Marnix Verplancke

Met zijn subtiele aftasting van de grenzen van de passie is Edith Templetons ‘Gordon’ te vergelijken met Duras’ ‘L’amant’ en Nabokovs ‘Lolita’. De herontdekking van een verboden boek.

Edith Templeton, ‘Gordon’, De Arbeiderspers, Amsterdam, 228 blz., euro 18,95.

In het verleden verboden en later herontdekte boeken blijken nogal eens tegenvallers te zijn. D.H. Lawrences Lady Chatterley’s Lover bijvoorbeeld, tot 1960 op de index, mag dan al de cultstatus bereikt hebben, in vergelijking met Women in Love valt de roman toch een beetje magertjes uit. Dat er ook uitzonderingen zijn op deze regel toont Edith Templetons Gordon, een boek dat bij zijn verschijnen in 1966 onmiddellijk verboden werd, uitgroeide tot een onder-de-toonbank-klassieker en nu voor het eerst wereldwijd en zonder enige restrictie op het leespubliek wordt losgelaten.

De redenen voor het toenmalige publicatieverbod liggen voor de hand en zijn identiek aan die van Chatterley. Vooreerst is er natuurlijk de expliciet seksuele inhoud. Templeton houdt ervan een koe een koe te noemen en seks heeft bij haar altijd boven de lakens plaats. Dat de censor van veertig jaar geleden zich een hoedje schrok wanneer hij las dat een vrouw anaal verkracht werd, kunnen we ons best voorstellen. Maar veel meer dan dit waren wellicht de maatschappijontwrichtende ideeën achter Gordon het motief van het verbod. Net zoals bij Lawrence een lady het aanlegt met haar tuinman, worden ook hier heel wat sociale conventies met voeten getreden.

Het is 1946. Louisa is een voormalig Brits kapitein die net uit bezet Duitsland komt en in Londen op zoek gaat naar kennissen van vroeger. Ze is 28, ontregeld en eenzaam en gaat in een pub een glaasje drinken. Net voor ze het slachtoffer dreigt te worden van de verleidingsmanoeuvres van een tooghanger wordt ze op de schouder getikt door een man. Zonder boe of ba neemt hij haar bij de elleboog en leidt hij haar mee naar buiten. Eerst gaan ze naar zijn club en daarna naar zijn huis, waar hij haar over een tuinbank drapeert en verkracht. ‘Het was alsof je een stoel aan de rugleuning optilde en over de grond sleurde naar de plaats waar je hem wilde hebben’, beschrijft ze het later, want ook al is de man met zijn scheefstaande ogen en zijn holle wangen fysiek gezien een misbaksel, psychisch heeft hij haar helemaal in zijn ban. Bij hem voelt Louisa zich als Goethes Gretchen, bereid om ten onder te gaan, en ze voegt eraan toe: ‘Als Goethe zijn Faust vandaag de dag had geschreven, had hij van Mefisto een psychiater gemaakt.’

PSYCHISCHE SLAAF

Dr. Richard Weir Gordon blijkt een bizar psychoanalist te zijn die van Huysmans’ A Rebours houdt en ervan overtuigd is dat de mens zichzelf wat wijsmaakt wanneer hij denkt als een vrij wezen te handelen. We zijn immers allemaal ondergeschikt aan ons onderbewuste en ‘we doen omdat we moeten’. In zijn dialogen met Louisa blijkt hij keer op keer de sterkste te zijn. Hij denkt altijd een stapje verder dan zij. Elk gesprek blijkt een analysesessie te zijn en binnen de kortste keren realiseert de vrouw zich waarom ze zo trots was dat ze op haar twintigste de minnaar van haar moeder in bed kon lokken en waarom ze sinds een jaar voor haar echtscheiding haar haren niet meer heeft laten knippen.

Seksueel gezien is Gordon een zonderling die een afkeer heeft van iedere vorm van voorspel en Louisa te gepasten tijde gewoon beveelt zich uit te kleden, waarna de vrouw met de dijen lichtjes gespreid op haar rug moet gaan liggen en hij in haar ‘plonst’. Hij kijkt haar niet aan en kan oneindig lang doorgaan, tot ze helemaal rauw is vanbinnen. En ook al vindt ze het verschrikkelijk, na een tijdje zou ze niet meer zonder kunnen: ‘Het heeft geen zin, hij wint altijd, en er voer een rilling van verrukkelijke voldoening door me heen.’

Louisa blijkt niets meer of minder dan Gordons psychische slaaf te zijn. Ze durft zijn naam niet te noemen, waagt het niet om naar zijn naakte lichaam te kijken alsof dat een profanatie zou zijn en doet alles wat hij zegt. Ze is iedere keer mooi op de afspraakjes, eet wat hij voor haar bestelt en gaat naar het toilet wanneer hij dat verordonneert. Loeloe doen, zoals ze dat net als in haar kindertijd noemen, blijkt hem trouwens bijzonder te fascineren. Ze moet het voor hem zelfs midden op straat doen. Met zijn subtiele aftasting van de grenzen van de passie is Gordon te vergelijken met Marguerite Duras’ L’amant en Vladimir Nabokovs Lolita, maar in haar claustrofobische tekening van de relatie tussen een vrouw en haar analist blijkt Templeton deze twee nog te overtreffen. Zij beschrijft de gevolgen van de duistere logica die achter de menselijke seksualiteit schuilt immers tot in zijn uiterste consequenties.

Niet alleen het feit dat de vrouw zichtbaar plezier beleeft aan haar slavenrol moet in 1966 hard aangekomen zijn, ook de ondergang van Gordon zelf. Door de man steeds zijn zin te geven, krijgt Louisa haar psychiater namelijk volledig in haar macht. ‘Elke keer dat we het bed deelden, hoopte ik hem mee te sleuren in míjn duisternis’, zo schrijft Louisa later. Gordon heeft zich opgeworpen als Louisa’s imaginaire vaderfiguur, maar dat brengt ook voor hem een band mee. De vrouw laat hem steeds verder in zijn duistere, gewelddadige ik afdalen, tot hij bang wordt van wat hij allemaal ontdekt en hij de relatie verbreekt. Maar dan is het natuurlijk al lang te laat.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content