Marnix Verplancke

Vijftig jaar geleden verscheen het cultboek ‘The Catcher in the Rye’ van J.D. Salinger. Een pleidooi tegen de wereld van volwassenen.

John Updike en Vladimir Nabokov drukten meermaals hun bewondering voor hem uit en Norman Mailer noemde hem een van de grootste genieën die er ooit hebben geleefd. Ook dichter bij huis kon hij op veel sympathie rekenen. Herman Brusselmans schreef zijn in 1984 verschenen debuut Prachtige ogen helemaal in zijn stijl, als een ode aan de meester. Ronald Giphart kan bij wijze van spreken niet over hem zwijgen en ook Doeschka Meijsing erkent dat hij voor haar beginnend schrijverschap van doorslaggevend belang was.

We hebben het over J.D. Salinger, de man van vooral één boek: The Catcher in the Rye. Van deze roman gingen inmiddels wereldwijd 65 miljoen exemplaren over de toonbank. En mocht u in uw boekenkast toevallig een eerste druk hebben staan, dan kunt u dat kleinood maar beter naar uw bankkluis verhuizen. De prijs schommelt immers rond de 470.000 frank (11.651 euro).

Deze maand precies vijftig jaar geleden verscheen bij uitgeverij Little, Brown in Boston het debuut van de schrijver die tot dan toe alleen een paar verhalen in The New Yorker had gepubliceerd. Het boekje, met de enigmatische titel The Catcher in the Rye, werd meteen door de pers opgemerkt en overal groot besproken. De kritieken waren verdeeld. Het merendeel was echter laaiend enthousiast en degenen die er negatief over schreven, deden dat vooral door de controversiële, pessimistische inhoud en de schuttingtaal waarin die verwoord werd. De reden ook waarom het boek jarenlang op zwarte lijsten van scholen en openbare bibliotheken stond.

Waar ging het om? De vanger in het graan, zoals de titel van de Nederlandse vertaling luidt, is de lange monoloog van ene Holden Caulfield, zestien jaar en rebel. Een paar dagen voor de kerstvakantie is hij weggestuurd van Fencey Prep, een jongensschool in Pennsylvania. Het is niet de eerste keer dat hem dat overkomt en omdat hij pas een dag of drie later thuis in New York verwacht wordt, besluit hij met het geld dat hij van zijn grootmoeder heeft gekregen een stapje in de wereld te zetten. Hij neemt een hotelkamer, nodigt er een prostituee uit, zet het op een zuipen en loopt vooral heel veel rond. Die drie dagen zijn te beschouwen als een initiatierite in de volwassenheid en het resultaat is niet zo fraai. Holden gaat van de ene afknapper naar de andere desillusie en niets kan bevrediging brengen. De wereld der volwassenen blijkt door schijnheiligheid geregeerd te worden, of om het met het woord te zeggen waar Salinger en Caulfield voor eeuwig aan gelinkt zullen worden: alles is phoney. Iedereen wil zo waarachtig en enthousiast overkomen dat authenticiteit, eerlijkheid en oprechte verwondering erbij inschieten. Volwassenen, zo blijkt ook, voelen zich voor niets te goed, als er maar geld aan te pas komt. Neem nu bijvoorbeeld Holdens oudere broer D.B. Dat was een schrijver van dertien in een dozijn tot hij een succesvolle verhalenbundel uitbracht en door de filmwereld werd gecontacteerd. Daarna schreef hij scenario’s voor Hollywood, en Holden heeft maar één woord voor hem veil: een hoer.

KINDEREN ZIJN ONSCHULDIG

Geen enkele volwassene durft zichzelf te zijn, en dat in tegenstelling tot kinderen, een fase die hij nog maar net ontgroeid is. Kinderen, en dan zeker zijn zusje Phoebe die hij zowat verafgoodt, zijn onschuldig. Maar het leven wil nu eenmaal dat ze die onschuld verliezen. Wanneer hij bijvoorbeeld de woorden fuck you op de muur gekalkt ziet staan, probeert hij die er verwoed met zijn handen af te wrijven. Dan merkt hij echter dat de woorden er met een mes ingekrast zijn en het besef daagt: ook al had hij een miljoen jaar de tijd, dan nog zou hij niet de helft van alle fuck you’s kunnen opruimen.

En daar komt de titel van het boek op de proppen. In een gesprek met Phoebe vertelt hij, in de onnavolgbare stijl die Salinger beroemd heeft gemaakt, over de droom die hij heeft: ‘Maar goed. Ik zie de hele tijd een heleboel kinderen voor me die het een of andere spel aan het doen zijn in een groot graanveld. Duizenden kleine kinderen en er is niemand bij – geen grote mensen, bedoel ik – behalve ik. En ik sta op de rand van de een of andere krankzinnige afgrond. En wat ik nou moet doen, is dat ik ze moet vangen als ze in de afgrond dreigen te vallen – als ze dus aan het hollen zijn en niet uitkijken waar ze lopen, moet ik ergens vandaan komen en ze vangen. Dat is het enige wat ik de hele dag zou doen. Dan was ik dus de vanger in het graan. Ik weet dat het gestoord is, maar dat is het enige wat ik echt zou willen worden. Ik weet dat het gestoord is.’

In zijn achterhoofd speelt daarbij ook steeds zijn aan leukemie gestorven kleine broertje Allie. In een van de prachtigste scènes van het boek vertelt Holden over de woede die deze nutteloze dood bij hem opriep: ‘Ik was nog maar dertien en ik moest in analyse en zo, omdat ik alle ramen in de garage gebroken had. Niet dat ik ze iets verwijt, echt niet. Ik sliep in de garage, de nacht dat hij stierf, en ik ramde al die ramen met mijn vuist kapot, zomaar. Ik probeerde zelfs nog om de ramen van de stationcar die we die zomer hadden in te slaan, maar tegen die tijd had ik mijn hand al gebroken en zo, en ging het niet. Het was ontzettend stom van me, dat geef ik toe, maar ik wist nauwelijks wat ik deed, en je hebt Allie niet gekend. Mijn hand doet af en toe nog steeds pijn als het regent en zo, en ik kan geen echte vuist meer maken – niet echt hard, bedoel ik -, maar afgezien daarvan kan het me niet veel schelen. Ik bedoel, ik ben toch niet van plan om chirurg of violist of zoiets te worden.’

Als Holden een vroegere leraar ontmoet en die hem vertelt dat hij zich uiteindelijk wel bij de wereld zal moeten neerleggen en dat hij als vanger altijd zal mislukken, lijkt hij de realiteit echter te willen aanvaarden. Op het einde van het boek staat hij te kijken naar Phoebe die in de regen op de paardenmolen van Central Park zit. Alle kinderen doen hun uiterste best om de gouden ring te pakken te krijgen die een gratis beurt oplevert en ze nemen daarbij grote risico’s, ook Phoebe. Maar Holden beseft dat hij haar haar gang moet laten gaan. Valt ze, dan valt ze, maar het is slecht om haar te waarschuwen.

SPIRITUELE LANDLOPER

In feite had The Catcher in the Rye niet bij Little, Brown moeten verschijnen, maar wel bij de New Yorkse uitgever Harcourt Brace. Maar omdat die iets aan het manuscript veranderd wou zien, trok Salinger zijn boek terug. Die Salinger was en is nog steeds het typevoorbeeld van een moeilijk mens. De uitgeverij die het bijvoorbeeld in haar hoofd zou halen de covers van zijn boeken te illustreren, mag zich aan een flink proces verwachten. Alleen auteur en titel stipuleerde de meester, en zeker geen foto op de achterflap. Voor iemand die van het verzet tegen de platvloersheid van de volwassenenwereld zijn universele thema maakte, hoeft het in feite niet te verbazen dat hij zich tegen de literaire en de journalistieke penetratie van zijn ego keerde. Als een succesvol schrijver door het leven gaan, vereist immers nogal wat van een mens en Salingers reactie is dan ook best te begrijpen. Maar hoe, zo zouden we ons kunnen afvragen, staat hij nu persoonlijk tegenover het dilemma dat geschapen wordt doordat het publieke steeds meer vat krijgt op het private.

In zijn werk geeft hij een paar opties. Een ervan vinden we in het bijzonder tedere A Perfect Day for Bananafish. Daarin maakt de lezer kennis met Seymour Glass, de oudste zoon van de familie waarover Salinger het meest heeft geschreven. Seymour komt terug uit de Tweede Wereldoorlog en trouwt met de op wereldse luxe gestelde, maar totaal ongevoelige Muriel – ‘Miss Spirituele Landloper van 1948’ – zoals hij haar zelf noemt. Tijdens de huwelijksreis ontmoet Seymour op het strand de vierjarige Sybil, een toonbeeld van onschuld, en hij raakt met haar aan de praat. Het niet voor de hand liggende stel brengt vervolgens een heel aantal dagen aan het strand door en op de einde vertelt Seymour het kleine meisje over de bananenvis, een klein visje dat het in de grote oceaan naar zijn zin heeft en zich uitermate vermaakt tot het een holletje ziet waarachter bananen zitten. Ten prooi aan zijn eigen vraatzucht zwemt het visje het holletje binnen en eet alle bananen op. Maar daardoor kan het natuurlijk niet meer terug naar de oceaan. Uiteindelijk sterft het aan bananenkoorts. ‘Maar jij’, zo voegt Seymour eraan toe, ‘hebt wellicht nog nooit een bananenvis gezien.’ Waarop het meisje verontwaardigd reageert. Natuurlijk heeft ze er al eentje gezien, en nog wel met een hele tros bananen. Teleurgesteld trekt Seymour zich op zijn hotelkamer terug en schiet zich een kogel door het hoofd. Ook Sybil zal een Muriel worden.

SOLDAAT SALINGER

Minder schrijnend gaat het toe in For Esme, With Love and Squalor. In dit verhaal komt sergeant X net voor hij naar het front vertrekt in contact met de dertienjarige Esme en haar acht jaar jongere broertje Charles. In dialogen die af en toe aan Alice in Wonderland doen denken, praten zij over wat het betekent Amerikaans of Brits te zijn en over de oorlog. De vader van het meisje blijkt gesneuveld te zijn, maar ze heeft zijn horloge nog als aandenken. Op het einde van het gesprek belooft het meisje dat ze X zal schrijven. In het tweede deel van het verhaal vinden we de sergeant in Duitsland. Door zijn oorlogservaringen heeft hij het vertrouwen in de mensheid verloren. Het is allemaal hebzucht, geweld en bedrog dat de klok slaat, bedenkt hij op de rand van een zenuwinzinking. Tot hij de brief van Esme en Charles krijgt waarin staat dat ze zich zorgen om hem maken en dat ze hopen dat alles goed gaat. Esme heeft zelfs het horloge van haar vader bij de brief gevoegd. Opeens ziet X dat toch niet alles verloren is. Hoop en liefde leven nog, al moet je niet verwachten ze op iedere straathoek tegen het lijf te lopen.

En wat nu met soldaat Salinger? Is hij iemand die zich weigert neer te leggen bij de gang van de wereld, of is hij genadig en ziet hij doorheen het kwade ook het goede? In feite gaf Holden Caulfield het antwoord al. En in een van de weinige interviews die hij ooit heeft gegeven, zei Salinger: ‘Mijn kindertijd verliep grotendeels zoals die van de jongen uit het boek en erover vertellen, bracht een grote opluchting teweeg.’ Geconfronteerd met een wereld vol schijnheiligheid spreekt Holden de hoop uit dat hij doofstom zou mogen worden en dat hij zich daardoor in zichzelf zou kunnen terugtrekken.

En als dat niet kan, zou hij in een tankstation willen gaan werken, benzine en olie in auto’s gieten. In feite zou het niet uitmaken welke baan het precies was, zolang de mensen hem maar niet kenden en hij hen niet. Hij zou doen alsof hij doofstom was. Dan zou hij geen domme gesprekken moeten voeren. Als er hem iemand iets zou willen vertellen, zou die het op een stukje papier moeten schrijven en het hem toesteken. Na een tijdje zouden ze dat beu worden en hem met rust laten. En misschien zou hij dan wel dat mooie doofstomme meisje ontmoeten waarmee hij zou trouwen en vervolgens ergens in een bos gaan wonen. En als zij hem iets zou willen zeggen, zou ze het moeten opschrijven, net zoals alle anderen. En dat is nu precies wat J.D. Salinger heeft gedaan, en zelfs meer.

SCHIETEN OP JOURNALISTEN

Jerome David Salinger werd op 1 januari 1919 in New York geboren als zoon van de bedrijfsleider van een vlees- en kaasimportbedrijf. Vader wou dat hij in de zaak kwam en stuurde hem daarom op expeditie naar Oost-Europa. Het gezicht van de slachterijen zou Jerry, zoals hij genoemd wilde worden, voor de rest van zijn leven in een vegetariër en een zenboeddhist veranderen.

Hij wou trouwens liever iets artistieks doen, maar daar stak de oorlog aanvankelijk een stokje voor. In 1942 werd hij opgeroepen en op D-Day bestormde hij de Normandische kust. Driekwart van zijn compagnie sneuvelde en eens in Parijs liet Jerry zich interneren. In 1948 verscheen zijn eerste verhaal in The New Yorker: A Perfect Day for Bananafish. Vijf jaar later, na het succes van The Catcher in the Rye, verliet hij New York en trok hij naar Cornish, New Hampshire, ongeveer vierhonderd kilometer verderop. Hij kocht er een huis op vier vierkante kilometer bos en trouwde met de negentienjarige Claire Douglas. Na twee kinderen en een ontelbaar aantal ruzies ging hij een eindje verderop wonen, in een chalet. En daar woont hij nog steeds, af en toe zijn tweeloop bovenhalend wanneer er een journalist de oprit opkomt. Want Salinger wil geen contact meer met de buitenwereld. Toen de recensies van zijn andere drie boeken – bundelingen van al dan niet lange verhalen – niet waren wat hij ervan verwachtte, weigerde hij nog iets te publiceren. Schrijven deed hij echter des te meer, zo willen geruchten. Hij zou op de manuscripten van zestien romans zitten, alhoewel dit er intussen ook al een stuk minder kunnen zijn, aangezien het niet zo lang geleden gebrand heeft ten huize Salinger.

Hoeft het gezegd dat Salinger op persoonlijk vlak een onmens is? Wellicht niet. Vorig jaar schreef zijn dochter Margaret haar autobiografie onder de titel Dream Catcher: A Memoir. Daaruit blijkt dat ze haar hele jeugd een op voorhand verloren gevecht moest leveren tegen de volmaakte personages van haar vader. In feite had hij haar Phoebe willen noemen. De familie Glass, waar al die manuscripten aan gewijd zijn, kwam altijd op de eerste plaats en Salinger aanziet de schepselen van zijn fantasie als echte wezens. Toen Elia Kazan bijvoorbeeld vroeg of hij de filmrechten van The Catcher in the Rye kon kopen, antwoordde zijn schepper heel serieus: ‘Nee, ik denk niet dat Holden Caulfield dat een goed idee zou vinden.’ Maar hoe vreemd J.D. Salinger zich ook mag gedragen, dat neemt niet weg dat zijn enige roman een meesterwerk is dat door mensen van allerlei rangen en professies gesmaakt wordt. Zowel Bill Gates als Douglas Hofstadter, Winona Ryder en Pete Sampras noemen het hun favoriete boek. En welke andere roman kan een illustere moord op zijn palmares schrijven? Net voor Mark Chapman John Lennon vermoordde, gebruikte hij The Catcher in the Rye als gids op zijn wandeling door Central Park. En toen hem tijdens zijn proces naar zijn beweegredenen gevraagd werd, zei hij dat hij Lennon altijd gezien had als een van de laatste rechtschapen mensen op aarde. Toen hij echter vernam dat de popster een groot landgoed en een paar luxejachten bezat, moest hij ingrijpen. Want Lennon bleek te zijn wat hij het meest verafschuwde: een phoney.

Uitgeverij De Bezige Bij geeft het verzamelde werk van J.D. Salinger opnieuw uit: ‘De vanger in het graan’ (288 blz.), ‘Negen verhalen’ (223 blz.), ‘Franny en Zooey’ (212 blz.) en ‘Heft hoog de nokbalk, timmerlieden en Seymour, een introductie’ (202 blz.), 458 fr. (11,4 euro) per deel.

Ed van Eeden, ‘De vanger gevangen, over J.D. Salinger en zijn werk’, De Bezige Bij, Amsterdam, 120 blz., 504 fr. (12,5 euro)

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content