Op zaterdag 23 oktober vinden in Kosovo parlementsverkiezingen plaats. Maar de datum die de twee miljoen Kosovaren nog het meest bezighoudt, ligt zowat negen maanden verder.

‘De werkloosheid? Eerst een definitief statuut, en dan zullen we dat probleem wel oplossen.’ Het zijn woorden van parlementslid Alush Gashi van de LDK (Democratische Liga van Kosovo), maar ze worden tegenwoordig als een mantra herhaald door elke Kosovaarse politicus in Pristina. De verkiezingen? Die vormen maar een tussenstap. Maatschappelijke noden? Economische uitdagingen? ‘Eerst een definitief statuut, en dan…’

Sinds de oorlog met Servië in 1999 wordt Kosovo, hoewel officieel nog altijd deel van Servië en Montenegro, bestuurd door de Verenigde Naties. Wel bestaan er al een relatief autonoom Kosovaars parlement – de eerste keer verkozen in november 2001 – en een regering van nationale eenheid, waarin ook de Serviërs vertegenwoordigd zijn. Reikhalzend kijken de Kosovaren nu uit naar een definitief statuut. De onderhandelingen daarover gaan midden volgend jaar van start. Behalve de nieuwe Kosovaarse regering en de Verenigde Naties zullen ook de leden van de zogenaamde Contactgroep (het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Rusland en de Verenigde Staten) rond de tafel zitten.

Het wederzijdse wantrouwen tussen de Servische minderheid (zowat 5 procent van de Kosovaarse bevolking) en de Albanese meerderheid (90 procent) blijft evenwel bijzonder groot. Kosovaarse Albanezen kunnen zich nog altijd niet veilig vertonen in het homogeen Servische Noord-Mitrovica en veel Servische vluchtelingen durven voorlopig niet terugkeren naar hun vroegere woonplaats in etnisch-Albanees gebied.

Er is met andere woorden nog heel wat werk aan de winkel, wil Kosovo ooit voldoen aan de oorspronkelijke voorwaarden voor de onderhandelingen, de zogeheten ‘standaarden’ (rechtszekerheid, een stabiele economie, vrijheid van beweging voor alle burgers en een duurzame terugkeer van de vele oorlogsvluchtelingen). Dat het de Kosovaren al over negen maanden zal lukken, wordt zelfs onmogelijk geacht.

Maar de rellen van maart van dit jaar, waarbij etnisch-Albanese heethoofden – schijnbaar goed voorbereid – hun frustraties uitwerkten op de Servische minderheid (en ook wel vice versa), hebben aan de internationale gemeenschap duidelijk gemaakt dat het geduld van de Albanese hardliners niet eindeloos is, en bijkomend uitstel van een definitief statuut allerminst wenselijk. Daarom heet het tegenwoordig dat ‘voldoende vooruitgang in de goede richting van de standaarden’ zal volstaan – een criterium dat iets meer ruimte laat voor subjectiviteit.

Boycot

De onlusten van maart, die in drie dagen tijd tweeëntwintig mensenlevens eisten, en waarbij tientallen Servisch-orthodoxe monumenten, kloosters en kerken werden verwoest, schokte niet alleen de Amerikaanse en Europese gezagsdragers. De 22 Kosovaars-Servische volksvertegenwoordigers trokken zich uit protest meteen terug uit het parlement in Pristina.

Tot voor kort leken de Serven ook de parlementsverkiezingen te zullen boycotten. De gedeeltelijke kentering kwam pas twee weken geleden, toen in Belgrado de Servische president Boris Tadic zijn volksgenoten in Kosovo via de televisie opriep om toch maar te gaan stemmen. Het leverde de pro-westerse Tadic internationaal applaus op, maar kwam hem in Servië op bakken kritiek te staan. Tadic koppelde nochtans een aantal voorwaarden aan die deelname. Zo eist hij, binnen negentig dagen na de stembusslag, aparte lokale overheidsorganen voor de Serven in Kosovo, en een decentralisering van bevoegdheden zoals justitie, politie, gezondheidszorg en onderwijs.

Het opmerkelijke initiatief van Tadic veroorzaakte een politieke storm in Servië zelf. Maar de oproep wijzigde ook de Kosovaars-Servische politieke scène grondig. Hoewel de stembrieven al gedrukt waren, dienden enkele gematigde politici van de Servische minderheid alsnog een lijst in. De Servische Lijst voor Kosovo-Metohija is alvast zeker van tien (wettelijk gegarandeerde) zetels in het Kosovaarse parlement.

Bij de Kosovaarse Albanezen wordt vooral uitgekeken naar de score van de LDK, de partij van president Ibrahim Rugova, die vorige keer nog 47 van de 120 zetels behaalde. Voor veel Kosovaren heeft de LDK veel van haar glans verloren, wat kansen biedt aan de PDK (Democratische Partij van Kosovo), een partij van voormalige guerrillaleiders, om wat dichterbij te schuiven.

Maar wat ook de uitslag is, voor de nieuwe regering ligt één prioriteit nu al vast: definitieve status, en liefst zo snel mogelijk.

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content