Wie kritiek uit op het regime in Kameroen, kan kiezen tussen uitwijken en sterven. Dat zegt een manifest van een dissidente elite.

DOOR HUN VERNIETIGEND karakter waren de uitspraken van de diocesane priester en professor Jean-Marc Ela altijd al vervelend voor de machthebbers in het postkoloniale Kameroen. Dat land bleef na zijn ogenschijnlijke onafhankelijkheid van Frankrijk in januari 1960, eerst 22 jaar lang in de greep van president Alhaji Ahmadou Ahidjo. De despoot is inmiddels overleden. Zijn opvolger, president Paul Biya, zoon van een katechist, zelf ooit seminarist en gediplomeerde van de Parijse hogescholen, werd in oktober 1992 voor een derde ambtstermijn (tot november 1997) herkozen. Toch raakte hij sinds zijn aantreden in 1982 in allerlei affaires verwikkeld. Het nepotisme ten voordele van de Béti, zijn stamgenoten in het dicht beboste zuiden, kent geen grenzen. Eind 1990 liet president Biya wel een meerpartijenstelsel, maar vooral géén nationale konferentie toe.

De demokratische rechtstaat, waar de oppositie op aandrong, kwam er dus niet. Integendeel. De golven van burgerlijke ongehoorzaamheid die het land in 1991 met de opération villes mortes verlamden, werden door leger en gendarmerie almaar brutaler onderdrukt. Sindsdien is repressie de regel, en werd willekeur zonder meer geïnstitutionalizeerd. Bovendien laaien regionale en klasse-twisten weer op. Intussen verarmt Kameroen zoals Zaïre zienderogen en blijft vooral het Internationaal Monetair Fonds (IMF) er bij de regering op hameren dat ze het land beter moet besturen. Dat de machthebbers en hun gevolg zich verrijken, hoeft geen betoog. Zij beschouwen de natuurlijke rijkdommen van hun land (bossen, plantages en petroleum) als hun privébezit.

Het volk van zijn kant (ruim 12 miljoen inwoners, verdeeld over 200 etniën) betaalt de rekening, zeker sinds de devaluatie van de CFA met 50 procent in januari 1994. De internationale hulp is tijdens de voorbije tien jaar verdrievoudigd en opgelopen tot ruim 21 miljard Belgische frank. Het Belgische Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking (Abos) levert daarin een bijdrage van 750 miljoen Belgische frank (1995-1997). Broederlijk Delen pompte in 1994 voor bijna 7 miljoen frank in het land, en daarmee ontvangt Kameroen, na Zaïre en Zuid-Afrika, het meest in Afrika.

LASTIGE PRIESTERS.

De socioloog en teoloog Jean-Marc Ela is een van de al te zeldzame Afrikaanse intellektuelen die niet bezweek voor de faciliteiten waarmee eerst de kolonialen en nadien hun post-koloniale zetbazen de zogeheten evolués op hun hand kregen, maar ze meteen van het volk isoleerden. Zoals daarover in een temanummer van Politique Africaine (oktober 1993) werd uiteengezet, “is de Afrikaanse intellektueel, in tegenstelling tot de évolué, die slechts een hulpje was van de koloniale administratie, in werkelijkheid de regale erfgenaam van de koloniale staat (…) Zolang die verhouding niet uitgeklaard is, zijn de intellektuelen gedoemd tot medeplichtig zwijgen, tot samenspel met de machthebbers, of tot revolte. Naarmate diktaturen zowat overal de maskers van de demokratie voorbinden, past het hun kennis en macht in vraag te stellen. Het is met die kritische geesten dat nieuwe demokratische samenlevingen tot stand gebracht moeten worden. Dat is de uitdaging, de nieuwe uitdaging voor Afrika. “

Want zoals Ela op 24 mei 1995 in Knack verklaarde, “is de ziekte van Afrika, de ziekte van zijn kaders. Deze intellektuelen hebben hun volk verraden en gingen het op hun beurt uitbuiten. Het zijn gewetenlozen, zonder enig maatschappelijk projekt voor hun volk. Buiksprekers zijn het. En ze hebben hun tijd gehad. Nu moeten de intellektuelen opstaan die jarenlang in volle voeling met hun volk hebben geleefd. Die, hoe moeilijk het ook was, ondanks internationaal erkende diploma’s en kapaciteiten, toch ter plaatse bleven wroeten. U kan zich niet voorstellen hoezeer de Afrikaanse machthebbers intelligentie minachten en schuwen. Een intellektueel die in een sloppenwijk onder het volk woont en te voet naar zijn werk gaat, is verdacht. Zeker in de ogen van zijn kollega’s, die in een Mercedes rondtoeren en zodanig boven de gewone stervelingen willen uitstijgen, dat zij vergeten waar ze geboren zijn. “

Jean-Marc Ela is dat niet vergeten. Precies daarom moest hij trouwens in augustus, na zijn terugkeer uit Louvain-la-Neuve, waar hij geregeld gastkolleges houdt aan het Centre International de Formation et de Recherche en Population et Developpement (CIDEP), zijn land ontvluchten. In zijn druk bijgewoonde lessen en sermoenen, kon de priester-professor terug in Yaoundé namelijk moeilijk zwijgen over de moordaanslag van 24 april op de Kameroense jezuïet Engelbert Mveng. Temeer omdat Mveng ook sekretaris-generaal was van de Association Oecuménique des Théologiens Africains (AOTA), waarvan Ela aktief lid is, en zij samen het Centre Africain de Recherche pour l’Inculturation (CARI) ten voordele van de haveloze stadsjeugd in de Kameroense hoofdstad opstartten. Samen met andere priesters worden zij trouwens “les théologiens à problèmes” genoemd. Zij ijveren niet alleen voor de inkulturatie (verinheemsing) van de kristelijke leer in de autochtone kulturen maar ook voor een eigen Afrikaans concilie. In 1994 namen zij in Rome deel aan de alternatieve synode en kenden er grote bijval met hun stelling dat de kerk in Afrika moet kiezen voor de demokratizering en voor de installatie van de rechtsstaat. Iets, waarvoor Ela al lang pleit.

BROUSSE.

Jean-Marc Ela behaalde een doctoraat in de teologie in Straatsburg en een in de sociologie aan de Sorbonne in Parijs. Toen hij in 1969 naar Kameroen terugkeerde, trok hij naar het noorden waar hij veertien jaar lang tussen de boeren in de bergen leefde. De participatieve antropoloog werd een geëngageerd waarnemer. Daarvan getuigen zijn bij ons bekende boeken “Le Cri de l’homme Africain”, “L’Afrique des villages”, “Quand l’Etat pénètre en brousse : les ripostes paysannes à la crise” en uitspraken zoals in dit blad : “We moeten inderdaad het woord en de macht weer aan de brousse geven. In Afrika zijn het de bewoners van de brousse, die de levengrote vragen stellen. Zelfs als de stedelingen en hun problemen zich opdringen, moeten wij het dorp niet alleen als plaats van produktie maar ook van politiek bewustzijn erkennen. De boeren houden de stad in leven en het wordt hoog tijd dat zij daarvoor politiek en ekonomisch beloond worden. Ik ben het dan ook eens met René Dumont (de Franse agronoom) en zijn pleidooi voor un réel pouvoir politique paysan. Uit lokale boerenverenigingen groeien trouwens al nieuwe vormen van politiek bewustzijn die morgen misschien een tegenwicht voor de huidige machtscentra zullen vormen. “

Midden van de jaren tachtig ging Ela in de sloppenwijken van Yaoundé werken : als geëngageerd pastoor en als hoogleraar-sociologie aan de universiteit van Yaoundé. Omdat hij in zijn kolleges al evenveel aandacht had voor de grote uitdagingen van zijn land als in zijn preken, kwamen er wekelijks enkele duizenden medestanders naar hem luisteren. Op basis van zijn verbondenheid met het volk en zijn internationale uitstraling werd hij in tegenstelling tot andere intellektuelen lange tijd relatief ongemoeid gelaten, al waaiden er wel enkele doodsbedreigingen binnen. Zijn sermoenen ter nagedachtenis van Mveng en de bijbelse zinsspelingen op de gang van zaken in Kameroen kon het regime echter niet meer nemen.

Voor het eerst treden al eerder uitgeweken vrienden en kollega’s op de voorgrond. Vanop de campussen van Quebec, Cambridge en Pennsylvania richtten zij, naar aanleiding van Ela’s ballingschap, het Forum des Intellectuels Africains de la Diaspora op. In een soms ijzingwekkend manifest maken zij het proces van het postkoloniale regime in Kameroen en meteen van enkele andere Afrikaanse regimes.

MENSENOFFERS.

De professoren in de diaspora en niet in het minst de bekende Kameroense hoogleraar Achille Mbembe, Ela’s geestelijke zoon die zijn land al eerder moest verlaten en nu antropologie doceert aan de University of Pennsylvania (Philadelphia, VS) wijzen op de toenemende terreur die het almaar ongeloofwaardiger regime van president Biya in stand houdt : “In een poging om de legitimiteitskrisis te verhelpen, is de regering teruggevallen op een bundeling van esoterische genootschappen en heethoofden uit de etnie van de president. En met de steun van enkele vluchtelingen, die verantwoordelijk waren voor de volkerenmoord in Ruanda, worden er nu in het zuiden milities gevormd. ” Volgens het forum is “de kriminalizering van de ekonomie in Kameroen zo gevorderd, dat het land als transitoord dient voor drugs en het witwassen van geld, zoals bewezen wordt door de proliferatie van casino’s en speelzalen in handen van militaire, politiële en politieke machthebbers, die bovendien meestal lid zijn van de belangrijkste twee mystieke groeperingen die de staatsinstellingen kontroleren : de vrijmetselaarsloges en de Rozenkruisers, waarvan president Biya trouwens een aanhanger is. “

Het staatshoofd schaarde “à coups de corruption, de menaces et d’appels au sentiment tribal” de katolieke bisschoppen in het centrum en het zuiden van het land achter zich en zette hen op tégen de aartsbisschop. Biya deelt bovendien zijn fascinatie voor een amalgaan van geheimzinnige en vooral geïmporteerde inwijdingsrituelen met belangrijke politieke, ja zelfs religieuze leiders.

Volgens de auteurs van het manifest is het gebruik van deze rituelen met het oog op de uitoefening van de macht ontspoord en nemen almaar meer hoogwaardigheidsbekleders thuis of in overheidsgebouwen deel aan satanische riten : “Sommige vereisen mensenoffers of toch het offer van bepaalde lichaamsdelen (hersenen, geslachtsorganen, hart). Dit alles in de overtuiging dat le pouvoir se mange ; om zich aldus onzichtbare krachten toe te eigenen. “

De denkbeeldige verglijding tussen de almacht over het fysieke lichaam en de absolute greep op het politieke lichaam kenmerkte eerder al Hitlers Derde Rijk en het Uganda van Idi Amin. Vandaag teistert dit soort waanzin niet alleen Ruanda, Liberia en Sierra Leone maar ook Kameroen.

Dat Kameroense autoriteiten veertien dagen geleden nog in een publireportage in Paris Match durven beweren dat het land “geen ballingen en ook geen politieke gevangenen meer telt (…) en de mensenrechten in ere hersteld zijn. ” is slechts hun zoveelste leugen.

Frank De Moor

De Kameroense president Biya en zijn gevolg geloven in een amalgaam van geheimzinnige inwijdingsrituelen, die almaar bloederiger worden.

Professor Jean-Marc Ela moest Kameroen ontvluchten en met hem werd het volk verder monddood gemaakt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content