HOE MAGGIE DE BLOCK BOVEN ZICHZELF UITSTEEG

© FOTO'S STEPHAN VANFLETEREN

Een jaar geleden was het volkomen ondenkbaar dat Maggie De Block in de populariteitspolls Kris Peeters en Bart De Wever zou voorafgaan. En toch is het zo. Daarmee realiseert De Block iets waartoe zelfs stemmenkanonnen als Freya Van den Bossche en Ingrid Vervotte nooit in staat waren: als vrouw de populairste politicus (m/v) van het land te zijn.

Flashback naar januari 2012. Maggie De Block (Open VLD) is nog maar een paar weken staatssecretaris. Toch gaat ze al in op het verzoek voor een eerste interview, in De Morgen. Ze heeft het geweten. De krant tikt het gesprek woordelijk uit, inclusief alle fouten en dommigheden. Als De Block gangs (jeugdbendes) bedoelt, zegt ze gangbangs (groepsseks). De krant corrigeert dat niet zelf, maar zet de staatssecretaris in haar hemd. Naast dat interview komt er op de koop toe een snoeihard commentaar: ‘Staatssecretaris De Block leest haar plannen voor van een blad papier en kan hoofd- niet van bijzaken onderscheiden. (…) Een eigen visie? Niet gevonden in haar woordenbrij. Een echt concreet antwoord op concrete problemen? Onbestaande. Ja, ze is geraakt door de niet-begeleide minderjarigen die met honderden tegelijk ons land binnenkomen. Ja, ze wil daar wat aan doen. Wie niet?’

Spoel een kleine twee jaar door, tot oktober 2013. Dezelfde staatssecretaris De Block heeft de dag ervoor, zowat live in De zevende dag, de nochtans erg populaire asielzoeker Navid Sharifi terug naar Afghanistan laten repatriëren. De Morgen wijdt er opnieuw een commentaar aan. Ditmaal leest de tekst als het hoofdartikel van een Maggie-fanzine: ‘Maggie De Block wachtte een week met haar oordeel over Navid Sharifi. Ze sloeg toe op het moment dat haar tegenstanders al uitgeteld in de touwen lagen. Met één duim en de boodschap dat ze geen Romeinse keizerin wil zijn, kreeg De Block meer gezegd dan al haar opponenten samen. (…) Ze kreeg opnieuw talloze aanvragen voor interviews allerhande. Ze weigerde systematisch. Tot ze weer aanvoelt dat haar tegenstanders hard genoeg geroepen hebben en zij hen weer kan overvleugelen.’

Hoe heeft Maggie De Block het tij gekeerd? Waarom maakt ze intussen zo’n verpletterende indruk? Haar beleid krijgt nochtans veel kritiek. Oppositiepartij N-VA is niet onder de indruk van haar prestaties en vindt dat ze wel erg makkelijk wegkomt met veel te lage aantallen gerepatrieerden. En tegelijk krijgt ze om datzelfde asielbeleid een taart in het gezicht gesmeerd vanwege actievoerders die juist het omgekeerde eisen. Ze is tegelijk te zacht voor de enen en te hard voor de anderen.

Toch staat De Block in twee onafhankelijk van elkaar afgenomen peilingen op één en twee. Zoals Knack al schreef: leg het maar eens uit, van een relatief onbelangrijk regeringslid van een kleine coalitiepartner in een onpopulair kabinet. Bij de regeringsvorming van Di Rupo I in december 2011 is haar naam zelfs een kleine verrassing. De beste verklaring die journalisten voor haar benoeming kunnen vinden, is dat Open VLD-voorzitter Alexander De Croo zo Gwendolyn Rutten een pad in een korf wil zetten, een van zijn tegenkandidaten bij de voorzittersverkiezing van Open VLD. Volgens de cynische Wetstraatlogica schuift De Croo met De Block in Vlaams-Brabant ineens een nieuwe leading lady naar voren. Maar de figuur van De Block zelf haalt die uitleg onderuit. Zij is niet de dame met wie een jonge voorzitter snel probeert te scoren. Mogelijk is er dus een andere uitleg. Een die pas hout snijdt als je weet hoe Maggie De Block haar weg heeft gezocht en gemaakt.

Trouw aan het kompas

In 1999 komt ze vrij toevallig in het parlement. De VLD is voor haar verkiezingslijsten op zoek naar nieuw bloed, en De Block stelt zich per brief kandidaat. Ze presenteert zich als ‘huisarts, moeder van twee kinderen, stiefmoeder van twee katten en gehuwd’, en krijgt de vijfde plaats op de Kamerlijst. Dat is een zogeheten ‘strijdplaats’, met weinig reële kans om verkozen te worden. Maar vlak voor die verkiezingen barst de dioxinecrisis los. Die is fataal voor de meerderheidspartijen en geeft de oppositie een fenomenale boost. Ook de Open VLD profiteert ervan. Met 6910 temmen raakt zelfs Maggie De Block verkozen.

Haar verschijning in de Kamer gaat niet onopgemerkt voorbij. Aanvankelijk verwarren velen De Block met haar partijgenote Margriet Hermans. De gulle lach hebben de liberale parlementsleden met elkaar gemeen, de gewichtscategorie eveneens. Maar terwijl Hermans zich niet goed in haar vel voelt en een maagring laat plaatsen, aanvaardt De Block wie en hoe ze is. De neopolitica gaat in interviews zonder gêne in op haar ‘niet gestroomlijnde benen en niet te strakke vormen’.

Het is de tijd van de paarse opendebatcultuur. Toch profileert De Block zich vanaf dag één als een dossiervreter. Dat is niet evident. Als arts kent ze iets van gezondheidszorg en sociale zekerheid, en dat is in die jaren het jachtdomein van de socialist Frank Vandenbroucke. Probeer je tegen de populaire, alwetende en weinig tegenspraak duldende Vandenbroucke maar te profileren, als backbencher uit de meerderheid. De Block doet het, en na enige tijd haalt ze soms zelfs de pers. Wanneer bij de vorming van Paars II de portefeuille Sociale Zaken in handen komt van PS’er Rudy Demotte heeft De Block voldoende gezag om zich in het parlement te laten gelden als vaste tegenspeler van de minister. Oppositie binnen de meerderheid: dat trekt natuurlijk de aandacht. Haar ster rijst, langzaam.

Eén na één neemt ze socialisten in het vizier. In de eerste plaats Demotte: ‘Geld voor gratis condooms en de gratis pil is er – terwijl jongeren een veelvoud van de waarde ervan spenderen aan gsm’s -, maar voor de terugbetaling van innovatieve geneesmiddelen loopt België achter.’ Maar ze voert ook oppositie tegen de plannen van SP.A-voorzitter Steve Stevaert (De Block lust zijn kiwimodel niet: ‘Openbare aanbestedingen bedreigen innovatieve geneeskunde’), en tegen Vandenbrouckes maximumfactuur, nochtans hét SP.A-paradepaardje in de gezondheidszorg. In DeArtsenkrant vat De Block haar politieke optreden samen: ‘We zijn het beu dat de socialisten de discussie over het gezondheidsbeleid domineren.’

De Block schiet met scherp, maar zonder de wilde dadendrang die politieke cowboys als een Carl Decaluwé kenmerkte: wild in het rond schieten, in de wetenschap dat je toch iets of iemand raakt. Maggie De Block brengt uitgesproken liberale en soms zelfs klassiek ‘rechtse’ klemtonen in het sociale debat. Ze heeft een politiek kompas, en ze houdt haar koers aan.

Die opstelling kenmerkt niet alleen haar optreden in de Kamer, ze trekt ze ook door in haar opstelling tegen het brede publiek. Na een bijeenkomst met gehandicapten zegt ze: ‘Ik was getroffen door het getuigenis van de vrouw die vertelde dat ze niet rondkwam met haar uitkering, en dus maar tevreden moet zijn met haar oude kleren.’ Maar: ‘Toch mogen we ze niet wijsmaken dat ze zomaar hogere uitkeringen kunnen krijgen.’

Streng en sociaal: Maggie De Block heeft nooit iets anders verkondigd. Vanaf haar ongeveer gelijktijdige intrede in de politiek en het parlement bepleit ze een organisatie van de welvaartsstaat die verschilt van het paarse model. De Block wil dat de overheid strenger is en preciezer tussenbeide komt, minder met collectieve maatregelen maar met meer nadruk op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de burgers.

Zo worstelt ze zich in haar eigen partij naar boven. Zelfs naar Wetstraatnormen is de cultuur bij (Open) VLD er één voor en van macho’s, patsers onder elkaar. De Block beantwoordt bepaald niet aan het liberale rolmodel van ‘blonde bimbo met benen en brains’ – de duurdere Wetstraatversie van Dana Winner. En ze houdt haar mond niet. Wanneer de VLD in de aanloop naar de verkiezingen van 2003 een brochure uitbrengt over de liberale prestaties in Kamer en Senaat, pikt De Block het niet dat de vrouwen daarin over het hoofd worden gezien. Haar commentaar: ‘Jammer dat in de VLD-campagne de vrouwen in de “Slangenkuil” verdwijnen.’ Reactie van partijstrateeg Noël Slangen: ‘Aandoenlijk hoe parlementairen – van wie zelfs ik nog nooit heb gehoord – zich een onverslaanbaar electoraal wapen wanen.’

De tropenjaren

Intussen timmert Maggie De Block aan haar eigen weg. In 2003 is ze derde op de lijst. Ze behaalt 7721 stemmen, ongeveer 800 meer dan bij haar debuut. In 2007 mag ze lijsttrekker zijn, en ze verdubbelt haar persoonlijke score tot 14.486 stemmen. Maar de daaropvolgende regeringsvorming sleept aan, en nadien voelt Open VLD zich niet thuis in de regeringen-Leterme I & II en -Van Rompuy I. Voor parlementsleden als Maggie De Block zijn het geen makkelijke tijden. Ze heeft een zekere naam en reputatie, maar tegelijk hoort ze na acht parlementaire jaren nog altijd niet tot de tenoren van haar partij. En het topniveau lijkt stilaan afgesloten voor haar. Het duidelijkste signaal daarvoor is dat haar partij in 2008 voor Annemie Turtelboom kiest als de nieuwe minister van Asiel en Migratie in Leterme I. Turtelboom heeft als ex-christendemocraat geen liberale stamboom, is vijf jaar jonger dan De Block, en is zelfs niet verkozen geraakt in het parlement.

De Block doet wat ze de voorbije jaren heeft gedaan: in sociale dossiers andere klemtonen leggen dan de socialisten. Wanneer wijlen Michel Daerden als pensioenminister in een van zijn memorabele optredens zijn ‘groenboek’ komt voorstellen in het parlement, is Maggie De Block in haar wiek geschoten door de show van de PS’er. ‘Misschien hebt u vandaag hard gewerkt, maar u zult elke dag hard moeten werken. Je zou van een socialistisch minister toch op z’n minst mogen verwachten dat hij begaan is met een derde van de mensen met een pensioen die elke maand flirten met de armoedegrens?’

Zulke interventies vallen op bij de pers en worden gewaardeerd in de eigen partij, maar je kunt er als parlementslid geen carrière op bouwen. Maggie De Block lijkt niet meer boven zichzelf uit te kunnen stijgen. Wanneer de jonge voorzitter Alexander De Croo in de lente van 2010 ‘de stekker’ uit Leterme II trekt, zijn er signalen datDe Block een politieke has-been aan het worden is.

Zeker, in de ‘parlementaire rapporten’ van de kranten krijgt ze enige waardering. De Standaard noteert: ‘Maggie is gewoon keigoed, een kracht die absoluut onmisbaar is om het raderwerk van een fractie geolied te laten ronddraaien.’ En voor De Morgen is De Block ‘een groot lawaai, en zeker geen gemakkelijke tante. Wordt alom gewaardeerd omdat ze als lid van de meerderheid ministers duchtig het vuur aan de schenen durft te leggen en enorm actief is in de commissie Sociale Zaken’. Na elf jaar parlementair werk is dat dus de evaluatie: gewoon keigoed. Dat is net te weinig om erkend te worden als echt goed.

Maggie De Block mag ook niet meer de Kamerlijst trekken. Dat is, niet onlogisch, weggelegd voor de aftredende vicepremier Guy Vanhengel. De Block verhuist naar de tweede plaats. Op de koop toe geeft de kiezer de Open VLD een oplawaai. De Block ziet haar voorkeurstemmen bijna gehalveerd, tot 8040. Maar de tandem Vanhengel-De Block verliest in de kieskring B-H-V ‘slechts’ twee procent, waardoor de twee liberale zetels behouden blijven en De Block Kamerlid blijft. Als ze het even slecht hadden gedaan als de meeste andere Open VLD’ers, dan werkte Maggie De Block misschien al sinds juni 2010 weer als huisarts. Zo onzeker is het politieke bestaan.

Diëten en vermageren

Zo snel kan het dus ook keren, want bij de vorming van Di Rupo I is Maggie De Block ineens present als staatssecretaris. Staatssecretarissen: vaak stellen ze niet erg veel voor. Het zijn junior regeringsleden, altijd ’toegewezen’ aan een echte minister, en ze mogen maar aanwezig zijn aan de regeringstafel als een van ‘hun’ agendapunten op de dagorde staat. Zo is er jarenlang een staatssecretaris voor ‘personen met een handicap’ geweest, en die heet dan Gisèle Mandaila Malamba (MR) of Julie Fernandez-Fernandez (PS). Met het echte regeringsbeleid heeft dat weinig te maken. Maar met de (Vlaamse) staatssecretarissen in Di Rupo I is dat van meet af aan anders. Niet alleen Maggie De Block maar ook John Crombez (SP.A) en Hendrik Bogaert (CD&V) zijn geen anonieme meelopers. Dat is ook de bedoeling. Meteen na de eedaflegging liet premier Elio Di Rupo ‘zijn’ staatssecretarissen weten dat ze automatisch uitgenodigd zijn voor elke bijeenkomst van de regering, waardoor het verschil met ‘echte’ ministers erg klein is.

Nog een breuk met een taaie Wetstraattraditie: de drie Vlaamse regeringspartijen hebben beslist om dat staatssecretariaat toe te vertrouwen aan een politicus met inhoudelijke bagage. Crombez heeft het klappen van de zweep geleerd als federaal kabinetschef van de paarse vicepremiers Johan Vande Lanotte en Freya Van den Bossche. De Block en Bogaert hebben tijdens hun vrij lange parlementaire loopbaan naam gemaakt als ‘dossiervreters’. Alle drie spelen ze ver boven het gewicht dat de Wetstraat van staatssecretarissen gewoon is.

Het contrast met een aantal ‘paarse’ staatssecretarissen kan niet groter zijn. In 2003 stuwt Steve Stevaert de SP.A naar onverwacht electoraal succes. Zo belanden ineens veel meer ‘kameraden en gezellinnen’ in het parlement dan de eigen partijleiding heeft verwacht. Stevaert kan zich bijvoorbeeld de luxe veroorloven om bij de coöptatie voor de Senaat één SP.A-zetel te ‘geven’ aan Jacinta De Roeck van Agalev. De groene partij heeft de kiesdrempel niet gehaald, dus heeft ze ook geen federale verkozenen. Die weelde vertaalt zich opnieuw bij de regeringsvorming. Anissa Temsamani, een ‘mooie Marokkaanse’, is wat onverwachts verkozen. Ze heeft geen parlementaire ervaring, maar mag al naar de federale regering. Officieel wordt ze ‘staatssecretaris voor Arbeidsorganisatie en Welzijn op het werk’, in werkelijkheid past ze, dixit haar partijvoorzitter, als ‘een schone allochtone madam’ perfect in de SP.A-plaatje. Die partij wil zich graag positioneren als jong, stedelijk, bewust multicultureel, lief en onschuldig, en best sexy. Allemaal wat Maggie De Block vandaag niet is.

Maar na één futiele misstap is Temsamani staatssecretaris af. Ze wordt betrapt op een ‘leugentje’ – en zelfs dat niet helemaal – over een ‘kandidaatsdiploma’. Die informatie staat op een oud internetprofiel dat ze als regeringslid niet meer gebruikt. Maar wie alleen dient om het imago van de SP.A op te blinken, is volkomen onbruikbaar als ze dat imago dreigt te verstoren. Temsamani ligt eruit nog voor ze het beseft.

Kathleen Van Brempt neemt haar plaats in. Die is ook best jong en knap. Net zoals zoveel anderen. In het jaar dat De Morgen ‘Stevaert is God’ kopt, laten de beschikbare godinnetjes op de socialistische Olympus graag zien wat ze te bieden hebben. Samen met onder meer Monica De Coninck, Freya Van den Bossche en Caroline Gennez staat Kathleen Van Brempt in het ter ziele gegane blad Bonanza, in ‘lichte kledij’. De SP.A’sters zijn net zo ambitieus als de titel boven het interview: ‘De eerste vrouwelijke premier zal een van ons zijn’. In alle ernst noteert journalist Kris Hoflack: ‘Ze zijn mooi en niet op hun mond gevallen. Ze werken hard en bijten van zich af. Ze stralen erotiek en politieke gedrevenheid uit. Ze diëten nooit, maar ze willen wel vermageren en het politieke landschap herverkavelen.’ Vervolgens kwebbelen de dames erop los. Zo weet Gennez: ‘We moeten gewoon durven toe te geven dat er weinig knappe mannen aan politiek doen.’

Het was de tijd van het jeunisme, een door Herman De Croo geïmporteerd neologisme voor de ‘buitensporige voorrang aan de jeugd’. De liberale partijtop verplicht dat jaar Jaak Gabriels, Guy Vanhengel en Annemie Neyts tot ontslag als regeringslid: Bart Somers, Patricia Ceysens en Marino Keulen zijn jonger en dus beter. CD&V brengt in datzelfde jaar 2003 uit het niets een jonge ACV-secretaris in het parlement: al snel is Inge Vervotte Vlaams en federaal minister. En ineens is er ook niets meer. Een degout voor de politieke zeden binnen de federale regering doet haar bij de val van haar mentor Yves Leterme ontslag nemen: eerst als minister, nadien ook als Kamerlid.

Maar vooral de SP.A blijft vele jaren vele witte konijnen loslaten in de politiek. Iemand die kaderlid is bij een bank en ook directielid bij Amnesty International: het volstaat in 2005 voor SP.A-voorzitter Johan Vande Lanotte om van Bruno Tuybens out of the blue een staatssecretaris voor Overheidsbedrijven te ‘maken’, met voogdij over notoir moeilijk te coachen instellingen als De Post, de NMBS en de Nationale Loterij. In 2009 plukt Caroline Gennez Ingrid Lieten weg bij De Lijn om in de Vlaamse regering te gaan zitten. Of een gewaardeerde ceo van een overheidsbedrijf het ook kan maken als minister, zal bij de verkiezingen van 2014 blijken. Voorlopig is er van Ingrid Lieten hoog in de polls geen spoor. Ook hoogleraren als Christine Van Broeckhoven en Marleen Temmerman zijn in de loop der jaren voor SP.A in Kamer en Senaat opgedoken. Ze zijn intussen weer verdwenen. Hetzelfde is dit jaar gebeurd met Rik Torfs en zal in 2014 het lot zijn van Eva Brems: zij zijn parlementaire passanten van CD&V en Groen.

Maggie De Block heeft nooit de cover van Bonanza gehaald. Ze heeft nooit van zichzelf gezegd hoe knap ze is, noch neerbuigend gedaan over lelijke mannen. Intussen heeft ze de meeste babes overleefd of overvleugeld. Binnen en buiten haar partij. De vrouwen en de mannen. Op de weegschaal weegt ze misschien evenveel als een paar babes samen, maar nu doet ze dat ook in het parlement, en straks misschien aan de stembus. En intussen houdt ze vol. Ze laat zich niet overweldigen door haar eigen degout zoals Vervotte, ze blijft pal bij tegenwind. Maar anders dan Temsamani destijds heeft De Block wel kunnen rekenen op de steun van haar voorzitter. Op de nieuwjaarsreceptie van Open VLD in 2012, vlak na dat eerste desastreuze ‘interview’ in De Morgen, doet Alexander De Croo wat geen enkele partijvoorzitter durft: hij valt de pers aan. ‘Het moet me van het hart. De manier waarop Maggie De Block de afgelopen weken is aangepakt, vind ik schandalig.’ Ineens scandeert iemand achterin haar naam. En de zaal neemt over: ‘Mag-gie. Mag-gie. Mag-gie.’ Bij de nieuwjaarsreceptie begin dit jaar is dat opnieuw het geval. En bij het recente Open VLD-congres was Gwendolyn Rutten de partijvoorzitter, en Maggie De Block de vedette.

Of die populariteit zal blijven duren, of Maggie De Block haar état de grâce zelfs maar tot juni 2014 kan doortrekken, dat blijft koffiedik kijken. Het voorbeeld van haar ex-partijgenoot Jean-Marie Dedecker leert haar ook hoe kortstondig de volkswil kan zijn, hoe grillig de peilingen, hoe wisselvallig ook de steun in de pers. Haar plotse populariteit vertelt vooral niet of Maggie De Block intussen een goed minister is met een deugdelijk beleid.

Als De Blocks eerste plaats in de peilingen iets leert, dan wel dat politiek een vak is. Dat wie de tijd heeft genomen of gekregen om het onder de knie te krijgen, er op termijn meer voordeel mee kan doen dan snelle passanten. De lange mars door de instellingen is geen voorwaarde om populair te zijn, maar ze geeft politici wel een basis. Kijk maar naar een aantal namen met nog veel meer betekenis dan die van De Block. Zie Leo Tindemans. Zie Louis Tobback. Zie Jean-Luc Dehaene. Zie Guy Verhofstadt. Zie zelfs Steve Stevaert, die zogezegde ‘komeet’ van 2003, die wel al sinds 1982 gemeenteraadslid was, dan bestendig afgevaardigde werd, parlementslid, burgemeester, minister en partijvoorzitter. Pas dan won hij de federale verkiezingen: na 21 jaar politieke training. Als De Block al in een galerij hoort, dan eerder in die van de klassieke politici dan in die van de gezellige dikkerds, de underdogs, de in de media gepimpte vedetten van één dag.

In die zin is de recente populariteit van Maggie De Block een goede zaak voor de politiek in het algemeen en het parlementaire bestel in het bijzonder.

DOOR WALTER PAULI , FOTO’S STEPHAN VANFLETEREN

Ze schiet met scherp, maar zonder de wilde dadendrang van de politieke cowboys.

Streng en sociaal: Maggie De Block heeft nooit iets anders verkondigd.

De Block heeft de meeste babes overleefd of overvleugeld. Binnen en buiten haar partij. De vrouwen en de mannen.

Partner Content