Abdelaziz Bouteflika won de presidentsverkiezingen in Algerije. Maar dat gebeurde wel na een “stembuscoup”.

De nieuwe president van Algerije, die vorige week donderdag werd verkozen, heet Abdelaziz Bouteflika. Hoe kon het anders? Een dag voor de verkiezingen hadden de overige zes presidentskandidaten zich uit de strijd teruggetrokken, zodat de 62-jarige Bouteflika, een oudgediende van Boumedienne, alleen in de running bleef. De zes dissidenten wierpen de handdoek omdat ze meenden dat er onregelmatigheden waren vastgesteld in de mobiele kiesposten en stemlokalen van het leger. De ware reden is dat de andere kandidaten het niet konden verkroppen dat “le pouvoir” (de ware machthebbers) zich achter Bouteflika had geschaard.

Natuurlijk is het waar dat van de vier kansrijke onafhankelijke kandidaten, Abdelaziz Bouteflika de enige was die de steun had weten te winnen van wat je inderdaad “le pays réel” zou kunnen noemen. Tot die steunpilaren behoren alle regeringspartijen, waaronder het FLN (dat gedurende lange tijd de enige toegestane partij was in Algerije) en twee gematigde islamitische partijen. Verder had ook de machtige vakbond UGTA zich uitgesproken voor Bouteflika. Dat echter ook een belangrijke factie van het leger zijn kandidatuur ging steunen, was er voor de concurrenten voor ’s lands belangrijkste post te veel aan.

In zekere zin is dat wel te begrijpen. In Algerije wint bijna altijd de kandidaat van het leger of wordt de president gewoon door het leger benoemd.

Maar deze keer was het toch anders. Bouteflika, die onder Boumedienne lange tijd minister van Buitenlandse Zaken was, sloeg in 1994 het aanbod van de Algerijnse militairen af om hem, zonder verkiezingen, tot president te benoemen. Als hij aan de macht zou komen, dan zou het via verkiezingen zijn. Bovendien was het de eerste keer sedert de Algerijnse onafhankelijkheid in 1962 dat de Algerijnen de kans kregen om een onafhankelijke burgerpresident te kiezen. Totnogtoe was de president steevast een militair.

Weliswaar wordt beweerd dat het de generaals zijn die Bouteflika hebben kunnen overtuigen om zich kandidaat te stellen. Maar dit betekent nog niet dat de man, die tot voor kort een vorstelijk salaris als raadgever van een prins in de Arabische Emiraten genoot, de kandidaat van het leger zou zijn. In de jaren zeventig en tachtig vormde het Algerijnse leger een gesloten front, maar dat is nu al lang niet meer het geval. Dat ex-president Zeroual, zelf een generaal, in september vorig jaar besloot presidentsverkiezingen uit te schrijven, was precies te wijten aan de machtsstrijd tussen de verschillende blokken in het leger.

Experts nemen aan dat Bouteflika gesteund werd door de oude generaals en de officieren van de Veiligheidsdienst. Lamari, de machtige stafchef van het leger, stelde zich echter neutraal op, terwijl de voorkeur van de jongere officieren uitging naar de hervormingsgezinde Moulid Hamrouche, die ook de kandidaat van de jeugd en van de liberalen was. Voor de democraten onder de Algerijnse bevolking (zeg maar de anti-islamisten) is Hamrouche net de man die in Algerije de verkeerde bakens had gezet, omdat onder zijn premierschap het FIS (het nu verboden Islamitisch Heilsfront) was toegelaten en omdat Hamrouche zo naïef was te geloven dat de fundamentalisten met vreedzame middelen bestreden konden worden.

SPRAKE VAN DE GROTE VERZOENING

De vraag is toch of de rivalen van Bouteflika er wel goed aan gedaan hebben om hun achterban op de vooravond van de verkiezingen in de steek te laten. Net nu leek het geweld in Algerije een beetje af te nemen, wat toch van betekenis is in een land waar volgens schattingen van de Verenigde Naties sedert 1992 ongeveer 70.000 mensen op een vaak gruwelijke wijze zijn vermoord.

In het algemeen heerste de indruk dat de Algerijnen geweld en bedrog moe waren en dat alle kandidaten een goede verstandhouding met de gematigde moslims aan het zoeken waren. Zelfs het radicale FIS, dat tot nog toe alle verkiezingen boycotte, had zijn sympathisanten opgeroepen om deze keer hun stem uit te brengen op de gematigd-islamitische partij van Taleb Ibrahimi. Overal was sprake van de “grote verzoening”.

Misschien hadden normale presidentsverkiezingen ertoe kunnen bijdragen om de situatie te consolideren. De smalle basis waarop Bouteflika verkozen is, de beschuldiging van zijn tegenstanders dat hij via een “stembuscoup” de macht gegrepen heeft, kan echter het begin vormen van een nieuwe crisis.

Dat de angst voor fraude bij de andere kandidaten zeer groot was – er wordt gesproken van een “fraudesyndroom” – is wel begrijpelijk gezien de ervaringen uit het verleden. Maar daartegenover stond dat de mogelijkheid om de uitslag te manipuleren tot een minimum was beperkt. Om aan te tonen dat het hun inzake correctheid ernst was, hadden de Algerijnse autoriteiten de voorzitter van het Internationale Gerechtshof in Den Haag gevraagd om deze presidentsverkiezingen te superviseren.

Het heeft niet mogen helpen. Zeker heeft Algerije behoefte aan een grote stabiliteit. Een uit de hand lopende bevolkingsexplosie loopt parallel met een in vele opzichten verkeerd geleide economie. Het valt echter te vrezen dat de controversiële omstandigheden waarin de jongste presidentsverkiezingen plaatsvonden, niet van aard zijn om Algerije op het goede spoor te zetten.

P.D.M.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content