COLLABO’SEN verzetslieden die jaren later met elkaar afrekenen, een schoolreünie die de gemoederen opnieuw verhit en een would-be professor die plots het ?volle leven? ontdekt. Ziedaar het volle Vlaamse leven waarmee August Thiry zijn verhalenbundel, ?Byzantijns blauw?, stoffeert. Hoeft het gezegd dat de Vlamingen van dienst al eens graag een sigaret opsteken, bij voorkeur van een Belgisch merk.

De onderwerpen die Thiry aandraagt zijn allesbehalve spectaculair. In het langste van de drie verhalen gaat het er wel erg déjà lu aan toe. De protagonist, Peter Maris, die ook al in Thiry’s vorige romans opdook, is onderweg naar een klasreünie van het college. Uiteraard wordt het rijke Roomse leven van destijds opgerakeld, met een pater die zich aan de jongetjes vergreep en een buitenbeentje dat ondertussen tot een psychiatrische patiënt is verworden. Vanzelfsprekend krijgen de snoodaards van vroeger na het feestje de rekening geserveerd.

KRIMI.

In de twee andere verhalen is Thiry beter op dreef. Het openingsverhaal, ?Kwade dagen?, is een uitgepuurde versie van ?Ratten?, waarmee Thiry tien jaar geleden al een verhalenwedstrijd won. Zeer compact ensceneert hij mysterieuze moorden die te maken hebben met een onverteerd oorlogsverleden. Van dit verhaal had hij een intrigerende Krimi-novelle kunnen maken, zoals Friedrich Dürrenmatt bijvoorbeeld. Nu blijft alles steken bij een weliswaar prachtig geslepen aanzet tot een detective-story. In de slotnovelle van ?Byzantijns blauw? ontdekt het hoofdpersonage, te midden van obscure Turkse fresco’s, plots zichzelf wanneer hij komaf maakt met zijn academische obsessies : ?Hij voelde ! Het was zuivere vreugde die zich bevrijdde, de verzonken warmte van de grondkleur in het atelier van zijn vader.?

Thiry heeft moeite met het creëren van een beslissende pointe die aan zijn novellen een verrassende wending moet geven. Ofwel laat hij teveel over aan de fantasie van de lezer zoals in het openingsverhaal waar er iets met diamanten wordt gesuggereerd , ofwel doet hij het te expliciet zoals in dit titelverhaal. En wat te denken van de echo van dit slotverhaal in de reünienovelle waar de ?slechterik?, een arrivistische advocaat, eveneens oreert dat ?voelen leven is?. Maakt Thiry zichzelf soms vrolijk over de eigen burgerlijke levensfilosofie ? Of is zijn stijl alleen maar op zoek naar een goed verhaal ?

Frank Hellemans

August Thiry, ?Byzantijns blauw?, Meulenhoff/Manteau, Amsterdam/Antwerpen, 161 blz., 598 fr.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content