– Verenigde Naties. Bij de viering van het 50-jarige bestaan van de VN komt kritiek los op bureaukratie en geldverspilling.

– Navo. De uitbreiding van de westerse militaire alliantie naar Oost-Europa blijft een strijdpunt tussen Rusland en de VS. Na het ontslag van Willy Claes en het afwijzen van de Nederlander Ruud Lubbers wordt de Spanjaard Javier Solana de nieuwe sekretaris-generaal van de Navo.

– De Europese Unie bestaat 40 jaar. De nieuwe kommissievoorzitter, de Luxemburger Jacques Santer, wil een gezamenlijk monetair, ekonomisch, sociaal en politiek beleid. De Europese muntunie komt op de helling. De Franse atoomproeven, het visserijkonflikt tussen Canada en Spanje en de Britse dwarsliggerij verstoren de eenheid. Het Schengen-akkoord waardoor grenskontroles tussen zeven landen wegvallen, wordt niet volledig uitgevoerd.

– Duitsland blijft leider in Europa. De kristen-demokraten van kanselier Helmut Kohl doen het goed in verkiezingen. De liberalen en de sociaal-demokraten verliezen aanhang. Processen tegen uiterst-rechts en tegen ex-leiders van de DDR gaan voort.

– Frankrijk. Jacques Chirac wordt president. De regering van premier Alain Juppé krijgt af te rekenen met financiële schandalen, aanslagen van moslim-fundamentalisten en stakingen tegen sociale besparingen. De kernproeven in de Stille Zuidzee lokken kritiek uit in de hele wereld.

– Nederland. De rechts-liberale VVD versterkt zijn positie in de “paarse” regering. Een rel over onwettige undercover-akties van de politie brengt de regering in het nauw. De ekonomie leeft op.

– Luxemburg. Jean-Claude Juncker wordt premier, nadat Santer overstapt naar het voorzitterschap van de EU.

– Groot-Brittannië. De konservatieve regering van John Major gaat achteruit in verkiezingen. De breuk in Majors’ partij raakt niet gelijmd. Het Noordierse vredesoverleg komt tot stilstand. Tony Blair modernizeert Labour dat steeds meer aanhang krijgt.

– Ierland dringt aan op vredesoverleg met alle partijen in Noord-Ierland. Een referendum maakt echtscheiding mogelijk. Schandalen tasten de macht van de katolieke kerk aan.

– Spanje wordt op 1 juli EU-voorzitter. Dat redt de regering van premier Felipe Gonzalez, die worstelt met korruptieschandalen en met een onderzoek naar de aanpak van de Baskische afscheidingsbeweging ETA. Politiekommando’s zouden met medeweten van Gonzalez en van de Franse regering 26 ETA-leden hebben gedood tussen 1983 en 1987. De peseta devalueert.

– Portugal brengt via verkiezingen de socialistische partij van Antonio Guterres weer aan de macht.

– Italië. Het zakenkabinet van Lamberto Dini hervormt de kieswet en de mediawet. Besparingsvoorstellen botsen op vakbondsverzet. Voormalige leiders van de kristen-demokratische, socialistische en kommunistische partij komen voor de rechter wegens fraude en korruptie. De strijd tegen de mafia verloopt suksesvol.

– Zweden is pas lid van de EU, maar de kritiek op het lidmaatschap zwelt aan. De anti-Europapartij wint bij verkiezingen.

– Finland kiest voor de sociaal-demokraten die ageerden tegen besparingen.

– Oostenrijk. De regering valt over de begroting ’96. De kristen-demokraten, die de krisis veroorzaken, willen de socialistische regeringspartner overvleugelen in vervroegde verkiezingen.

– Griekenland geeft toe. Turkije mag lid worden van de Europese doeane-unie en de betrekkingen met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië worden genormalizeerd. Griekenland boycotte sinds 1994 de noordelijke buurstaat. Er wordt gevreesd voor het leven van de doodzieke premier Andreas Papandreou.

– Bosnië-Hercegovina. Een vredesovereenkomst, afgedwongen door de VS, legt de oorlog stil tussen Moslims, volksserviërs en volkskroaten. De oorlog sleepte al meer dan drie jaar aan. De staat Bosnië-Hercegovina zal bestaan uit een Moslim-Kroatische Federatie (51 procent) en een Servische Republiek (49 procent). De Navo, die bij middel van luchtaanvallen tegen de volksserviërs ingreep in het konflikt, belooft de naleving van het vredesverdrag op te leggen. Het verbod op wapenhandel met ex-Joegoslavië wordt opgeheven.

– Kroatië. Het regeringsleger herovert een kwart van het land op de separatistische volksserviërs, die in de oorlog van 1991 een onafhankelijke republiek Krajina uitriepen. Oost-Slavonië, het enige overblijvende afgescheiden gebied, komt onder VN-mandaat en zal over één à twee jaar weer in Kroatië worden opgenomen. De partij van president Tudjman wint de parlementsverkiezingen.

– Macedonië. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië vervangt het symbool van de antieke Grieks-Macedonische dynastie, de ster van Vergina, door een zon. Daardoor en, door te verklaren dat het geen aanspraken maakt op Grieks grondgebied, komt het af van de Griekse handelsboycot. President Kiro Gligorov wordt zwaar gewond bij een aanslag met een bomauto. Parlementsvoorzitter Stojan Andov neemt ad interim zijn funktie waar.

– Servië-Montenegro. In ruil voor het mee ondertekenen van het vredesakkoord voor Bosnië, kan president Slobodan Milosevic van Servië de internationale handelsboycot van Klein-Joegoslavië ongedaan maken.

– Turkije. De regering van Tansu Çiller zet de strijd tegen fundamentalisten en Koerden voort en wordt aangevallen door extreem-rechts. Europa protesteert tegen de inval in Noord-Irak, bedoeld om Koerdische kampen te vernietigen. Çiller hervormt de grondwet om de EU gunstig te stemmen, maar treedt af na stakingen. Op 24 december hebben vervroegde verkiezingen plaats.

– Polen. Na maanden ruzie tussen de regering van ex-kommunisten en Lech Walesa wint ex-kommunist Alexander Kwasniewski de presidentsverkiezingen.

– Bulgarije. De voormalige kommunisten winnen de verkiezingen.

– Roemenië treedt hard op tegen de Hongaarse minderheid. Dat veroorzaakt een konflikt met Hongarije, waar de regering in krisis het nationalisme als uitlaatklep gebruikt. Hongarije botst ook met Slovakije over de anti-Hongaarse wetten in dat land. Premier Vladimir Meciar en president Michal Kovac bestrijden daar elkaar.

– Estland, Letland en Litouwen kunnen in 1999 lid worden van de EU. In Letland wint rechts de verkiezingen en stapt mee in de regering.

– Noorwegen. Rechts wint verkiezingen op een anti-gastarbeiderprogramma.

– Rusland. Tsjetsjenië wordt militair weer ingelijfd. President Boris Jeltsin voert de strijd tegen korruptie en mafia op. De kommunistische partij is favoriet bij parlementsverkiezingen. Rusland reageert geprikkeld op de plannen tot uitbreiding van de Navo in Oost-Europa.

– Gemeenschap van Onafhankelijke Staten. In Tadzjikistan vecht het Russisch leger tegen islamitische rebellen die vanuit Afghanistan opereren. In Georgië lijken de ekonomische hervormingen en de strijd tegen de mafia te slagen. Politieke hervormingen lokken geweld uit. President Edvard Sjevardnadze wordt gewond bij een aanslag en wint de presidentsverkiezingen.

– Israël. Het vredesproces met de Palestijnen vordert. De joodse nederzettingen, het statuut van Jeruzalem, de terugkeer van de vluchtelingen en de verdeling van het water blijven knelpunten. Premier Yitzhak Rabin wordt vermoord door een joods extremist. Hij wordt opgevolgd door minister van Buitenlandse Zaken Shimon Peres. De moord brengt de gesprekken met Syrië over teruggave van de Golan en veilige grenzen tussen beide landen op gang.

– Egypte. President Hosni Moebarak pakt het fundamentalisme hard aan en gaat door met vredesoverleg met Israël. Een door Sudan gesteunde aanslag op hem mislukt.

– Jordanië. Een samenwerkingsakkoord met Israël, Egypte en de Palestijnse bevrijdingsbeweging PLO belooft vrede in de regio. De fundamentalisten verliezen de gemeenteraadsverkiezingen.

– Irak. President Saddam Hoessein verscherpt de repressie na de vlucht van zijn twee schoonzoons, twee ministers, die asiel krijgen in Jordanië. Verkiezingen waarbij hij de enige kandidaat is, maken hem president tot 2002. Irak geeft toe dat het de VN-inspektie van chemische en biologische wapens misleidde. Het VN-handelsembargo blijft van kracht.

– Iran. Ondanks Amerikaans protest, worden akkoorden gesloten met westerse landen, vooral rond oliewinning. Ook de Russische wapenleveringen aan het land stuiten op protest van de VS. Er heerst onrust als gevolg van besparingen en armoede.

– Libië wil uit de Verenigde Naties, die een luchtembargo tegen het land handhaven. President Muammar Kadhafi treedt op tegen fundamentalisten die een islamistische staat nastreven.

– Algerije bestrijdt het Islamitisch Heilsfront (Fis). Dat distantieert zich van de Gia (Gewapende Islamitische Groep) die ook aanslagen uitvoert in Frankrijk. Intellektuelen, journalisten en vrouwen vormen het mikpunt van de Gia die het Islamitische heilsleger (AIS) bekampt, de gewapende arm van het Fis.

Onderhandelingen tussen regering en oppositie mislukken. President Liamine Zeroual wint de presidentsverkiezingen.

– Zaïre. President Mobutu Sese Seko is dertig jaar aan de macht en blijft de sterke man. Zaïre dreigt de Ruandese vluchtelingen uit het land te wijzen.

– Ruanda. De miljoenen Hutu-vluchtelingen in de buurlanden blijven een probleem. Een internationale overeenkomst met die buurstaten probeert hun terugkeer te garanderen. President Faustin Twagiramunga, een Hutu, neemt ontslag. Een volksgenoot, Pierre-Celestin Rwigema, volgt hem op. Het mandaat van de VN-vredesmacht wordt verlengd. Vice-president Paul Kagame, een Tutsi met machtsoverwicht, beschuldigt Zaïre van steun aan de Hutu-guerrilla. Internationale organizaties bevestigen de Zaïrese betrokkenheid.

– Burundi. Etnische onlusten en politieke moorden jagen duizenden mensen op de vlucht. De regering heeft het leger niet in de hand. Regeringswissels brengen geen rust.

– Zuid-Afrika. De misdaden in de apartheidsperiode (1960-1993) worden uitgezocht om verzoening mogelijk te maken. De strijd tussen het ANC van Nelson Mandela en de Inkathapartij van Mangosuthu Buthelezi voert het geweld op in Kwazulu, de basis van Inkatha. Mandela wil een strak begrotingsbeleid : ekonomische groei moet de levensomstandigheden van de zwarte meerderheid verbeteren. Zijn ANC wint overtuigend de gemeenteraadsverkiezingen.

– Angola. Een door VN-troepen gekontroleerd wapenbestand houdt stand. President Jose Eduardo dos Santos en rebellenleider Jonas Savimbi werken samen om investeringen aan te lokken.

– Oorlogen in Afrika. Sierra Leone is verdeeld. De junta beheerst de kust, de rebellen zijn meester in het binnenland. Vredesgesprekken beginnen moeizaam. De vijf jaar durende oorlog in Liberia eindigt in een wankel bestand. In Somalië flakkert de oorlog weer op ondanks een bestand, gesloten na het vertrek van de VN-vredesmacht. In het diplomatiek en politiek geïsoleerde Sudan wordt een bestand gesloten tussen de fundamentalistische moslim-regering in het noorden en het kristelijke zuiden.

– Verkiezingen in Afrika. In Zimbabwe behaalt president Robert Mugabe de volstrekte meerderheid. In Tanzania wint Benjamin Mpaka de eerste presidentsverkiezingen sinds dertig jaar. In Senegal blijft Abdou Diouf aan de macht.

– Nigeria belooft demokratie in 1998 maar onderdrukt de oppositie. De wereld veroordeelt de executie van Ken Saro-Wiwa en andere leiders van het Ogoni-volk, die protesteren tegen de diktatuur en tegen de milieuverwoesting door de oliemaatschappij Shell. Het Britse Gemenebest schorst Nigeria als lid. Zuid-Afrika roept op tot een internationale boycot van de oliehandel tegen het land. De EU kondigt een wapenembargo aan.

– Verenigde Staten. De Demokratische president Bill Clinton regeert met een Republikeins kongres. Dat betekent minder geld voor vredesopdrachten, minder sociale uitgaven. Clinton weigert besparingen in het begrotingsplan. Zijn populariteit stijgt middels sukses op het internationale toneel. De relatie met Vietnam verbetert, het vredesproces in het Midden-Oosten vordert, hij stimuleert het vredesoverleg in Noord-Ierland en legt de oorlog in ex-Joegoslavië stil.

De relatie met Rusland blijft moeilijk liggen. Breekpunten zijn de Russische ingreep in Tsjetsjenië en de uitbreiding van de Navo in Oost-Europa. Het konflikt rond kernwapens in Irak en Noord-Korea sleept aan, de handelsrelatie met Japan en China loopt mank.

Binnenslands worden de VS beroerd door een bloedige aanslag in Oklahoma, en door het proces tegen de zwarte voetbal-ster O.J. Simpson. Zijn vrijspraak verdeelt blank en zwart.

De presidentscampagne komt op gang. Voor de Republikeinen zijn Bob Dole, en konservatief Pat Buchanan kandidaat. De populaire zwarte generaal Colin Powell haakt af. Zakenman Ross Perot brengt zijn eigen Independence party in de race.

– Canada. Separatisten verliezen krap een referendum over afscheiding van de provincie Québec. Federaal premier Jean Chrétien wil de grondwet aanpassen aan de realiteit : Québec is een aparte provincie.

– Mexico. De opstand van het Zapatistisch bevrijdingsleger en de machtsstrijd binnen de regeringspartij PRI lokken een krisis uit. President Ernesto Zedillo stuit de val van de peso met door de VS gesteunde hervormingen. Financiële schandalen ondermijnen het vertrouwen in de stabiliteit van het land.

– Panama. Een akkoord met de VS bepaalt dat het Panama-kanaal en de kanaalzone na 1999 neutraal blijven. VS-troepen blijven in het land om te helpen bij de strijd tegen drugs.

– Cuba. President Fidel Castro laat dissidenten vrij. De VS verscherpen de ekonomische blokkade tegen Cuba. Dat wordt veroordeeld door de Ibero-Amerikaanse top (Spanje, Portugal en hun voormalige Amerikaanse kolonies).

– Haïti. Het Amerikaanse interventieleger wordt vervangen door een VN-vredesmacht. De Lavalas-koalitie van president Jean-Bertrand Aristide wint de verkiezingen.

– Nicaragua. Presidente Violeta Chamorro weigert de grondwet te ondertekenen omdat die de presidentiële macht inperkt. Het parlement blokkeert de privatizeringsvoorstellen.

– Peru. Een grenskonflikt met Ecuador wordt door de VS bezworen. President Alberto Fujimori wint de verkiezingen.

– Ecuador. Een referendum geeft de president meer macht.

– Colombia. Het leger voert oorlog tegen het Cali-drugskartel. Een schandaal breekt uit als blijkt dat het kartel de verkiezing van president Ernesto Samper financierde.

– Bolivië. Een onderwijshervorming en privatizeringen lokken stakingen uit die het land plat leggen.

– Erfenis. In Argentinië, Honduras en Bolivië blijven de legerdiktatuur van de jaren zeventig en de amnestie voor het leger een strijdpunt. In Guatemala stelt zich het probleem van de half miljoen vluchtelingen die nog in Mexico zitten. In Chili komt het tot een konflikt als het leger de veroordeelde generaal Manuel Contreras weigert uit te leveren. President Eduardo Frei wil de grondwet hervormen om de macht van het leger te breken.

– Japan. Bij de herdenking van het Amerikaanse bombardement met kernwapens op Hiroshima en Nagasaki vraagt Tokyo een verbod op nucleaire wapens. Verontschuldigingen voor de Japanse misdaden in de Tweede Wereldoorlog lokken protest uit van rechtse partijen. Een aardbeving verwoest de havenstad Kobe, de manklopende hulpverlening zet de regering onder druk. Een gasaanval in de metro van Tokio, het werk van de sekte De Hoogste Waarheid, kost tientallen mensen het leven. Ondanks politieke en financiële schandalen blijft de yen sterk. De Japanse ekonomie sputtert.

– China. De opvolging van de zieke, oude leider Deng Xiaoping blijft een vraagstuk. De sterke ekonomische groei brengt problemen met zich zoals inflatie, landvlucht en korruptie. De VN-vrouwenkonferentie in Peking levert China niet het verhoopte resultaat op : het Westen protesteert tegen schendingen van mensenrechten. Een akkoord met de VS over auteursrechten voorkomt een handelsoorlog.

China herbegint met kernproeven en komt in botsing met Taiwan. Daar verliezen de nationalisten veld. Bij verkiezingen in de kroonkolonie Hongkong die in 1997 aan China wordt overgedragen halen de demokratische partijen drie keer meer stemmen dan de pro-Chinese formaties. Peking erkent de verkiezingen niet.

– India. De afscheidingsbewegingen in Punjab en Kashmir vechten door. In Kashmir worden westerse toeristen gegijzeld en gedood. De hindoe-fundamentalisten winnen verscheidene deelstaatverkiezingen. Het protest tegen de ekonomische hervormingen van de federale regering zwelt aan. Ook de spanningen met Pakistan, verscheurd door etnische en religieuze konflikten, nemen toe.

– Afghanistan. Islamitische frakties blijven het land verdelen. Het studentenleger, Taliban, dat een islamrepubliek wil en gesteund wordt door Pakistan en Saudi-Arabië, boekt sukses. President Burhanudin Rabbani weigert af te treden.

– Korea. De spanningen tussen Noord- en Zuid-Korea nemen toe. De Verenigde Staten onderhandelen over de afbouw van het kernarsenaal in Noord-Korea. Zuid-Korea wordt geschokt door financieel-politieke schandalen.

– Indonesië. De viering van vijftig jaar onafhankelijkheid verloopt in mineur. De repressie tegen Oost-Timor, dat naar onafhankelijkheid streeft, wordt door de VN veroordeeld.

– Sri Lanka. De oorlog tegen de Tamils, die vechten voor een eigen staat in noorden en het oosten van het land, gaat door.

– Vietnam en de VS verbeteren hun betrekkingen. De weg naar handel ligt open. Vietnam wordt weer lid van de Alliantie van Zuidoostaziatische Staten. De Vietnamese vluchtelingen keren terug naar hun land.

– Birma (Myanmar). De oorlog tegen de naar afscheiding strevende grensvolkeren wordt via repressie en akkoorden beslecht. Aung San Suu Kyi, die zes jaar geleden de verkiezingen won, blijft niet langer onder huisarrest. Maar van mensenrechten is geen sprake.

– Australië neemt het voortouw in het protest tegen de Franse kernproeven in Polynesië. Nieuw-Zeeland en de landen van de Stille Oceaan sluiten zich daarbij aan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content