Marnix Verplancke

In het tweede deel van zijn trilogie ‘De laatste oproep’ toont Roddy Doyle hoe de vlucht voor het verleden nooit definitief kan zijn.

Literaire Lente 2005 Roddy Doyle, ‘De man achter Louis’, Amsterdam, Nijgh & van Ditmar, 446 blz., e 19,95.

‘Ik ben Henry Smart.’ Die oorlogskreet bezorgde Henry Smart vijf jaar geleden een plaats in de literaire geschiedenis. Als hoofdpersonage in De ster Henry Smart, het eerste deel van Roddy Doyles De laatste oproep-trilogie. Henry vocht tussen 1916 en 1922 voor de Irish Volunteers, tegen alles wat er ook maar een beetje Brits uitzag. Hij stond bekend als een meedogenloze killer, iemand waar men zich na de onafhankelijkheid liefst zo vlug mogelijk van afmaakte. Wat erg vervelend was voor Henry, die voordien zo met zijn naam had lopen te pochen. De toekomst bood de tweeëntwintigjarige jongeman dan ook maar één perspectief: emigreren en opnieuw beginnen.

In De man achter Louis lezen we wat er van dat voornemen terechtkomt. Henry trekt naar Amerika. Eenmaal op Ellis Island gearriveerd, gedraagt hij zich als de gladjanus die hij altijd is geweest. Henry heeft een neus voor zaken en weet het binnen de kortste keren te schoppen van sandwichman tot kleine ondernemer met een vijftal dragers in dienst. Verkopen, zo beseft Henry, daar draait het in Amerika om. Doyle laat hem dat uitleggen in een grandioze scène die zeker niet moet onderdoen voor Tom Stoppards Glengarry Glen Ross. Henry toont een jonge vrouw hoe je zonder moeite twee dollar kunt vragen voor een stuk zeep. Het is niet de zeep die je verkoopt, zo benadrukt hij, maar wel de verlokking erachter, de eeuwige schoonheid en de sex-appeal. Amerika is immers het land van de mogelijkheden, niet van de verwezenlijkingen. ‘ Day by day, in every way, I’m getting better and better‘ wordt Henry’s nieuwe levensfilosofie.

Henry kent succes, maar zijn welslagen heeft ook een keerzijde: de georganiseerde misdaad raakt in hem geïnteresseerd. En dat komt hem duur te staan. Zo krijgt hij een paar keer een zware jongen achter zich aan en wordt hij betrapt door een maffioso tijdens het draaien van een pornoscène met diens liefje. Henry ontsnapt ternauwernood aan de dood en vlucht naar Chicago.

Daar lijkt plots een wonder te geschieden. Henry leert er de jazzmuziek kennen en is meteen verkocht. Nu is hij niet langer een Ier, beseft hij, maar een echte Amerikaan. Louis Armstrong wordt zijn held en de sympathie blijkt wederzijds. Armstrong is immers op zoek naar ‘zijn blanke man’: de man die een hand op zijn schouder legt voor het geval een andere blanke hem zou willen claimen, wat de jazzmuzikant koste wat het kost wil vermijden. Al dat raciale gedoe interesseert hem immers niet. Armstrong wil niet trots zijn op zijn huidskleur of zich ervoor moeten schamen. Hij wil gewoon muziek maken. ‘ Just want to blow my fuck-ing cornet.’ Van dan af vergezelt Henry de jazzlegende op zijn concerten. Maar ook dat succesverhaal loopt uit op een ontnuchterende verrassing. Om de eindjes aan elkaar te knopen, klaren Armstrong en Henry ook wel eens een inbrekersklusje. Wanneer ze op een avond binnenvallen in een huis, blijkt dat bewoond door miss O’Shea en haar dochtertje Saoirse, Henry’s vrouw en dochter die hem in Amerika zijn komen zoeken.

De man achter Louis vormt een waardig tweede deel van de trilogie De laatste oproep, hoewel de stijl van beide boeken grondig verschilt. De ster Henry Smart betekende destijds een stilistische ommekeer in Doyles oeuvre. De bladzijden bevatten, om het cryptisch uit te drukken, opeens veel meer tekst. Het Ierland van de onafhankelijkheidsstrijd werd heel gedetailleerd en met de nodige zwier beschreven. Vergeleken bij Doyles vorige werken was het boek bijna barok te noemen. In De man achter Louis keert Doyle terug naar zijn aloude stijl: dialogen opgebouwd uit spaarzame zinnen of soms zelfs maar een paar woorden. De atmos-feer van het Amerika van de jaren ’20 en ’30 wordt getekend in veelzeggende details, zoals de theekopjes waaruit er in de speakeasies (clandestiene kroegen) whisky werd gedronken. Tegenover het romantische en passionele Ierland wordt hier het koele en economisch geïnspireerde Amerika geplaatst.

Ontsnappen

Maar ondanks het feit dat Henry in dat no nonsense-Amerika zit, laat Ierland hem niet los. Meer zelfs, het hele land en zijn bloederige verleden staan als een afschuwwekkende leegte centraal: een verleden waaraan niet te ontsnappen valt. Henry is als een arme sloeber geboren en ook in zijn nieuwe vaderland zal hij het tot niets schoppen. Waar hij in het oude Europa vermorzeld dreigde te worden tussen de raderen van de politiek, lijkt hij in Amerika te zullen worden lekgeschoten door de maffia. Het enige wat hij ook deze keer kan doen, is vluchten. Weg van de Amerikaanse steden, naar het platteland waar hij samen met O’Shea, Saoirse en hun in een goederenwagon geboren zoon Rifle – genoemd naar het eerste stadje waar de trein na de geboorte halt hield – deel gaat uitmaken van de miljoenen daklozen die de Grote Depressie van de jaren ’30 op haar geweten had. ‘ I’m back in Dublin‘, bedenkt Henry bitter, ‘ on the move across America.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content