Martha Balthazar
‘In memoriam EU: wie kan zijn handen nog in onschuld wassen?’
Wie niet wegkijkt, heeft gezien: de schipbreuk van ons allemaal.
Wanneer valt onze minuut stilte? Of blijft daar niets van over te midden van deze verstomming? Hoeveel mensen zwijgen we dagelijks dood? Kondigen we straks de rouw aan? Gaan alle Europese vlaggen halfstok? Durven we te treuren om zij wier bestaan we niet erkenden, zelfs voor de dood hen trof? Duiden we ook daders aan, of kunnen we enkel slachtoffers tellen?
70 dood gevonden, 500 dood vermist. Wie niet weg is, heeft de boot gemist. Wie vertrekt, is voor altijd verloren in de mazen van het net. Het continent met de grootste bek kijkt toe met een mond vol tanden. Het Westen is het noorden kwijt, het zelfverklaarde moreel kompas van de wereld kiepert stilletjes de ethiek over boord. Bang om te kapseizen, om koers te wijzigen, om na een lange geschiedenis van roven voor één keer de nederzetting te zijn. Laat de rest maar dwalen, zeggen ze vanaf de kade, de wetteloze wet van de sterkste is hard, maar wij hebben praatjes genoeg om het te verklaren. Wij zijn rotsvast van onze grenzen overtuigd, de rots in de zelfgemaakte branding. Eentje waar je je niet aan mag vastklampen maar keihard tegenaan moet rammen.
Afschrikkingspolitiek heet dat, de harde hand van Europa duwt van zich af wat het niet hebben kan. Terwijl dezelfde hand neemt, miserie uitbesteedt, mensen van hun land vervreemdt. Wie kan hier zijn handen nog in onschuld wassen? Zichzelf vrijpleiten met berekende onwetendheid?
Mensen aan bureaus zijn in de regel geen moordenaars. Wij zijn de leegte waarin wordt geschreeuwd, de stilte waarop het recht tot onrecht breekt. Het continent van ongebonden ondernemers en autonome denkers, van al die vrijemeningmensen, schikt zich uiteindelijk naar de machthebbers. We beslissen onze verkozen goden te geloven als ze zeggen dat het niet anders kan. Want ach ja, hulp die niet komt, is sowieso te laat. We vinden het wel erg, maar het is ook gewoon hoe het nu eenmaal gaat. 570 en we tellen door, de zee die we als slotgracht gebruiken kleurt vurig rood. De soldaten op het vasteland beweren het ook niet te weten. Ze wijzen naar elkaar, met vingers als geweren. Befehl ist Befehl en de moraal is maar banaal. Wie niet wegkijkt, heeft gezien: de schipbreuk van ons allemaal.
Martha Balthazar is theatermaakster. Haar column verschijnt tweewekelijks.