Cyprus heeft van oudsher een gemengd Grieks-Turkse bevolking. Sinds de opsplitsing van het eiland zijn die twee gemeenschappen steeds verder uit elkaar gegroeid. Toch is er nieuwe hoop dat ook het laatste IJzeren Gordijn van Europa zal worden neergehaald. Een reportage.

Het eiland is horizontaal in tweeën verdeeld op een lijn die ruwweg loopt van de oude havenstad Famagusta in het oosten tot voorbij Lefke in het westen. De scheiding was al zeer lang aangekondigd, ze kwam er uiteindelijk in de zomer van 1974. Een door het Griekse kolonelsregime geïnspireerde staatsgreep was de aanleiding voor Grieks-Cypriotische milities om een eind te maken aan de Turks-Cypriotische enclaves op hun lieflijke eiland. Dat hadden ze al zo vaak gedaan, en al zo vaak had het Turkse leger vanuit Ankara aanstalten gemaakt om tussenbeide te komen, maar telkens was het door onzichtbare krachten tegengehouden.

Dit keer kwam Turkije wel, de onzichtbare krachten werkten niet, en de Turken bezetten ruim eenderde van het eiland. 25 jaar later is het Turkse leger er nog altijd; 40.000 man en een hele infrastructuur. Tegenover hen de Grieks-Cypriotische nationale garde, gesteund door Athene, waar inmiddels de kolonels op rust zijn. Tussen de twee een bufferzone van 120 kilometer lang waarin de VN-vredesmacht patrouilleert en erover waakt dat alles blijft zoals het was: dat muren niet instorten maar ook niet hoger worden, dat het pad berijdbaar blijft, dat de twee kampen elkaar niet weer te lijf gaan.

Twee kampen die elkaar na een kwarteeuw nauwelijks nog kennen. De jongeren kennen geen Grieks of Turks meer, al naar gelang van hun woonplaats, de ouderen zijn het vergeten. Twee verhalen, twee geschiedenissen als botsende continentale platen, die elkaar uitsluiten, die elkaar niet kennen. Collectief geheugenverlies ook. De Grieks-Cyprioten herinneren zich niets van aanvallen op Turkse boerderijen of dorpen in de jaren van de Republiek, tussen 1960 en 1974. De Turks-Cyprioten, eindelijk in veiligheid, herinneren zich niets anders, maar kunnen zich helaas niets voorstellen bij klachten van Grieks-Cyprioten over de rampen van de ‘Turkse invasie’: de etnische zuivering, de verloren eigendommen, de spookstad Varosha, de hypermoderne badplaats die eens de trots van het eiland was en nu een lege en sinistere aanblik oplevert, de honderdduizenden vluchtelingen, de meer dan duizend vermisten die nooit zijn teruggekeerd.

Bij de grensovergang van Ledra Palace Hotel in het verdeelde Nicosia staan aan de Griekse kant nog steeds familieleden van vermisten te manifesteren, met foto’s, Griekse muziek en folders. Zij klagen het Turkse fascisme aan en hebben wel een punt, denkt de passant die de grens over wil: hij mag van de Griekse naar de Turkse kant voor één dag, maar moet vóór vijf uur terug zijn. Aan de Turkse kant hangen de taxichauffeurs te wachten op hun slachtoffers: een roversbende denkt de passant, ze hebben nog net geen mes tussen hun tanden.

Eigenlijk weten de twee kanten niet zoveel van elkaar. De rijke Grieken denken dat de Turken aan de overkant nog steeds straatarm zijn en honger lijden. De stug aanmodderende Turken bouwen voort – geboycot door de hele wereld vanwege hun formeel illegale situatie – en denken dat de Grieken aan de overkant hen nog steeds willen uitmoorden. Ze zullen dat niet meer laten gebeuren. Nicosia is, dat zegt iedereen hier, de laatste verdeelde stad van Europa. Klein Berlijn, met muren en mijnen en prikkeldraad en bufferzone. Het is een schande en wat niet al, jaja, maar je moet wel weten hoe die muur er gekomen is.

BOTSENDE AARDSCHOLLEN

Cyprus, het eiland van Afrodite, de godin van de liefde die, zo wil het de mythe, geboren werd uit het schuim van de zee. Het Midden-Oosten zit vol mythen en legenden over liefde en haat, ontrouw, wraak en verraad, en Cyprus ligt nu eenmaal in het Midden-Oosten: een langgerekt eiland in het oosten van de Middellandse Zee, dichter bij de zuidelijke havens van Turkije dan bij Beiroet, Haifa en het Egyptische Port Said.

Het Midden-Oosten – de Levant – is een regio van seismische breuklijnen. Aardbevingen troffen de afgelopen zomer Noord-Turkije en Griekenland, en vorige week opnieuw Turkije. Maar botsende aardschollen ressorteren hier niet alleen onder geologie. Tussen de Turkse en de Griekse platen loopt een breuklijn die de regio al vijfhonderd jaar verdeelt. Men kan de lijn traceren van Istanbul over Thracië, door de Egeïsche Zee, en over Cyprus, een plek van grote seismische activiteit.

Turken zeggen graag dat de Grieken nooit de val van Constantinopel in 1453 verteerd hebben, het einde van het Byzantijnse rijk en zijn vervanging door het Ottomaanse. Het Byzantijnse rijk was een smeltkroes van stammen en volkeren, onder de koepel van de orthodoxe kerk. Het Ottomaanse rijk was dat ook, maar dan onder de Islam. De afkalving en ineenstorting van het Ottomaanse rijk bezorgde de wereld een aantal geopolitieke problemen waarvan er enkele nog steeds niet opgelost zijn. Een groot erfgenaam van het Ottomaanse rijk in het Midden-Oosten was het Britse Imperium. Dat had Egypte, grote stukken Arabië en Transjordanië (in grote lijnen het huidige Jordanië, Palestina en Irak). Het belangrijkste Britse militaire steunpunt in de Middellandse Zee was Suez, op het kanaal. De geschiedenis van Cyprus – sinds de Eerste Wereldoorlog – weerspiegelt de afkalving van dat Britse Empire.

In 1571 hadden de Turken Famagusta veroverd en was Cyprus opgegaan in het Ottomaanse rijk; in 1878 nam Londen het bestuur van het eiland over; in 1914 stond Turkije aan de verkeerde kant in de oorlog en Londen annexeerde Cyprus; in 1915 bood Londen Cyprus aan Griekenland aan als Athene Servië wilde helpen, maar Athene had geen interesse. Bij het verdrag van Lausanne in 1923 erkenden Griekenland en Turkije de Britse annexatie van Cyprus, dat in 1925 kroonkolonie werd.

In die eerste fase hoort men weinig spreken over de eilandbewoners zelf: een meerderheid van Grieken, een forse minderheid van Turken, beide gemeenschappen al eeuwen ter plaatse. Begin jaren dertig ontstond een Grieks nationalistische onafhankelijkheidsbeweging die de Britten weg wou en het eiland wou laten aansluiten bij Griekenland: enosis. De Turkse minderheid werd niet om haar mening gevraagd.

Het was tijdens de Tweede Wereldoorlog dat Cyprus uitgroeide tot hét strategische eiland in de oostelijke Middellandse Zee. Het werd een militaire basis, hoofdkwartier en draaischijf voor alle Britse – en geallieerde – bewegingen in het Midden-Oosten. En toen na de oorlog het Arabische nationalisme Egypte onbetrouwbaar maakte als strategisch steunpunt, verhuisden de Britse militairen heel hun strategische uitzet naar Cyprus. De olie van het Midden-Oosten, van Saoedi-Arabië over Koeweit, van Irak tot Iran was ook grotendeels in Britse handen, en na de oorlog nam het belang daarvan pijlsnel toe: Cyprus lag midden op de vaarroute van de olietankers, vanaf het eiland kon men alle stromen in het oog houden, zoniet beheersen.

Onder leiding van kolonel George Grivas en zijn EOKA-groep begonnen de Grieks-Cyprioten in het kader van de gewapende strijd tegen de Britten alles te saboteren; met bommen en hinderlagen op de onwaarschijnlijkste plekken.

Zodat de Britse generale staf in 1950 goed verklaren had dat Groot-Brittannië Cyprus ‘nooit’ zou kunnen opgeven en dat de communistische partij er nooit aan de macht zou mogen komen, omdat het effect daarvan op Turkije en andere Midden-Oosterse landen te groot zou zijn – maar ondertussen begonnen Britse politici er toch over na te denken hoe ze de strategische hot patato konden doorgeven.

ENOSIS

De druk waaronder het eiland intussen stond was drie-of viervoudig. De Grieks-Cyprioten, politiek aangevoerd door aartsbisschop Makarios en militair door kolonel Grivas, streden ogenschijnlijk voor onafhankelijkheid en eigenlijk voor enosis, aansluiting bij Griekenland. De Britten bestreden de Grieks-Cyprioten nog harder dan gewoonlijk en gebruikten daarbij steeds meer Turks-Cyprioten, omdat ze de anderen niet vertrouwden. Hoe langer de strijd duurde en hoe heviger hij werd, hoe ernstiger de Turks-Cyprioten (over wie in dit verhaal nog steeds weinig sprake is) verontrust werden, en hoe bezorgder ook Turkije zich over het eiland begon te maken.

De aanhechting van Cyprus bij erfvijand Griekenland was zelfs in vredestijd voor de Turkse militairen ondenkbaar: Griekenland zou dan plotseling niet alleen meer de vijand in het westen zijn maar ook heel dichtbij in het zuiden, waar Cyprus de aanvoerlijnen naar de Turkse havensteden kan controleren. Dus toen de Griekse strijd voor aanhechting echt ernstig moest worden genomen, creëerden de Turken een tegenhanger; de beweging tot splitsing van het eiland in een Turks-Cypriotische en een Grieks-Cypriotische sector. De twee onderling tegenstrijdige ideeën, aanhechting en splitsing, zouden, van bloedbad naar moordpartij, het gezicht van het eiland bepalen tot 1974.

Maar allengs was er meer aan de hand dan alleen maar een archaïsch Grieks-Turks conflict op het grote kruispunt van het Midden-Oosten. Nu was de Koude Oorlog begonnen. Daarin speelde Turkije een sleutelrol, in de zuidelijke omsingeling van de Sovjetunie, met basissen, luisterposten en radarstations. Turkije én Griekenland waren lid van de NAVO, allebei ingeschakeld in het instandhouden van de oostelijke NAVO-flank. In een regio die was aangestoken door nationalisme, anti-imperialisme of gewoon door de beweging van niet-gebonden landen, was het strategisch belang van Cyprus voor de NAVO groter dan ooit.

De landingsbanen van de Britten bleven – hoewel voortdurend gesaboteerd – weliswaar belangrijk, maar véél belangrijker werden de luisterposten vol elektronische hightech die op de bergen van Cyprus opgebouwd werden, door de Britten maar ook door de Amerikanen, die onder meer verbonden waren met de afluisterbasis van Cheltenham, waar men keek en luisterde tot diep in de Sovjet-Unie, naar de kernproeven en de lanceringen van nieuwe rakettypes. Het zou niemand moeten verbazen: Londen raakte in geldnood en de Amerikanen namen de kwestie Cyprus over. Er werd een soort onafhankelijkheid geconstrueerd.

Daarin kreeg ieder zijn deel van de koek, en ook weer niet. De Grieks-Cyprioten, die enosis hadden gevraagd, kregen onafhankelijkheid. De Turks-Cyprioten, die de splitsing hadden gevraagd, kregen politiek vetorecht in een unitaire regering. De president werd een Grieks-Cyprioot – Makarios – de vice-president een Turks-Cyprioot. Ook parlement en regering werden gemengd Grieks en Turks. En niemand was tevreden, behalve de Britten die twee gigantische militaire basissen onder eigen soevereiniteit behielden. Die basissen worden weinig besproken in de toeristische folders, maar ze maken de hele onafhankelijkheid van de republiek Cyprus tot een fictie. En de Amerikanen, die hun eigen luisterposten in de bergen rond Nicosia hadden en die hoe dan ook de Britten controleerden, konden dat alleen maar bevestigen.

Nochtans hadden de Amerikanen ook een probleem. De constructie van 1960 functioneerde ook afgezien van de basissen niet. Nog steeds wilden de Grieks-Cyprioten het hele eiland voor zichzelf (omdat ze toch de meerderheid vormden), en dan enosis. En des te sterker werd de Turks-Cypriotische wens voor opdeling – die door de Grieken tot op heden verworpen wordt met het argument dat Grieken en Turken door elkaar wonen over heel het eiland en dat er dus ook in het noordelijke deel een meerderheid van Grieken is.

35STE BREEDTEGRAAD

Washington, dat een koude oorlog en een wapenwedloop te voeren had, zal het best weinig uitgemaakt hebben wie wie de strot afsneed op Cyprus. Maar wat de strategen niet konden hebben, was dat hun steeds meer geavanceerde luisterposten in gevaar zouden komen door een ‘stammentwist’ of, nog erger, dat het door dat conflict tot een open oorlog zou komen tussen twee NAVO-landen, waardoor de hele oostflank van de NAVO en de zuidelijke gordel onder de Sovjet-Unie zou worden bedreigd.

Vanaf 1964, wanneer duidelijk wordt dat de republiek van Makarios niet meer te herstellen valt, schuiven de Amerikanen op in de richting van de Turkse stelling: naar opdeling van het eiland, om oorlog tussen de partners te vermijden en de installaties veilig te stellen. Dat stuit systematisch op de weigering van de Grieks-Cyprioten, in de persoon van Makarios – en dat maakt de zaken nog erger. Want Makarios zoekt steun en wapens in Moskou en bij de niet-gebonden landen, en heeft in eigen land te kampen met een sterke en slagvaardige communistische partij, de AKEL. Voldoende om hem in de ogen van Washington tot een crypto-communist of erger te maken. Wat als AKEL de macht grijpt na verkiezingen en de kostbare apparatuur aan de Russen geeft?

Dus toen in de zomer van 1974 een staatsgreep tegen Makarios weer eens uitdraaide op een offensief tegen de Turkse gemeenschap, was Washington – Henry Kissinger was minister van Buitenlandse Zaken – echt niet meer in staat om Turkije nog eens tegen te houden. Ankara had zich al drie keer ingehouden, dit keer was er geen tegenhouden meer aan.

De Turkse ‘invasie’ van juli en augustus 1974 verdeelde het eiland grosso modo langs de 35-ste breedtegraad. Eigenaardig genoeg bijna precies zoals jaren tevoren in één van die gauw vergeten opdelingsplannen was voorgesteld.

Het resultaat voor de Cyprioten was verschrikkelijk. Eerst het trauma van de oorlog, gevolgd door een ‘etnische zuivering avant la lettre‘; honderdduizenden Griekse en Turkse Cyprioten die van de ene kant van het eiland naar de andere kant gestuurd werden, have en goed achterlatend, het zoeken naar dode en vermiste famielieleden, en dan het wachten op de politieke oplossing die nu wel komen zou.

Maar ook dat mocht niet zijn. Ook niet toen Makarios stierf en civiele politici – Glafkos Clerides, Spyros Kyprianou, Georges Vassiliou – het roer overnamen. Verrassend snel werd aan de Turkse noordkant een bestuur in het leven geroepen onder leiding van Rauf Denktash, advocaat van beroep en toen al de afgetekende leider van de Turks-Cypriotische gemeenschap. Onder Denktash sloot het noorden zich af van de rest van het eiland. Hij riep er de “Turkse Republiek van Noord-Cyprus” uit, een onafhankelijke staat die alleen door Turkije erkend wordt en er ook op alle gebied volledig afhankelijk van is.

De afgelopen decennia vonden geregeld topontmoetingen en onderhandelingen plaats, die evenwel nergens toe leidden. Rauf Denktash huldigt de taktiek de lat wat hoger te leggen telkens wanneer de overzijde tot toegevingen bereid is: jarenlang eiste hij dat de Turks-Cypriotische gemeenschap niet als minderheid maar als evenwaardige partner in onderhandelingen zou worden erkend. Dat kan redelijk lijken. Sinds het zuiden over lidmaatschap van de Europese Unie onderhandelt, lijkt dat haalbaar voor de Grieks-Cyprioten, die naar eigen zeggen ook al lang van de enosis-idee zijn afgestapt. Maar intussen is Denktash opgeschoven, die wil nu zijn TRNC internationaal erkend zien, en dat is voorlopig weer een barrière te veel voor de Grieken.

Om enige ‘hereniging’ nog wat onmogelijker te maken – en waarschijnlijk ook om een demografisch probleem op te lossen – is Denktash Turken uit Anatolië begonnen in te voeren. De Griekse propaganda tilt daar zwaarder aan dan de politieke leiding, maar ook de oppositie tegen Denktash aan de Turks-Cypriotische kant is er niet over te spreken, want de continentale Turken delen niet in de toch nog altijd vermoede Cypriotisch-Levantijnse verstandhouding, hoe theoretisch die na alle moorden ook geworden is. De onbespreekbaarheid van hereniging is de basis van Denktash’ politiek, zegt vriend en vijand, de ‘president’ zal alles doen “om ook maar de kiem van een mogelijke oplossing te vernietigen”.

Nu zijn de Amerikanen er weer. VS-president Bill Clinton bezocht Griekenland en Turkije, oefende druk uit om tot een politieke oplossing voor het ongelukkige eiland te komen en, o wonder, zelfs Rauf Denktash verklaarde zich bereid te onderhandelen. Wordt het wat dit keer, of niet?

Nu zijn het, ironisch genoeg, niet meer de Amerikaanse belangen die de doorslag moeten geven. De Koude Oorlog is voorbij, de raketten roesten in hun silo’s. De startbanen van de Britten zijn niet meer in gevaar. De luisterposten zijn nog wel duur en supergeheim, zeker de bijkomende installaties die de Amerikanen in de noordelijke sector gebouwd hebben, maar ze worden meer en meer vervangen door satelliettechnologie. Van de AKEL ligt niemand meer wakker. Zo moet voor Clinton, nu de aardbevingen voor een begin van toenadering tussen Athene en Ankara hebben gezorgd, de oplossing veeleer daar gezocht worden dan in het paaien van Dr. Denktash. Want zoals vroeger de veiligheid van een radar annex luisterpost tegen de Sovjet-Unie belangrijker was dan het overleven van honderdduizend Cyprioten, zo is in het verschuivende kader van het Midden-Oosten de samenhorigheid van de bondgenoten belangrijker dan honderd snel verouderende radarposten. Zeker als het erop aankomt de fall-out van de gedesintegreerde Sovjet-Unie te neutraliseren.

Foto’s Maria Fialho

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content