernher von Braun (van wie ‘Oskar Fried’ een collega was, zoals Jack ontdekt). In dat opzicht is deze roman ambitieuzer dan MacDonalds debuut, een ambitie die de schrijfster ook waarmaakt.

Teleurstellend is daarentegen dat ze in de finale van haar roman de volwassen Madeleine, dan een bekende stand-up comedian en tv-persoonlijkheid geworden, het raadsel van de moord op haar voormalige klasgenootje alsnog laat oplossen met behulp van, godbetert, verdrongen herinneringen, dit allergrootste cliché uit de bazaar der psychoblabla.

Het doet afbreuk aan het boek als geheel, maar gelukkig is daar voor de rest veel terug te vinden van wat MacDonalds vorige tot zo’n geweldige roman maakte: haar grote evocerende kracht, haar epische adem, haar stilistische kwaliteiten, en haar geweldige vermogen om uit het perspectief van kinderen te werken, en de dramatische ironie die daaruit voortvloeit – want ook hier weer, net zoals met de meisjes Piper uit Laten wij aanbidden, blijkt Madeleine als meisje van allerlei dingen getuige te zijn geweest die ze als zodanig wel heeft gezien, maar zonder te weten wat het nu precies is dat ze heeft gezien, wat er de implicaties van zijn.

Ann-Marie MacDonald heeft dusdoende met De kraaien zullen het zeggen een waardige opvolger voor haar debuutroman geschreven, die meer doet dan de lezer alleen onderhouden – wat bij een boek van meer dan achthonderd pagina’s op zichzelf overigens al een prestatie is. Maar had die titel nu echt niet als ‘De kraaien zullen het uitbrengen‘ vertaald kunnen worden û of gelden uitdrukkingen die ook honderd jaar geleden al gebruikt werden per definitie als archaïsch in Amsterdam?

Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content