Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

Tien jaar na zijn overlijden ziet het eerste deel van Willem Frederik Hermans’ ‘Volledige Werken’ het licht. De grote nihilist is nog lang niet definitief verdwenen – getuigen ook een paar van zijn jongere Vlaamse collega’s.

Willem Frederik Hermans, Volledige Werken, Deel 1: Conserve & De tranen der acacia’s, De Bezige Bij, Amsterdam, i.s.m. het Willem Frederik Hermans Instituut en het Huygens Instituut, 35 euro (reguliere uitgave), 75 euro (luxe-editie).

Je kunt drastischer dood zijn dan Willem Frederik Hermans (1 september 1921 – 27 april 1995) nu al tien jaar doet. De schrijver zelf moge op 1 mei 1995 gecremeerd zijn op Daelwijck in Utrecht, zijn literaire werk is niet samen met hem tot onbestaan verneveld en verast. Er zijn op dit ogenblik nog altijd een kleine veertig edities verkrijgbaar van de alles tezamen meer dan tachtig titels die Hermans tijdens zijn leven publiceerde.

En er zijn nu natuurlijk zijn Volledige Werken. Althans, die zullen er tegen 2016 zijn: ten minste 23 boekdelen van 800 à 1000 pagina’s elk, telkens in een reguliere en een luxe-editie geïnspireerd door de beroemde Franse Pléiade-reeks. Het eerste deel is net verschenen, in een oplage van alles tezamen 13.500 exemplaren. Het allereerste daarvan mocht onlangs in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, Hermans’ geboortestad, uit handen van zijn zoon Ruprecht in ontvangst worden genomen door de Nederlandse kroonprins Willem-Alexander. Een hele eer – voor laatstgenoemde bolronde geinponem in elk geval wel.

Maar passons, en laten we eerst nog even kijken hoe het tot zeer recentelijk met Hermans’ oeuvre was gesteld. Vond zijn sadistische universum nog nieuwe lezers?

Dat mag je wel zeggen, ja. Neem nu Uit talloos veel miljoenen (1981), een van de betere latere romans. Daarvan verscheen in juni nog pas een goedkope uitgave, waarvan intussen alweer zo’n 9000 exemplaren werden verkocht. Richard Simmillion, de iets eerder op het jaar verschenen bundeling van de zes naar Hermans’ eigen verklaring ‘nagenoeg geheel autobiografische’ novellen en verhalen die hij bij leven heeft gepubliceerd, vond tot nu toe ruim 5000 kopers, en van Het grote medelijden (2002), dat al de novellen in een kloeke 616 bladzijden bij elkaar bracht, ging een zelfde aantal exemplaren de boekhandel uit. Ook van, bijvoorbeeld, Een heilige van de horlogerie (1987) verscheen na 2000 nog een herdruk, en van zijn ene meesterwerk Nooit meer slapen (1966) zagen sindsdien nog twee herdrukken, van zijn andere, De donkere kamer van Damocles (1958), nog drie en van Au pair (1989) zelfs nog vier herdrukken het licht.

Vergeten kun je de grote nihilist dus niet noemen – het zou Hermans zelf vermoedelijk enigszins verbaasd, wie weet zelfs aangenaam verrast hebben, hij die zo ongenadig Hollands afkeer van elke traditie in het algemeen en van de eigen literaire erfenis in het bijzonder heeft gehoond.

Literaire grootvader

Een kleine steekproef onder Hermans’ jongere Vlaamse collega’s leert, dat ook de vakbroeders en -zusters hem nog wel kennen. Niet dat ze allemaal recentelijk nog werk van hem hebben gelezen, maar dat zou evenzeer of, niet onwaarschijnlijk, nog sterker het geval zijn geweest bij een wellicht nog grotere, maar ook nog oudere schrijver als Multatuli – door Hermans zelf zeer geadoreerd. Peter Terrin (°1968), Knack-lezers niet onbekend, getuigde twee weken geleden in Vrij Nederland nog van zijn verering voor Hermans, die hij – bij gebrek aan vaderfiguren in de schimmige ‘stille’ generatie van de jaren zeventig – als literaire grootvader heeft geadopteerd. En ook Christophe Vekemans (°1972) liefde voor Hermans is bekend. Wij legden het oor even te luisteren bij Kristien Hemmerechts, Peter Verhelst, Annelies Verbeke en Yves Petry.

Hemmerechts (°1955) heeft Hermans inderdaad onlangs nog gelezen, zegt ze desgevraagd: ‘Arjan Peters, die er een nawoord bij heeft geschreven, heeft me een paar maanden geleden Richard Simmillion toegestuurd, en dat heb ik met veel genoegen gelezen. Bijna alles wat ik lees zijn dingen die ik moet lezen – maar dit was nu eens voor mijn plezier, ’s avonds in bed, echt genieten. Goed, het zijn niet de opwekkendste verhalen, maar dat stoort mij helemaal niet. Het zijn ook juist zijn autobiografische verhalen, en daar hou ik wel van – dat je aan een bepaald detail kunt voelen: dit is écht. Ik weet dat niet iedereen er zo over denkt, maar ik vind authenticiteit wel een literair criterium.’

‘Nooit meer slapen’, gaat ze voort, ‘is een boek dat ik ook vandaag nog aanbeveel aan jonge mensen, mijn eigen dochter bijvoorbeeld, die de overstap maken naar volwassenen literatuur en daar nog niet helemaal de weg weten. Het heeft een kracht waar ik van hou – of anders gezegd: het heeft alles niet waar ik een hekel aan heb, namelijk retoriek, holheid, gemaaktheid, dingen die louter voor het literaire effect zijn geschreven. Het is krachtig, goed geschreven – én niet vrijblijvend. En daardoor blijft het wel overeind, vind ik.’

Anders ligt het bij Peter Verhelst (°1962). ‘Of ik de laatste vijf jaar nog iets van Hermans heb gelezen? Nee. Ik kan het u nog sterker vertellen: ik heb nooit wat dan ook van ‘m gelezen.’ O. Hermans-hater dus? ‘Welnee, helemaal niet. Integendeel, ik ben er zeer nieuwsgierig naar. Hermans wordt altijd genoemd als het prototype van een schrijver met een loepzuivere stijl, bij wie zelfs niet één overbodig lidwoord staat – dat is zo’n beetje het tegenovergestelde van wat ik doe, dus ja… (lacht). Nee, serieus, Hermans is een auteur die ik absoluut nog wil ontdekken.’

Hetzelfde verklaart Annelies Verbeke (°1976), de jongste van dit gezelschap. ‘Ik heb lang geleden wél De donkere kamer van Damocles gelezen, maar sindsdien nooit meer iets van Hermans. Ik vond het wel een erg goed boek, daar niet van. Alleen zijn er nog zo’n drie miljoen andere boeken waar ik óók nog kennis van zou willen nemen… Maar ik heb een lijst gemaakt van auteurs die ik volgend jaar wil gaan lezen. Daar staan nogal veel ‘klassieke’ schrijvers op, en Hermans hoort daar dus wel bij. Vanaf januari ga ik toch op zoek naar een boek van hem. Misschien wel Nooit meer slapen, ja – zou dat niets voor mij zijn?’

Yves Petry (°1969) is zich juist de afgelopen vijf jaar een beetje in Hermans gaan verdiepen. Veel van de meest geprezen titels ( Damocles, Onder professoren (1976)) vermogen hem overigens minder te bekoren. ‘Daarin is Hermans naar mijn smaak het slachtoffer geworden van zijn eigen artistieke credo dat ieder detail in een roman een functie moet hebben’, zegt Petry. ‘Dan krijg je een soort starheid, dat vind ik minder interessant. Maar Nooit meer slapen en Het behouden huis (1951), daar heb ik zeer van genoten. En misschien nog meer van Conserve (1947), zijn romandebuut. Dat is een heel merkwaardig boek, er zit een heel sterke religieuze gevoeligheid in. Volgens mij kun je daaraan zien dat Hermans niet van meet af aan de atheïstische rationalist was die hij later is geworden.’

Dat is een op zijn minst eigenzinnig standpunt – Hermans heeft zijn leven lang zwavel en vuur gespuugd tegen alles wat nog maar naar religie róók. Maar het is zeker waar dat Conserve, dat is opgenomen in het net verschenen eerste deel van de Volledige Werken, zich afspeelt tegen een wel zéér godsdienstig decor: dat van de Mormoonse gemeenschap in Salt Lake City. Het is een woest verhaal van bloedschande en bedrog, zelfmoord en waanzin – en ook bijna zestig jaar na publicatie nog op zijn minst opmerkelijk te noemen. Niet meteen wat de brave burger met behoefte aan verstrooiing voor ogen staat bij ‘een mooi leesboek’.

Hetzelfde geldt voor die andere in het eerste deel van de Volledige Werken opgenomen roman, het gedeeltelijk ook in Brussel spelende De tranen der acacia’s (1949). ‘Je wreekt je altijd in het leven, alleen meestal niet op de personen die schuldig zijn. Schuldig is iedereen. De wereld streeft naar harmonie tussen schuld en wraak’ is een typerend citaat uit dit formidabel agressieve, van walging en haat doordrenkte boek, dat na al die tijd nog steeds als een klap in je gezicht aankomt – de jonge Hermans was echt ongelofelijk radicaal.

De achtergrond van de roman – de Tweede Wereldoorlog, een periode gekenmerkt door geweld, verraad en de onmogelijkheid om onomstotelijk vast te stellen wat nu goed is en wat kwaad – zou een van zijn geliefkoosde settings blijven. De tranen leest ook een beetje als een voorafspiegeling van zijn grote oorlogsroman De donkere kamer van Damocles: de twintigjarige hoofdfiguur, Arthur Muttah, tast voortdurend, tot zijn eigen grote woede, in het duister. Is zijn dubbel zo oude vriend Oskar Ossegal een held van het verzet of een lafbek? Wordt Oskar gebruikt door Arthurs halfzuster Carola, die het ook houdt met een Duitse deserteur, Ernst? Andrea, de vrouw van Oskar met wie Arthur een jaar samenleeft, weet al evenmin van iets. En zo gaat het maar door, als streken zwart in zwart op een expressionistisch doek, tot die zeer hermansiaanse slotzin: ‘Zij wist van weerzin niet wat zij moest doen.’

In de beroemd geworden formule zou het later luiden: ‘Scheppend nihilisme, agressief medelijden, totale misantropie’ (de slotzin van ‘Het grote medelijden’, in Een wonderkind of een total loss, 1967). Hoe scherp dat als een graat in de keel van de lezer bleef steken, bleek al van meet af aan in deze eerste twee romans. De meest illusieloze Nederlandstalige schrijver van de twintigste eeuw had zijn entree niet gemist.

Herman Jacobs

De jonge Hermans was echt ongelofelijk radicaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content