Het zinderende werkelijkheidsgevoel in de verhalen van debutant Luc Hanegreefs.

ZWEER BIJ het enige, juiste woord ( le mot juste) en wantrouw vooral de adjectieven ! Zo laconiek vatte Ernest Hemingway de les van zijn leermeester Ezra Pound samen toen die hem initieerde in de kunst van het kortverhaal. Pounds advies en Hemingsways meesterschap maakten school in de Amerikaans-Engelse literatuurtraditie. Het is de geest van Hemingway die rondwaart in de verhalen van debutant Luc Hanegreefs.

Hanegreefs gaat zich in ?Twee jongens, Hemingway en een barmeid? letterlijk te buiten aan een persiflerende hommage aan zijn leermeester. Dit kortste verhaal uit de bundel is echter slechts een klein intermezzo dat Hanegreefs allicht binnenpretjes bezorgt, maar dat even zo goed kon worden weggelaten. Hemingway was trouwens ook een meester in het weglaten, vooral dan van slotscènes die te uitleggerig zouden zijn.

Schoonheidsfoutjes vallen er dus wel degelijk te rapen in ?Het paperback-meisje?. Maar naast die enkele overbodige vingeroefeningen, bevat deze verzameling van elf kortverhalen minstens twee ronduit verbluffend affe verhalen die de lezer op het tipje van de stoel doen zitten en hem er bijna woordeloos afkieperen.

BENDELEIDER.

In ?Cadillac Eldorado Birmingham 1957?, het slotverhaal, is Hanegreefs op zijn best. Broer, zus en twee andere jongens willen een bende vormen en de broer, potentieel bendeleider, legt de ingangsproeven vast. Terwijl de verteller beschrijft hoe die rituelen danig uit de hand lopen, wordt door zuslief het proces gemaakt van de broer-bendeleider. Het openingsshot van het verhaal begraaft de leider en de lange flashback die het verhaal is, beschrijft hoe het zover is kunnen komen. De slotsequens herneemt de openingsscène met enkele schaarse maar betekenisvolle toevoegingen.

Hanegreefs vertelt met veel vaart zonder daarom uitgesproken ?filmisch? tewerk te gaan. Hij heeft een goed oor voor dialogen en voor ritme en verliest niet veel tijd aan externe beschrijvingen. Het enige wat telt is de (woorden)vlucht van de karakters op zoek naar zichzelf. De verteller moet er dus wel de pas in zetten om de personages bij te benen. Ondertussen dendert de plot naar een ontknoping, die daarom niet spectaculair hoeft te zijn maar toch erg vaak onverwacht overkomt. Achteraf blijkt dat het hele verhaal zonder al te veel omwegen naar die éne climax of anti-climax is toegeschreven.

Dit slotverhaal demonstreert het métier van Hanegreefs’ vertelkunst, maar ook in andere verhalen weet hij de lezer mee te zuigen in het noodlot van zijn personages. ?Ksar Haddada?, zo genoemd naar het gelijknamige Tunesische woestijndorpje, is Hanegreefs’ sterk ingekorte versie van Hemingsways fabel over de oude man en de zee. Alleen gaat het hier om een jonge man die door een zee van zand waadt met een vrouw en een jong kindje op de achterbank van een aftandse huurwagen. Het verhaalgegeven is heel summier : koppel met kind wijkt af van het geijkte toeristische traject.

Maar de intense manier waarop de verteller die trip reconstrueert, kom je niet vaak tegen in een Vlaamse verhalenbundel. Het is geleden sinds ?De papegaaieschommel? van Gilbert Grauws toch al bijna tien jaar , dat een Vlaams verteller zo meedogenloos scherp zijn godverlaten pionnen uitzet. Grauws verdubbelde die luciditeit in diabolische settings, terwijl Hanegreefs de helse echo’s op het inhoudelijke vlak weggomt. Zijn verhalen spelen in de woestijn, op zee, in de grootstad of tussen de muren van een ouderlingentehuis en temidden van die normale settings evolueren zijn al even ?normale? personages.

KOEKJE.

In ?Twee oude vrouwen? draait alles rond de delicieuze chocoladekoekjes van een vrouw die altijd halsstarrig heeft geweigerd om het recept te verklappen. Hanegreefs slaat de wijze raad van Pound in de wind oppassen voor adjectieven en loze metaforen ! en gaat zich hier enkele keren te buiten aan beeldspraak die het centrale thema er te doordrammerig inpompt : ?De jaloersheid was aan haar blijven knagen als een muis aan een chocoladekoekje.? Of nog : ?Voor het eerst sinds jaren voelde ze medelijden. Diep weggemoffeld onder een dikke laag bitterheid. Als een chocoladeschilfer in een koekje.?

Terloops laat de verteller zich ook in de kaarten kijken als hij het credo van Hanegreefs’ vertelkunst belijdt via het mondstuk van de oude vrouw : ?Gek, hoe het leven van een mens zo helemaal kan bepaald worden door één voorval, dacht ze. Er gebeurt iets, en je denkt dat je het begrijpt. En daar bouw je dan de rest van je leven op verder. Tot iemand in één klap de fundering er onderuit haalt.?

Hanegreefs’ verhalen cirkelen rond dat éne bepalende voorval dat plots ?in één klap? onderuit wordt gehaald, want er zijn geen menselijke funderingen die niét kunnen worden gesloopt. Zand of aarde, water, lucht en vuur zijn de ultieme componenten van ons bestaan. Al de rest zijn menselijke rituelen die Hanegreefs hier in hun koppige vergeefsheid wonderwel weet op te roepen. Zonder de presocratische of postmoderne wijsgeer uit te hangen, geeft hij telkens en sourdine het laatste woord aan de vier elementen. Daardoor baden zijn verhalen in een zinderend werkelijkheidsgevoel dat zo zelden te beleven valt in Vlaamse verhalen, die zich in de regel immers liever bezig houden met hersenversponzing door familie en oeverloos gebabbel tout court.

Frank Hellemans

Luc Hanegreefs, ?Het paperback-meisje?, Houtekiet, Antwerpen, 175 blz., 595 fr.

Luc Hanegreefs : menselijke rituelen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content